In Brussel spraken zich onlangs 95 staten uit voor een absoluut verbod op antipersoons- mijnen. Luidt die verklaring het begin van het einde in voor het gifgas van deze tijd ?
De Belgische diplomatie vertoonde tekenen van een aangename opwinding toen de Internationale Conferentie voor een Totaalverbod op Antipersoonsmijnen (APM) afliep. Ze had behoorlijk gescoord, zoveel was duidelijk : op het einde van de werkzaamheden immers hadden 95 staten de Verklaring van Brussel voor een totaal verbod op het gebruik, de productie, de handel en de stockage van antipersoonsmijnen ondertekend. Dat was meer dan verwacht en daardoor waren de vele langdurige en vaak vervelende verklaringen die regeringsvertegenwoordigers, internationale organisaties of generaals tussen 24 en 27 juni in de Brusselse Congrespaleizen ten gehore hadden gebracht, ook niet zinloos geweest. De Conferentie in Brussel had het ?Ottawaproces?, dat eind dit jaar moet uitmonden in een internationaal verbodsverdrag voor APM, een nieuwe dynamiek bezorgd. Dat was precies waarop de Belgen gehoopt hadden.
Dat België in deze een voortrekkersrol spelen, is overigens niet nieuw. In 1995 (en 1996) keurde ons parlement de wet- Lallemand-Dardenne goed : daardoor werd België het eerste land waar productie, handel, gebruik en opslag van ?tuigen die ontworpen zijn om te ontploffen of uiteen te spatten door de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon? verboden is.
Niet alleen de Belgen waren gelukkig. Ook wat tegenwoordig de civiele samenleving heet, mocht zich verheugen : het initiatief om de APM uit de wereld te bannen bij middel van een strikt verdrag komt immers niet van regeringen, maar van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s). De politici, onder wie conferentievoorzitter minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke (SP), voelden zich ook niet te beroerd om dat toe te geven.
De bal ging aan het rollen in 1992, toen enkele NGO’s zoals Handicap International en Human Rights Watch de ?Internationale Campagne ter verbanning van de landmijnen? opstartten. Niet toevallig waren deze NGO’s net actief in de ontmijning, slachtofferhulp en internationaal recht. Meer dan wie ook ondervonden zij op het terrein hoe zeer het lukraak rondstrooien van APM’s de jongste decennia was uitgegroeid tot een ware plaag. Van de oude militaire code die wil dat de antipersoonsmijn een defensief wapen is, dat uitsluitend wordt gebruikt om bepaalde kwetsbare gebieden af te schermen voor vijandige militairen, en dat zorgvuldig door de legger van de APM wordt gemarkeerd zodat hijzelf ze ook weer kan wegnemen, blijft niet veel meer overeind. Over het militaire nut van de mijnen is zeker het laatste woord nog niet gezegd, maar het is een feit dat in de praktijk van de voorbije vijftig jaar, die klassieke defensieve doctrine rond APM slechts op twee plaatsen werd toegepast : de voormalig Duits-Duitse grens en de grens tussen India en Pakistan. In alle andere gevallen liep het APM-gebruik uit de hand.
Nieuwe productietechnieken maakten landmijnen spotgoedkoop en geregelde en ongeregelde troepen in Bosnië, Mozambique of Cambodja strooien ze rond alsof het madeliefjes waren. In Angola ligt voor elke inwoner anderhalve mijn, alles samen vijftien miljoen stuks, maar ook Cambodja en Afghanistan hebben elk tien miljoen mijnen op hun grondgebied liggen.
DRIE SLACHTOFFERS PER UUR
Het gevolg hiervan is dat landmijnen dezer dagen niet enkel om de twintig minuten een slachtoffer maken een dode of een zwaar verminkte, en bijna altijd een burger maar tevens de ontwikkeling van de getroffen landen in de weg staan. Het opsporen en onschadelijk maken van een landmijn kost immers honderd maal meer dan de mijn zelf, en de detectie is nog moeilijker geworden sinds de plastic mijn werd ontwikkeld. Bijgevolg blijven uitgestrekte stroken vaak vruchtbare landbouwgrond in landen als Angola, Cambodja of Afghanistan jarenlang ontoegankelijk.
