‘Ik wil heel duidelijk zijn: de VS martelen niet. Het druist in tegen onze wetten en tegen onze waarden’, zei George Bush in een toespraak in september 2006. ‘Nonsens’, zegt onderzoeksjournalist Stephen Grey. ‘De VS besteden het folteren uit aan staten als Syrië en Oezbekistan.’ Grey bracht de geheime CIA-vluchten van gevangenen naar hun beulen in kaart, en stelde vast dat Europa zich van den domme hield. ‘Ook in België zijn er CIA-vliegtuigen geland. Als jullie Staatsveiligheid goed werkt, moet ze daarvan op de hoogte zijn.’
Na de aanslagen van 11 september 2001 gonsde het van de geruchten over honderden verdachten die op bevel van de Amerikaanse regering door de CIA naar detentiecentra buiten de VS zouden worden gevlogen, om hen ver weg van ongenode pottenkijkers te ‘ondervragen’. Er was sprake van de overdracht van gevangenen aan Egypte, Syrië en Jordanië, landen met een zeer kwalijke reputatie op het stuk van marteling. De geheime CIA-vluchten zouden via Europese luchthavens en met medeweten van Europese regeringen gebeuren. De geruchten over het Amerikaanse extraordinary rendition programme – het buitengewone uitleveringsprogramma – werden af en toe bevestigd door rapporten van mensenrechtenorganisaties, maar daar bleef het bij. Tot de Britse onderzoeksjournalist Stephen Grey zich in 2003 vastbeet in de zaak. ‘Ik werkte als hoofd van het onderzoeksteam van The Sunday Times en hoorde voortdurend geruchten over illegale CIA-vluchten’, zegt hij. ‘Maar niemand ging er echt achteraan, terwijl ik van in het begin het gevoel had dat dit een bijzonder groot verhaal was. De gevangenis in Guantánamo Bay op Cuba leek al zo schokkend, maar het zou maar een klein deeltje van een veel groter systeem zijn. Op andere plaatsen over de hele wereld zouden duizenden andere mensen vastgehouden worden. In de jaren na 9/11 bleef het maar zoemen, zonder dat er bewijs geleverd werd. In 2003 gaf ik mijn job op en ging freelancen. Ik schraapte al mijn spaarcenten bijeen en investeerde ze in mijn onderzoek, met het vaste voornemen om dat hele uitleveringsprogramma bloot te leggen.’
Met succes. In zijn onlangs verschenen boek Ghost Plane: The Inside Story of the CIA’s Secret Rendition Programme beschrijft Stephen Grey het relaas van de geheime CIA-vluchten die op bevel van de regering-Bush gevangenen voor ondervraging naar hun beulen brengen.
Ik ontmoet Stephen Grey in de lounge van het Charing Cross Hotel in Londen. ‘Dit is een erg symbolische plaats’, zegt hij. ‘Aan dat tafeltje daar sprak wijlen David Kelly in mei 2003 in het allergrootste geheim met toenmalig BBC-journalist Andrew Gilligan over de opgeklopte rapporten over massavernietigingswapens in Irak. Deze bar is ook de favoriete ontmoetingsplaats van Britse geheim agenten. Je kunt er gif op innemen dat de heren aan die tafel in de hoek spionnen van MI5 zijn, die eventjes komen bijpraten.’
Tijdens de research voor zijn boek heeft Grey in discrete bars als die van het Charing Cross met heel wat Amerikaanse geheim agenten gepraat over het extraordinary rendition programme. Hij is er ook in geslaagd om vrijwel alle geheime CIA-vluchten in kaart te brengen. ‘Ik dacht eerst dat het onmogelijk was om de CIA-vliegtuigen te traceren, maar het is me toch gelukt. Tegenwoordig is alles geïnformatiseerd, zelfs geheime vluchten, waardoor er altijd sporen achterblijven. Ik heb hulp gekregen van mensen die toegang hebben tot die zeer geheime informatie. In de VS kun je alle vluchtgegevens gewoon op het internet vinden; in Europa heb je een insider nodig. Daar komt bij dat de CIA ontzettend veel fouten gemaakt heeft. Ze gebruikten altijd dezelfde vliegtuigen, met identieke registratienummers. Ze waren ongelooflijk laks. In Amerika is de toegang tot de website van Air Traffic Control vrij, maar wie als vliegtuigeigenaar geen nieuwsgierige blikken van buitenaf wil, kan de informatie over zijn vluchten laten blokkeren. Een fax volstaat. De CIA vergat om dat voor haar spookfirma’s, Premier Executive Transport Services en Aero Contractors, te doen. Premier en Aero waren zogenaamde privéjetoperators waarvan de luxueuze jets fulltime vermeende moslimterroristen naar verre gevangenissen vervoerden. Als Premier en Aero volgeboekt waren, charterde de CIA Gulfstreams van externe firma’s zoals Presidential Aviaton.’
