Vaak voelt hij zich ‘een Russisch dissident’. Commentator Luc Van der Kelen van ‘Het Laatste Nieuws’ over ‘de sovjettrekjes van paars?groen’, het circus Slangen, racistische praat in logetempels, en zijn warme gevoelens voor prins Laurent.
Zijn commentaar wordt gevreesd, en niet alleen omdat Het Laatste Nieuws met een oplage van bijna driehonderdduizend exemplaren veruit de grootste krant van Vlaanderen is. Hij kan tamelijk onverwacht uit de hoek komen. ‘Het valt niet mee om iedere dag wakker te worden met het besef dat je ergens een mening over zult moeten hebben’, geeft hij toe. Maar er is genoeg om je aan te ergeren of je over te verbazen. En als hij het echt niet meer weet, dan laat hij de Wetstraat de Wetstraat en schrijft hij een weemoedig stukje over de dood van Gilbert Bécaud.
Interviewen we nu een journalist of een commentator?
Luc Van der Kelen: Ik ben het allebei. Maar de laatste jaren ben ik natuurlijk vooral gegroeid in mijn functie als commentator. Dat viel niet toevallig samen met de groei van Het Laatste Nieuws.
Hebben commentatoren macht?
Van der Kelen: Ik vrees van wel, en ik ervaar dat soms als een grote last. Het geeft mij een bijzonder unheimisch gevoel als ik merk dat politici hun beleid laten bepalen door stukjes in kranten. Als Yves Desmet en ik schrijven dat een politicus niet deugt, kan hij zijn carrière wel vergeten. Dat is geen gezonde situatie. Ik wilde al journalist worden toen ik twaalf was, en ik herinner me nog goed dat ik toen dacht: als ik maar nooit word zoals Manu Ruys. Niet omdat ik geen respect heb voor Ruys – ik vind hem een boeiende man, al ben ik het vaak niet met hem eens. Wat mij stoorde was dat hij bij wijze van spreken met één hoofdartikel de CVP-voorzitter kon doen struikelen. Een commentator moet niet voor politicus willen spelen. En dus onthoud ik me soms van commentaar. Ik heb bijvoorbeeld níét geschreven dat Louis Bril een slecht kandidaat-minister was.
Maar u dacht het wel.
Van der Kelen: Ik vond dat er überhaupt geen tiende minister moest komen in de Vlaamse regering, maar of dat nu Bril geworden was of een ander was voor mij van ondergeschikt belang. Uit ervaring weet ik dat politici rekening houden met wat wij schrijven. Daarom is het ook een goede zaak dat de redactie van Het Laatste Nieuws niet in Brussel maar in Kobbegem zit. Die afstand weerhoudt mij ervan voortdurend op feestjes te komen waar politici en journalisten elkaar met de voornaam aanspreken en op de schouders kloppen. Boven de Wetstraat staat een grote glazen stolp. Binnen die stolp leven zo’n drieduizend mensen en die bepalen alles. Ik probeer daarbuiten te blijven. Ik noem mezelf een Russisch dissident binnen het systeem. Als je toch ziet hoe de paars-groene regeringen met de pers omgaan – dat heeft soms trekjes van het sovjetregime.
Gaat u rustig verder. Maar overdrijft u niet een beetje?
Van der Kelen: Nee hoor. De journalisten zijn de clowns die mogen meespelen in het circus Slangen. Aan de kassa zit meneer Slangen en die telt zijn geld. Twee jaar heeft het circus vol gezeten: geen plaatsje onbezet. En wie treedt er op? De politici, als acrobaten en jongleurs en messenwerpers. Af en toe gooit er eentje mis: lap, Sabena is dood! Het publiek applaudisseert, en de journalist is de applausmeester die de sfeer erin moet houden. Weigert hij die rol, dan wordt hij een Russische dissident die dus vernietigd moet worden. Politici gedragen zich steeds meer als kleine keizertjes. Julius Caesar heeft destijds zijn De bello gallico ook niet zelf geschreven natuurlijk. Politici laten hun politieke oorlogen beschrijven door journalisten die men inhuurt en wegkoopt om de gedachten van politici fraaier te verwoorden – omdat ze het zelf niet kunnen waarschijnlijk.