Dat humanitaire NGO’s noodhulporganisaties die zich van nature ver houden van de politiek nu heel actief campagne voeren om de APM via een politiek verdrag uit de wereld te helpen, is opmerkelijk maar toch niet helemaal nieuw. Dat vindt de voorzitter van het Internationaal Comité van het Rode Kruis Cornelio Sommaruga : ?In de jaren twintig namen we ook een humanitair initiatief om het gifgas te laten verbieden. Het nieuwe aan deze campagne is ons publieke optreden in de media en de promotie. Dat kost ons veel geld, maar de APM’s zijn zo vreselijk in hun gevolgen dat ze absoluut gestigmatiseerd moeten worden in de publieke opinie.? Stigmatisering moet de wet vooruitlopen, meent het Rode Kruis.
Koen Van den Broeck, woordvoerder van Handicap International, noemt het activisme van zijn organisatie in deze een zaak van redelijkheid : ?Onze organisatie is aan het einde van de jaren zeventig begonnen als eenvoudige prothesemaker aan de Thais-Cambodjaanse grens. We stelden echter gaandeweg vast dat enkel prothesen maken neerkwam op dweilen met de kraan open, zolang er geen globaal verbodsverdrag tot stand kwam.?
De campagne groepeert ondertussen duizend NGO’s uit 55 landen, en begint ook steeds meer de ?officiële? structuren, zeg maar de regeringen, te overtuigen. Dat bleek zeker in Brussel. Toen de Canadese regering in oktober vorig jaar in Ottawa het proces lanceerde om snel tot een internationaal verbod te komen, verschenen vijftig staten op het appèl. Op de Conferentie van Brussel daagden al 156 staten op, waarvan 43 als waarnemer (onder wie wel de VS, Rusland, Japan, India en Pakistan). Dat van de 113 volwaardige deelnemers, 95 staten de Brusselse Verklaring zouden ondertekenen, hadden weinigen verwacht. Toegegeven, de Belgische diplomatie had de lat vooraf wel heel laag gelegd met 45 handtekeningen zou de conferentie al een succes zijn, had Buitenlandse Zaken verklaard , maar dat was meer een poging om elke kans op mislukking uit te sluiten dan een realistische inschatting van de stemming onder de regeringen. De tiende juni stelde het Internationaal Comité van het Rode Kruis immers al vast dat 64 staten een globale ban van APM’s steunden. Vandaar naar 95 was echter nog een hele stap. ?Wij hadden er zo’n zeventig verwacht,? vertelt Koen Vanden Broeck. ?De conferentie is dus een groot succes.?
Het getal was niet onbelangrijk. De Brusselse conferentie past zoals gezegd in het ?Ottawaproces?, en dat loopt feitelijk parallel met de VN-conferentie over ontwapening in Genève, waar ook over het gebruik van landmijnen wordt gepraat. Daar werd vorig jaar nog Protocol II van de VN-conventie van 1980 over conventionele wapens geamendeerd, dat het gebruik van landmijnen behandelt. Het oorspronkelijke Protocol II, dat overigens nu nog van kracht is, verbiedt het gebruik van mijnen tegen de burgerbevolking in internationale conflicten. De gewijzigde versie regelt het gebruik van APM’s in internationale én interne conflicten. Dat geamendeerde Protocol II verbiedt het gebruik van alle niet-detecteerbare landmijnen, maar laat het gebruik van APM’s in duidelijk aangegeven en afgesloten mijnenvelden toe. APM’s die zichzelf na 120 dagen vernietigen, mogen zelfs buiten deze mijnenvelden worden gebruikt.