In het dankwoord van uw boek verontschuldigt u zich bij de CIA-agenten met wie u gesproken hebt. ‘Velen van hen zullen het radicaal oneens zijn met mijn conclusies’, schrijft u. Hebt u ondertussen al woedende reacties gekregen?
STEPHEN GREY: Niet echt. Zoals elke overheidsinstelling heeft de CIA zijn fracties en divisies. Sommige agenten zijn erg boos geworden, en anderen zijn geschrokken van mijn onthullingen. Nogal wat CIA-mensen vinden dat ik maar een onderdeel van hun activiteiten eruit licht, dat ik verzwijg dat ze zoveel ‘goede’ dingen doen, en daardoor hun naam besmeur. ‘De CIA is niet alleen met foltering bezig, stupid‘ – die toon. En dan zijn er anderen die toegeven: ‘Als een journalist erin slaagt om heel deze ellende uit te spitten, verdienen we het om gepakt te worden.’ Je zou ervan verbaasd staan hoeveel mensen binnen de CIA radicaal gekant zijn tegen dit rendition programme. Zelfs agenten die er actief aan meegewerkt hebben, vinden het onaanvaardbaar. Ze hebben de samenwerking met ‘schurkengeallieerden’ al eerder meegemaakt, en weten waar dat toe leidt. Denk maar aan de steun indertijd aan de contra’s in Nicaragua. De CIA heeft een bijzonder lange geschiedenis in het outsourcen van de donkerste hand- en spandiensten aan aangebrande regimes. Het is een oude Amerikaanse gewoonte om anderen het vuile werk te laten opknappen. De moord op Che Guevara werd gecoördineerd door de CIA, maar ze huurden een privémilitie in om de job uit te voeren. Rendition in zijn moderne vorm heeft zijn basis in 1995, onder president Bill Clinton. Na het einde van de Koude Oorlog zat de CIA in geldnood. Ze kon de regering niet overtuigen van de dreiging van het moslimterrorisme en van de noodzaak aan meer middelen om terroristen op te sporen en in Amerika te berechten. Daarom werd er een alternatief bedacht om gezochte terroristen van de straat te plukken en over te brengen naar andere landen, waar ze zouden worden gevonnist. Clinton tekende daarvoor een presidentieel besluit, en de eerste renditions waren een feit.
De aanslagen van 11 september 2001 waren de aanleiding om het rendition programme drastisch uit te breiden?
GREY: Ja. Het was volop crisis. De CIA en de regering beseften dat er nauwelijks informatie voorhanden was over Al-Qaeda. De geheime dienst had een wanhopig tekort aan inlichtingen, een schrijnend gebrek aan geld, en geen mensen die een infiltratiejob aankonden, of op z’n minst twee woorden Arabisch spraken. Op 17 september 2001 vaardigde president Bush een richtlijn uit waardoor de teugels van het uitleveringsprogramma stevig gevierd werden. Na de inval in Afghanistan verzamelden de Amerikaanse troepen enorm veel gevangenen. Die moslimstrijders voor de rechter brengen, was het minste van hun zorgen. De CIA wou zoveel mogelijk informatie uit hen los krijgen. De belangrijkste verdachten wilde the firm ondervragen in geheime gevangenissen in Afghanistan, de zogenaamde black sites. Waar die zich precies bevinden, blijft gissen, maar dat er een paar in Afghanistan zijn, is zeker. De toevloed van gevangenen was zó groot dat de CIA besloot om het gros van hen te transporteren naar andere landen.
Ze werden op transport gezet naar landen als Syrië, Jordanië, Marokko, Egypte en Oezbekistan?
GREY: Juist. En nadat de relaties tussen president Muammar Khaddafi en de VS hersteld waren, kwam ook Libië erbij. Niemand van de CIA of van de Bushadministratie maakt zich enige illusies over de aard van een regime zoals dat in Oezbekistan. Dat land wordt nog steeds gerund door stalinistische communisten, die er al jaren de macht in handen hebben. Het regime is zeer bruut en gewelddadig, en martelt er lustig op los. Daar bestaan harde bewijzen van. Ze gebruiken er middeleeuwse foltertechnieken, en doen wat Dzjengis Khan hen voordeed: mensen levend koken. De Amerikanen weten perfect wat er in Oezbekistan gebeurt. Zolang ze via Oezbekistan vrije toegang krijgen tot Afghanistan, tolereren ze alles wat de Oezbeekse dictator Islam Karimov uitspookt.