U hebt het nu over Dirk Achten en Yves Desmet die met Johan Van Hecke en Karel De Gucht in conclaaf gingen om ‘Het einde der pilaren’ te schrijven?
Van der Kelen: Ik noem geen namen van collega’s. Men klaagt tegenwoordig over de invloed van mijnheer Van Ypersele (Jacques van Ypersele de Strihou, de kabinetschef van de koning, nvdr), maar ik ken mensen die zich in Toscane gedragen hebben als kleine Van Yperseles. Het geschiedde dan weliswaar niet achter paleismuren, maar wel duizend kilometer hier vandaan, waar niemand hen zag. Ik vind dat heel kwalijk: een combine waarbij journalisten worden ingehuurd als ghostwriters voor politici, vervolgens de primeur krijgen voor hun krant en daar dan weer commentaarstukken over schrijven. Het is ook een manier om nieuws te maken natuurlijk.
Journalisten mogen hun pen niet lenen aan politici?
Van der Kelen: Nee. Journalisten behoren aan de overkant van de macht te staan.
En dat zegt Luc Van der Kelen, die zelf een boek heeft geschreven voor Aimé Desimpel.
Van der Kelen: Laten we zeggen dat ik inmiddels tot andere inzichten ben gekomen. Ik vond dat tóén niet zo’n probleem omdat Aimé Desimpel toch meer zakenman dan politicus is. En ik heb er me goed voor laten betalen.
Wat schuift dat, zo’n boek voor Desimpel?
Van der Kelen: Ik heb daar toen 350.000 frank (zo’n kleine 9000 euro) voor gekregen. Keurig aangegeven aan de belastingen. Als je de prijs zo hoog zet, is het duidelijk dat het om een louter zakelijke relatie gaat. Toch zou ik het vandaag niet meer doen. Ik besef nu dat journalisten zich moeten hoeden voor een te grote camaraderie met politici.
Maar u bent wel kind aan huis bij Herman De Croo in Michelbeke.
Van der Kelen: Het zal u verbazen, maar ik ben geen politieke vriend van De Croo. Hij is een persoonlijke vriend. Ik heb over De Croo ook wel eens commentaren geschreven waar hij niet zo blij mee was.
In het debat over de Nieuwe Politieke Cultuur nam u hem wel erg nadrukkelijk in bescherming. Een citaat uit 1996: ‘Ik neem het deze generatie politici kwalijk dat ze de Wetstraat tot een Belgische versie van Mooi en Meedogenloos laten verworden. Ik neem het de politici, de partijen en de journalisten kwalijk dat ze het cynisme zo ver drijven om mensen die in geen tien jaar bestuurd hebben vandaag tot vijand nummer één te proclameren. Dutroux of De Croo? Dutroux! Dutroux of de laatste humanist in de politiek? Dutroux! Dat is cynisme van het zuiverste soort.’
Van der Kelen: Soms moet je als commentator de dingen scherp durven stellen. Ik schaam me niet voor mijn emoties. Als ik bijvoorbeeld zie wat er bij Sabena gebeurt, dan breekt mijn hart en ik vind dat de lezer dat mag weten. Je kunt niet altijd zakelijk en afstandelijk schrijven als er mensen mee gemoeid zijn. Om terug te komen op dat citaat: ik vond het aberrant wat er toen gebeurde. Plotseling was De Croo een oude krokodil die moest worden uitgeschakeld. Wat zo’n Van Quickenborne – een van de betere demagogen in dit land – toen niet allemaal uitkraamde! Het debat ging toen niet over politiek maar over personen.
Wordt u vaak gebeld door politici?