Dit gewijzigde protocol zou van kracht worden vanaf 1999, maar staten die het ondertekenen, krijgen dan nog eens negen jaar de tijd om het in de praktijk te brengen. Tot 2008 zou er dus niet veel veranderen. Dat is voor de NGO’s duidelijk ?too little, too late?. ?Tegen dan zouden APM’s alweer tweehonderdduizend nieuwe slachtoffers gemaakt hebben. Bovendien is het heel moeilijk om dit protocol te doen toepassen in interne conflicten,? stelt het Rode Kruis.
TREINEN MET VEEL WAGONS ZIJN TRAAG
Het is precies om de ?trage? Geneefse onderhandelingen onder druk te zetten, dat het Ottawaproces in het leven is geroepen. Dat opzet kan echter maar slagen indien voldoende landen op de Ottawatrein springen. De sterkte van Genève is immers dat alle landen er vertegenwoordigd zijn ook topproducenten van APM’s zoals China, Pakistan, Rusland of de VS, die in Brussel ofwel wegbleven, ofwel enkel als waarnemer aanwezig waren. ?Een trein met zware wagons rijdt trager dan een met lichte wagons,? merkte de Amerikaanse waarnemer in Brussel op. ?Zes landen die 49 procent van de wereldbevolking herbergen en meer dan helft van alle stocks aan APM’s bezitten, nemen niet deel aan het Ottawa-proces.?
Brussel moest dus met een groot getal kunnen uitpakken om geloofwaardig te zijn tegenover Genève. ?De Conferentie en Verklaring van Brussel is een tussentijdse evaluatie van het Ottawaproces, die druk op de ketel moet zetten,? vond minister van Buitenlandse Zaken Derycke. Die druk was tevens nodig omdat in september in de Noorse hoofdstad Oslo drie weken lang zal gepraat worden over de punten en komma’s van een echt verbodsverdrag. ?Daar zal het ongetwijfeld moeilijker worden dan hier in Brussel,? verklapt een medewerker van Derycke. ?Hier gaat het om een algemene politieke verklaring. Ginder moet die dan heel concreet hard worden gemaakt. Als een land als Sudan zich hier voorstander van een totaal verbod verklaart, dan zal het ginder moeten toezeggen dat buitenlandse waarnemers ook zullen mogen verifiëren dat zijn APM-stocks worden vernietigd. Dat is nog een ander paar mouwen.? Hoe dan ook, alleen landen die de Verklaring van Brussel hebben ondertekend, zijn welkom in Oslo. ?Wij sluiten niemand uit,? legt Derycke uit. ?Alle landen hebben nog een hele vakantie om de verklaring te ondertekenen.?
Wat er ook van zij, de 95 handtekeningen onder de Verklaring van Brussel verschaften het Ottawaproces gewicht, en dat bleek sommige partijen te irriteren. ?Wij delen het doel van deze conferentie, maar niet haar methodes,? luidde het eerst nog hoffelijk in Brussel vanwege de Russische delegatie. Even later heette het al dat ?deze conferentie mogelijke consensus en gemeenschappelijke actie belet door een scheiding te creëren tussen landen die wel een onmiddellijk verbod willen en zij die daar zelfs niet over willen praten.? Ook de Verenigde Staten bleven vasthouden aan Genève, onder meer omdat ze geen raad weten met de mijnenvelden tussen Noord- en Zuid-Korea. Verder blijven ze een onderscheid maken tussen gewone mijnen en de zogenaamde ?slimme? mijnen die zichzelf na verloop van tijd vernietigen. Ook op de conferentie kwamen ze met een onduidelijk verhaal over ?de levensduur van batterijtjes die, zoals we weten, beperkt is en er daarom onverbiddelijk voor zorgen dat slimme mijnen na verloop van tijd inactief worden.?