De CIA stuurde veel mensen naar de gevangenissen van Oezbekistan, Syrië, Jordanië, Marokko en Egypte om van hen af te zijn. Het was in het begin niet de bedoeling dat ze ‘ondervraagd’ werden, maar vrij snel groeide bij het agentschap de belangstelling voor de gruwelijke ondervragingsmethoden en -technieken van die landen. George Tenet, de vorige CIA-baas, heeft net een boek geschreven waarin hij categorisch stelt: ‘We sturen geen gevangenen naar andere landen voor ondervraging.’ Op een andere plaats in zijn boek spreekt hij zichzelf tegen, als hij het heeft over Ibn al-Sheikh al-Libi, die in december 2001 in Pakistan opgepakt is en die volgens Tenet de allerbelangrijkste gevangene voor Amerika is, omdat hij een kampcommandant van Al-Qaeda was. Tenet schrijft letterlijk dat Al-Libi naar Egypte gevlogen werd ‘voor verdere debriefing’. Daar moet ik toch geen tekening bij maken? Vóór 9/11 werden gevangengenomen vermeende terroristen naar die landen gestuurd om van hen af te zijn, om ze uit te schakelen. Nu worden ze daar naartoe gestuurd om te worden ‘ondervraagd’. Dat is het grote verschil.
Mohammed Haydar Zammar, een Duitser van Syrische origine, was ook een sleutelgevangene die na 9/11 opgepakt werd. Hij was in december 2001 in Marokko met vakantie toen hij ontvoerd werd door de Amerikanen. Hij werd ervan verdacht lid te zijn van de Hamburgcel, de groep rond kaper Mohammed Atta. Hij was op dat moment een van de belangrijkste gevangenen, iemand die misschien wel rechtstreeks betrokken was bij de aanslagen. Hij werd naar de Palestine Branch in Syrië gevlogen, waar de Syrische beulen hun werk konden doen. En dan is er het verhaal van de Ethiopiër Binyam Mohamed. Hij werd opgepakt in Pakistan en werd ervan verdacht betrokken te zijn bij het zogenaamde vuilebomcomplot in Amerika. Binyam werd naar Marokko gevlogen, en in handen gegeven van Marokkaanse folteraars.
De gedachte ‘als we die terroristen folteren, komen we misschien aan belangrijke informatie die Amerikaanse levens kan redden’, deed na 9/11 opgeld onder veel Amerikanen, ook bij opiniemakers en verantwoordelijken. Ze wilden dat de verdachten ondervraagd werden, en ze wilden een ondervrager die resultaten kon boeken. Ik denk niet dat de CIA-agenten de beulen in Syrië of Egypte aanmoedigden om te folteren, maar ze wisten wel heel goed dat het zou gebeuren. Hun ideeën van wat aanvaardbaar was, veranderden dramatisch na 11 september.
Waren ze zich er dan niet van bewust dat informatie die door foltering verkregen wordt waardeloos is?
GREY: Als het over lichamelijk folteren gaat, geven veel CIA-mensen je misschien gelijk. Maar de meesten zien geen graten in zware vormen van mentale foltering, waarbij gevangenen jarenlang geen enkel ander gezicht zien dan dat van hun beulen. De agenten kenden de reputatie van de Egyptenaren en de Syriërs en wisten dat zowel het lichamelijke als mentale folteren onvermijdelijk was. Hun ogen waren wijd open.
Bush en de regering gaven hun zegen. De president liegt als hij zegt dat Amerika geen mensen naar landen stuurt die folteren. De CIA-verantwoordelijken voor het rendition programme hebben het Witte Huis en de Nationale Veiligheidsraad geïnformeerd, en hebben hen gezégd dat gevangenen gefolterd worden. De voormalige nationale veiligheidsadviseur, Condoleezza Rice, was van alles perfect op de hoogte.
U hebt gepraat met vermeende moslimterroristen die door CIA-agenten ontvoerd zijn, en met een businessjet naar Egypte of Marokko gevlogen werden om daar gefolterd te worden. Hoe betrouwbaar zijn die getuigenissen?