Van der Kelen: Meer dan mij lief is. Ik heb in De Zevende Dag wel eens gezegd dat de premier mij in alle kamers van mijn huis al gebeld heeft, inbegrepen het kleinste kamertje. En dat was geen boutade. Onder Jean-Luc Dehaene heb ik zoiets nooit meegemaakt. Er zijn er meer die regelmatig aan de telefoon hangen: Karel De Gucht, Rik Daems, een enkele keer ook Patrick Dewael.
Allicht niet toevallig allemaal VLD’ers. Die beschouwen ‘Het Laatste Nieuws’ tot nader order als een liberale krant.
Van der Kelen: Daar heeft het niets mee te maken. Ze bellen evengoed de collega’s van de VRT of VTM. Siegfried Bracke of Klaus Van Isacker kunnen u precies hetzelfde verhaal vertellen. Ik denk dat politici vaak een wat onvolwassen persoonlijkheidsstructuur hebben. Ze hebben behoefte aan zelfbevestiging. En ze hebben natuurlijk allemaal gezien hoe desastreus de ervaring van Dehaene met de pers is geweest. Dat was de reden waarom hij de dioxinecrisis niet kon overleven.
Is ‘Het Laatste Nieuws’ geen liberale krant meer?
Van der Kelen: Nee. We zijn al heel lang ontzuild. We zijn een neutrale krant, met een groot vrijheidsgevoel – zeker sinds de vernieuwingsoperatie van vijf of zes jaar geleden.
Bestaat er niet nog altijd een soort protocol dat de redactie moet naleven?
Van der Kelen: Dat is een overblijfsel uit het verleden. Dat protocol bepaalt dat wij schrijven binnen het kader van de Conventie van Oxford: respect voor mensenrechten, voor de vrijheidsgedachte en het zelfbeschikkingsrecht van het individu. Dat zijn natuurlijk basiswaarden die niet alleen door de VLD worden verwoord. Ik vind die evengoed terug bij mensen als Bert Anciaux of Steve Stevaert of noem maar op.
In uw zusterkrant ‘De Morgen’ noemde Yves Desmet ‘Het Laatste Nieuws’ ‘de spreekbuis van de oppositie’.
Van der Kelen: Sterker nog: een pur sang oppositiekrant. Daar waren we heel blij mee. Het bewijst onze onafhankelijkheid. Ik moet toegeven dat ik nog nooit zo populair geweest ben in CVP-kringen als tegenwoordig, maar ik heb Stefaan De Clerck gewaarschuwd: wacht maar tot jullie aan de macht zijn, dan sta ik opnieuw aan de andere kant.
U hebt nooit een geheim gemaakt van uw lidmaatschap van de loge.
Van der Kelen: Waarom zou ik? Ik ben een heel religieus mens, met een hang naar het mystieke. En dat vind ik terug bij de loge. Maar de loge is ook niet meer wat ze geweest is. We hebben daar net zo goed een rekruteringsprobleem als in de kerk. Men initieert zijn vrienden, zijn kennissen, zijn familieleden: ons kent ons. Het is één groot nepotistisch verhaal aan het worden. Sommige werkplaatsen lijken verdacht veel op een afdeling van de Lions Club.
Men eet wat, men drinkt wat?
Van der Kelen: Je kunt niet alle loges over één kam scheren. Als het goed is, heb je er ook een stuk religieuze beleving. Je sluit je af van de wereld, en daardoor alleen al treedt er een bevrijdend gevoel op. De rituelen zijn belangrijk.
Draagt men een schort?
Van der Kelen: Men draagt een schort.
Heeft men iets op zijn hoofd staan?
Van der Kelen: Men heeft niets op zijn hoofd staan.
Doet men aan politiek?