De NGO’s en landen als België of Canada willen echter geen onderscheid maken tussen soorten mijnen. Zij vrezen immers dat dan het hek van de dam is. Ook voor geografische uitzonderingen zijn ze niet gewonnen. Toch zullen er daarover moeilijke beslissingen moeten worden genomen. Zo zal het nieuwe verdrag de opruiming binnen een redelijke termijn inhouden van de 110 miljoen mijnen die nu overal op de planeet verspreid liggen. Zal dat ook gelden voor de mijnen op de quasi onbewoonde Falklandeilanden waarvan men weet dat opruiming meer mensenlevens zal kosten dan niks doen ? En wie voor de Falklands een uitzondering maakt, krijgt het meteen moeilijker om een lijn te trekken.
ELK MOET VOOR EIGEN DEUR VEGEN
Het grootste probleem blijft echter dat de drie zwaargewichten uit de VN-Veiligheidsraad de VS, Rusland en China niet meewerken aan een snel verbod. Zorgt het Ottawaproces zo uiteindelijk niet voor een concentratie van de productie van APM’s ? ?Ik denk dat elk land moet beginnen met voor zijn eigen deur te vegen, net zoals België dat heeft gedaan met zijn vooruitstrevende wetgeving. Vergeet niet dat ook óns leger moeilijk deed. Ook Amerika, China en Rusland moeten voor eigen deur vegen, en het is niet aan ons hen de les te lezen,? aldus een diplomatische Derycke. Hij wijst er wel op dat de grootste slachtoffers van het mijnprobleem Angola, Mozambique, Cambodja en Koeweit allen de verklaring van Brussel hebben ondertekend. Dat is belangrijk als signaal, maar meer algemeen lijkt het erop dat de potentiële markten voor APM’s via zo’n verdrag zullen inkrimpen.
Gelooft de minister dat in het tijdperk van de globalisering waarin staten steeds minder greep op het wereldgebeuren hebben , een internationaal verdrag, bijvoorbeeld, privé-ondernemingen in de hand kan houden ? ?Dat is een goeie vraag natuurlijk. Verificatie wordt geen lacheding. Maar het is de civiele samenleving die de politiek onder druk heeft gezet om iets te doen. Die zal via een verdrag ook zorgen voor sancties tegen ondernemingen die zich niet aan de bepalingen houden. Maar uiteindelijk staan ook de ondernemingen onder druk van de publieke opinie. Ik geloof in die druk. Dat is moderne politiek. Daarom laten we de NGO’s ook volop hun rol spelen in deze conferentie.?
Sommigen geloofden overigens dat de VS uiteindelijk zullen meewerken aan het Verdrag. ?Ik denk dat ze tenslotte toch aan boord zullen komen,? zei een Belgisch diplomaat die ’s werelds ontwapeningsfora goed kent. ?Als ze er buiten blijven, komt er tegen het einde van dit jaar een verdrag waarop ze geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Dat is voor hen evenmin een aantrekkelijk perspectief. De Russen en China, dat is een ander paar mouwen natuurlijk. Die hébben gewoon geen publieke opinie.?
Europa laat zich in deze kwestie van zijn goeie kant zien. Italië, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk spraken zich in Brussel uit voor een verbod. Het feit dat de productie van APM’s niet veel voorstelt qua tewerkstelling NGO’s gewagen van twaalfduizend jobs wereldwijd speelde daarin zeker een rol. Binnen de Europese Unie blijven nu enkel nog Finland en Griekenland aarzelen.
De NGO’s van hun kant spreken van een grote sprong voorwaarts. ?Nu kunnen we ons concentreren op de moeilijke gevallen,? vindt Koen Van den Broeck. Al blijft het een open vraag hoe je een land als China kan beïnvloeden via de civiele weg. Steven Goose van Human Rights Watch pleitte voor waakzaamheid : ?We moeten vermijden dat we het slachtoffer worden van ons succes. Sommige landen associëren zich met ons door de verklaring te onderschrijven, maar zullen minder geestdriftig zijn als het Verdrag er eenmaal komt. We mogen geen gaten in het verdrag toelaten.?
John Vandaele
In Sisophon, Cambodja : mijnen verwoesten heden en toekomst van hele families.
Een staalkaart van de beschikbare tuigen : domme mijnen, plastic mijnen, slimme mijnen.