GREY: Mijn onderzoek naar de geheime vluchten van de CIA vormt het bewijs dat die mensen een steekhoudend verhaal vertellen. Als iemand zegt: ‘Ik werd eerst door gemaskerde Amerikanen naar Marokko gevlogen, daarna naar Afghanistan, en vervolgens naar Syrië’, dan heb ik de vluchtgegevens die dat kunnen bewijzen. Het hele uitleveringsverhaal kan dankzij de vluchtgegevens perfect in kaart worden gebracht. Er wordt altijd gezegd dat terrorismeverdachten die opgepakt worden en daarna vrijkomen hun verhalen over marteling van de daken schreeuwen. Dat is niet mijn ervaring. De ex-gevangenen die ik gesproken heb, waren zeer terughoudend om over hun folterervaringen te vertellen, want martelen is een zeer vernederende procedure. Mensen schamen zich over wat met hen gebeurd is, over de seksuele vernederingen en over het gedwongen verraad dat ze hebben moeten plegen tegenover vrienden en familie. Het heeft me veel moeite gekost om de slachtoffers ervan te overtuigen om toch te praten. Ik liet hen plannen tekenen van de foltertuigen, en gedetailleerde kaarten van de gevangenissen, en die beschrijvingen heb ik vergeleken met getuigenissen van anderen, en met video’s die uit de gevangenissen gesmokkeld zijn.
Veel Europese regeringen en geheime diensten hebben de CIA-vluchten in hun luchtruim en op hun luchthavens getolereerd. Hebben sommigen aan het rendition programme meegewerkt?
GREY: Ja. Na 11 september bezwoeren de Amerikanen hun Europese bondgenoten dat al die operaties nodig waren in de War on Terror. De Europeanen gingen helemaal mee in de don’t ask, don’t tell-policy. Ze zeiden tegen de Amerikanen: ‘Vertel ons niet waar je mee bezig bent, dan zullen wij je geen vragen stellen.’ De Europese regeringen waren zelfs blij dat ze met de CIA mochten meespelen. Maar zodra de geruchten over de geheime vluchten zich begonnen te verspreiden, wilden ze er niets meer mee te maken hebben. In december 2001 werkten de Zweedse autoriteiten actief mee met de CIA aan de ontvoering van de Egyptenaren Mohammed al-Zery en Ahmed Agiza. Ze wilden van hen af, en daarom lieten ze toe dat de gemaskerde agenten van de CIA de twee Egyptenaren kidnapten en in een Gulfstreamvliegtuig naar Caïro vlogen. In eerste instantie probeerden afgevaardigden van de Zweedse overheid die twee mensen in de gevangenis te bezoeken. Maar zodra Al-Zery en Agiza begonnen te klagen over marteling, moffelden de Zweden het bewijsmateriaal weg, belogen ze hun eigen parlement en de VN.
Het Italië onder Silvio Berlusconi was dan weer betrokken partij bij de ontvoering en uitlevering in februari 2003 van de Egyptische politieke vluchteling Abu Omar. Hij werd gekidnapt in Milaan, en via het Duitse Ramstein naar Caïro gevlogen, waar hij maandenlang gefolterd werd. Berlusconi en zijn geheime dienst waren volledig op de hoogte van die operatie, en hadden in feite de hele toestand zelf aan de CIA voorgesteld. Ze deden geen enkele poging om te achterhalen wat er naderhand met Omar gebeurde. Ik heb geen bewijzen dat andere Europese landen toestonden dat hun inwoners voor foltering ontvoerd werden, maar ze werkten wel mee met het hele systeem. Ze gaven vliegtuigen toestemming om over te vliegen, en wat nog belangrijker is: ze gaven essentiële inlichtingen voor renditional operations door aan de CIA.
Loopt het rendition programme nog steeds?
GREY: Tot hiertoe zijn er duizenden CIA-vluchten geweest, en het gaat onverminderd door. De focus heeft zich verlegd van Europa naar de hoorn van Afrika. In Europa zijn er te veel problemen, met arrestatiebevelen, parlementaire onderzoeken en lastige vragen. Gevangenen worden naar Ethiopië gevlogen, om daar te worden gefolterd en ondervraagd. De gruwel heeft zich gewoon verplaatst.
STEPHEN GREY, ‘GHOST PLANE: THE INSIDE STORY OF THE CIA’S SECRET RENDITION PROGRAMME’, UITGEVERIJ HURST EN CO, LONDEN, 384 BLZ., 24,55 EURO.
DOOR JAN STEVENS