Van der Kelen: Die tijd is voorbij. We leven niet meer in de negentiende eeuw, toen er nog wetten geschreven werden in de loges. Nu worden er niet alleen geen wetten meer geschreven, er worden zelfs nog amper ideeën uitgewisseld. Er heerst bij de loge een verregaande vorm van ideeënarmoede: ik merk ook dat – zeker in Antwerpen – veel loges geïnfiltreerd worden door het Vlaams Blok. Ik ga regelmatig spreken in Franstalige loges in Brussel en in Wallonië en daar is de sfeer toch heel anders. Veel opener en internationaler. In mijn Antwerpse loge hoor ik soms dezelfde racistische praat als aan de toog in donkerbruine cafés.
U bent een verklaard tegenstander van Karel De Guchts plannen om de VLD om te vormen tot een ‘brede volkspartij’. Het verhaal wil dat daar in logekringen nogal wat commotie over is ontstaan.
Van der Kelen: Niet alleen in logekringen, ook in kringen van de VLD. Ook binnen de partij is er een sterke tegenbeweging.
U moest voor een vierschaar verschijnen.
Van der Kelen: U bedoelt: voor de bloedraad.
Pardon?
Van der Kelen: Grapje! Op het eigenste moment dat de heer De Gucht en Johan Van Hecke hun boek voorstelden, heb ik een gesprek gehad met een aantal mensen van de Stichting Het Laatste Nieuws (een stichting die waakt over de ‘identiteit’ van de krant, nvdr). Laten we zeggen dat ze een beetje verontrust waren door de scherpte van mijn geschriften.
Een poging tot censuur?
Van der Kelen: Zo zou ik het niet willen noemen. In die stichting zitten zeer achtbare mensen zoals Piet Van Brabant (een van de voorgangers van Van der Kelen als commentator, nvdr). Ach, een beetje mythevorming rond die bloedraad kan geen kwaad. De beste bescherming tegen censuur die een journalist zich kan dromen is dat pogingen tot censuur publiekelijk bekend raken.
Wat is er zo verkeerd aan de ‘volkspartij’ van De Gucht?
Van der Kelen: Kent u een definitie van het begrip ‘volkspartij’? Ik ken er geen enkele, behalve dan: ‘een partij die groot is en overal stemmen haalt’. Zo bezien is ook het Vlaams Blok een volkspartij. Die rekruteren hun stemmen ook zowel bij havenarbeiders als bij professoren. Een ‘volkspartij’ is voor mij het synoniem van intellectuele leegte. Het volstrekte niets. En ik verbaas me over de snelheid waarmee de VLD zich ontwikkelt tot een soort CVP – uitgerekend op het moment dat de CD&V zich aan het ontzuilen is. De VLD is een partij aan het worden met standen. Zelfs de strekking-Vaticaan zal er binnenkort vertegenwoordigd zijn.
Uw leermeester Frans Grootjans draait zich om in zijn graf?
Van der Kelen: Dat denk ik wel, ja. Iemand als Van Hecke moet een enorm charisma hebben als hij erin slaagt liberalen zoiets aan te praten.
Voor u ging het eigenlijk al fout toen de PVV de VLD werd.
Van der Kelen: In 1981 behaalde de PVV 21 procent van de stemmen. De VLD heeft er nu 22,3 procent. In een periode van twintig jaar kun je dat toch niet echt een spectaculaire vooruitgang noemen. En je zult het zien: als de VLD van naam verandert, zal de eerste letter die sneuvelt de L zijn. De L van liberaal.
U noemt zichzelf graag een ‘donkerblauwe’ liberaal. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
Van der Kelen: Een donkerblauwe liberaal is voor mij iemand die tegen het grootkapitaal is. Wat dat betreft, kom ik uitstekend overeen met Kris Merckx. Dat is ook de functie die wij bij Het Laatste Nieuws voor onszelf zien: wij zijn tégen de globalisering, wij zijn voor small business.
Allez, vooruit.
Van der Kelen: Een donkerblauwe liberaal is voor mij een sociale liberaal.
En blijkens uw commentaren lopen die bij de VLD niet dik. Toen de conservatieve Antwerpse kandidaat voor het VLD-voorzitterschap Christiaan De Stoop in zijn eigen arrondissement 25 procent van de stemmen behaalde, waarschuwde u Karel De Gucht: ‘Mijnheer de voorzitter, de mestkevers zitten overal, ook in uw partij.’
Van der Kelen: Ik ken de Antwerpse VLD en het verenigingsleven daaromheen nogal goed. Welnu: het progressieve element binnen de Antwerpse VLD bestaat niet meer. Ik zal man en paard noemen. Iemand als Hugo Coveliers – of zeg maar de firma Coveliers & Zonen – flirt met het Blok. Hugo Coveliers zou eens heel hard over zichzelf moeten nadenken. Ik begrijp hoe ontwrichtend het kan zijn als je het slachtoffer bent van homejackers, maar hij heeft toen in een onbewaakt moment dingen gezegd waarvan ik bang ben dat hij ze echt meent. Hij heeft blijk gegeven van een mentaliteit die niet thuishoort in de VLD. Ook Ludo Van Campenhout heeft uitspraken gedaan waar je je vragen bij kunt stellen. Als er ooit rechtstreekse burgemeestersverkiezingen zouden komen – wat een eerste klas stommiteit zou zijn -, zal meer dan de helft van de VLD-kiezers voor Filip Dewinter stemmen. Hetzelfde geldt voor de CD&V- en – in mindere mate – voor de SP.A-kiezers.
Bent u voorstander van gemeentelijk stemrecht voor migranten?
Van der Kelen: Natuurlijk. Dat had toch al meer dan twintig jaar geleden ingevoerd moeten zijn, in 1979, toen het in het regeerakkoord stond. Ook in dit dossier begrijp ik De Gucht niet. De schizofrenie om te zeggen: persoonlijk ben ik er eigenlijk wel voor, maar politiek ben ik er tegen, want het Blok zou ervan kunnen profiteren. Wat is dat nu voor zever? Je bent een tegenstander of je bent het niet. Je bent bang of je bent het niet.
Maar een partijvoorzitter kan toch niet altijd zijn hoogstpersoonlijke opvattingen ventileren?
Van der Kelen: Dat vind ik een belachelijk argument. Als je niet akkoord gaat met het standpunt van je partij, dan neem je toch ontslag? Dan stop je. Dan wil je die partij niet leiden. Dan heb je een gewetensprobleem en zeg je: neem een ander. Niet-met-mij! Dat zou ik pas een moedige daad vinden.
Met permissie: u beschouwt uzelf als een dissident, maar hoe rijmt u dat met uw commentaren over onze koningskinderen? Dan spreekt een lakei.
Van der Kelen: Ik ben niemands lakei.
Een citaat over prins Laurent: ‘Een toffe gast. (.) Iemand die zoekt naar de zingeving van het leven en die eerder zou passen in een logetempel zoals Leopold I dan in een paleiskamer.’
Van der Kelen: Dat is toch de realiteit? Laurent is iemand met een grote hunker naar de erkenning en de genegenheid die hij nooit gekregen heeft. Hij is een beetje baldadig omdat hij in zijn eigen milieu niet kan aarden. Het kan best zijn dat hij geen intellectuele hoogvlieger is, zoals hier en daar gesuggereerd wordt, maar dat interesseert me niet. Hij is een soort sympathieke bandido. Je weet dat hij een beetje op je neerkijkt, maar dat dat uiteindelijk een pose is. Hij is op zoek naar liefde.
En die vond hij – een beetje – bij u?
Van der Kelen: Op een bepaald moment misschien wel, maar nu is hij weer boos op mij omdat we in onze krant geschreven hebben dat hij loog over zijn relatie met Wendy Van Wanten. Hij denkt dat dat mijn schuld is en daarom wil hij niet meer met mij praten. Ik vrees dat het met Laurent slecht zal aflopen. Hij zóékt de controverse, hij daagt uit, vroeg of laat zal hij een fatale fout maken. En dan zal iedereen hem laten vallen, zoals dat destijds ook met prins Karel gebeurd is.
U werd in audiëntie ontvangen op het paleis en vervolgens probeerde u uw lezers ervan te overtuigen dat Mathilde zo voortreffelijk Nederlands sprak. Dat geloofde u toch zelf niet?
Van der Kelen: Ik ben altijd eerlijk. Ik wil best toegeven dat ze toen nog met een sterk accent sprak, maar je kon wel perfect een gewoon gesprek met haar voeren. Mijn collega Alex Puissant van het VRT-journaal, die er ook bij was, kan dat trouwens bevestigen.
Bent u een monarchist?
Van der Kelen: Nee. In principe vind ik zelfs niet dat je een staatshoofd nodig hebt, de Zwitsers kunnen het ook zonder.
Maar in een moeilijk land als België.
Van der Kelen: Precies. Ik zeg niet dat de monarchie in een democratisch bestel de natuurlijke ordening der dingen is, maar welke symbolen blijven er ons in België nog over na het verdwijnen van de frank? Manneken Pis en de koning! Het kan mij niet schelen hoe men over mij denkt, maar wie vandaag nog één positief woord over het hof schrijft, lijkt mij eerder een dissident dan een lakei. Mijn devies is: never be mainstream! En wie zich druk maakt over het erfelijk koningschap raad ik aan ook eens te kijken naar de dynastieën in de politiek, naar Bruno Tobback of Freya Van den Bossche bijvoorbeeld. Of naar de drie generaties Vanderpoorten die minister zijn geworden. In de Vlaamse regering zitten nu zelfs twéé kleinkinderen van Arthur Vanderpoorten (Marleen Vanderpoorten en Patrick Dewael, nvdr).
U beschikt kennelijk over de gave van de verontwaardiging. Maar zijn er ook mensen die u bewondert?
Van der Kelen: Meer dan u denkt.
Noem er eens één?
Van der Kelen: Laat ik eens een verrassend antwoord geven: Christian Van Thillo (de baas van De Persgroep, die Het Laatste Nieuws uitgeeft, nvdr). Als er iémand is voor wie ze een standbeeld moesten oprichten, is het Van Thillo.
Een ruiterstandbeeld!
Van der Kelen: Voor mijn part.
Hij is toch ook maar de zoon van zijn vader?
Van der Kelen: Die man wordt de hele tijd maar aangevallen, vooral in dat blaadje van de journalistenbond, maar het is dankzij Christian Van Thillo dat de hele Vlaamse pers is vernieuwd. Hij heeft van VTM een succes gemaakt, hij heeft gezorgd voor tewerkstelling en concurrentie in de audiovisuele sector, waardoor ook de VRT beter is gaan functioneren. Hij heeft De Morgen en Het Laatste Nieuws erbovenop geholpen.
U hebt ooit de ambitie gehad om hoofdredacteur te worden van ‘Het Laatste Nieuws’, maar u bent het niet geworden. Was het niet zuur toen Van Thillo twee anderen benoemde?
Van der Kelen: Dat was even slikken, ja. Maar ik heb achteraf ingezien dat hij groot gelijk had en dat ik niet voor het hoofdredacteurschap in de wieg ben gelegd. Ik realiseer mij dat ik onder het nieuwe bewind een veel beter journalist ben geworden en ik voel me goed in mijn vel als commentator. Zal ik u eens vertellen waarom ik al sinds 1972 voor Het Laatste Nieuws werk? Omdat ik van die krant houd.
Joël De CeulaerPiet Piryns
Piet Piryns
‘Boven de Wetstraat staat een grote glazen stolp. Binnen die stolp leven zo’n drieduizend mensen en die bepalen alles. Ik probeer daarbuiten te blijven.’
‘De premier heeft mij al in alle kamers van mijn huis gebeld, inbegrepen het kleinste kamertje. Onder Jean-Luc Dehaene heb ik zoiets nooit meegemaakt.’
‘Welke symbolen blijven er ons in België nog over na het verdwijnen van de frank? Manneken Pis en de koning!’