Vorige week vond in Stockholm het zestigste Eurovisiesongfestival plaats, zowat het laatste grote relikwie van Europa. Onze reporter ging een paar dagen naar de Zweedse hoofdstad en trok grote ogen. ‘Europa lijkt op het Songfestival. Al die vreemde creaturen, die diversiteit: dat zijn wij.’

Eerst dit, voor wie alleen clichés wil lezen. Alle verhalen die over het Songfestival verteld worden, zijn waar. De medewerkers dragen allemaal een roze T-shirt. Het is de kleur van het festival: Eurovision is la vie en rose, op alle vlakken. Een beeld uit de Bromma-luchthaven, vorige dinsdag: een tiental homokoppels stappen uit het vliegtuig van Brussels Airlines, de meesten hand in hand. Nergens in Europa werd de voorbije week de herenliefde zo beleden als in het mooie Stockholm.

Cliché twee. Er blijft weinig hangen, zelfs niet van het winnende lied. Vast iets waarin het woord ’together’ of ‘love’ veelvuldig voorkwam. Maar vergis u niet, af en toe worden er heel diepzinnige dingen gezegd op dit festival. Zoals in 1975, de eerste keer dat Eurovisie naar Stockholm kwam. Tijdens de finale floepte presentatrice Karin Falck er een versregel van Erik Lindegren uit. ‘Te denken dat vreugde alleen vreugde is, en ernstige zaken alleen ernstig, laat maar al te goed zien dat geen van beide eerlijk is.’ Zelfs de meest fanatieke Songfestivalexegeet kon niet achterhalen wat ze daar nu juist mee bedoelde. De meest plausibele verklaring: luchtige zaken kunnen soms ernstig zijn.

Tot vorige week had ik weinig met het Songfestival. Het is zelfs nooit een verdoken liefde geweest. Het festival deed me denken aan een plezante nonkel op het jaarlijkse familiefeest. Je weet dat hij er zal zijn, en wat hij zal zingen. Je ondergaat zijn liederen. Maar de tijd dat je met hem kon lachen is voorbij, laat staat dat hij je nog ontroert. Ooit maakte hij nochtans echt goede songs. Op een onbewaakt moment zing je nog weleens Poupée de cire, poupée de son, Non Ho L’Età of Jennifer Jennings.

Het is te makkelijk om smalend te doen over het festival. Een van de bazen van Eurosong zei me: ‘Mijn favoriete moment is twee seconden voor het begint. Het scherm wordt zwart en dan klinkt die bekende Eurovisietune. Hoe verdeeld Europa ook is: je weet dat op dat moment honderden miljoenen mensen hetzelfde horen.’

Eurosong is een relikwie, misschien wel het laatste wat we delen op dit continent. Daarom wilde ik dit jaar naar Stockholm. Omdat luchtige dingen soms ernstig kunnen zijn.

Vorige dinsdag, aan de Sturegatan. Hoogzomer in mei. Op terrassen zitten mensen met vlaggen, op de zijkant van metro’s en taxi’s hangt de Eurovisionslogan: Come Together. Overal klinkt ABBA. Het circus is in de stad.

Ik wandel voort.

Aan de Kungsträdgården ligt een groot Eurovisiedorp. Honderden mensen kijken naar de eerste halve finale van het festival. De indrukwekkende benen van de Moldavische kandidate doen hen niets. Douwe Bob uit Amsterdam wel, tientallen smartphones gaan de lucht in.

Ik wandel voort.

Op een muur aan Hamngatan lees ik ‘Come Together.’ ‘One voice.’ ‘One Europe.’

Zelfs in deze warrige tijden heeft de vos zijn streken niet verleerd. Eurosong is een kind van het fiftiesoptimisme. De oorlog was voorbij, de beste der werelden was in aanmaak. Europese omroepen verzamelden zich in de European Broadcasting Union (EBU). Ze zouden technieken delen, maar ook dromen. De Zwitserse voorzitter Marcel Bezençon wilde een gemeenschappelijk tv-programma dat voor eenheid zou zorgen – de man was goed bevriend met Jean Monnet, een van de founding fathers van de Europese Unie.

Hij stelde een talentenjacht voor amateurs voor. Eigenlijk vond hij en stoemelings The Voice uit, maar hoon was zijn deel. Geen hond zou naar die nonsens met amateurs kijken, riepen de heren van de EBU. In een van zijn volgende voorstellen zagen ze wel iets. Op 24 mei 1956 ging in het Zwitserse Lugano het eerste Songfestival van start. Toen nog vooral voor de show, want bijna niemand had een tv-toestel.

Het festival kreeg al snel naam en faam. ‘Het Songfestival is lange tijd het enige item dat op hetzelfde moment overal vooraan in het nieuws zat’, vertelt Hendrik Vos, professor Europese politiek aan de UGent. ‘Alle Europeanen wisten wie gewonnen had. De laatste tijd is dat wel veranderd. Niet alleen de eurocrisis maar ook de vluchtelingen haalden overal in Europa de voorpagina’s.’

Sinds het midden van de jaren tachtig worden er pogingen gedaan om dat Europagevoel aan te wakkeren, zegt Vos. ‘Er is een Europees volkslied, een Europese vlag, een Europese feestdag. Er zijn voorstellen geweest om een Europees voetbalteam te vormen. Een Europees team voor de Olympische Spelen, ook. Allemaal zonder veel succes.’

Alleen het Songfestival bleef populair. Zestig jaar na Lugano begint Europa te lijken op het festival, zegt Vos. ‘Je ziet op het podium een enorme diversiteit, de meest gekke creaturen. Dat is Europa.’ Ook het gekibbel van de puntentelling, de jaarlijkse weerkerende riedel over vriendjespolitiek: het is moeilijk om er geen metafoor in te zien.

‘Sommige landen boksen op het festival ook boven hun gewicht’, zegt Vos. ‘Het zijn niet altijd de Fransen of de Duitsers die winnen. In de Europese politiek is dat ook zo. Hongarije eiste een belangrijke rol op tijdens de vluchtelingencrisis. Terwijl Luxemburg lang alle belastingregelingen blokkeerde.’

De laatste vijftien jaar triomfeerden vooral de Scandinaviërs en de Oost-Europeanen op het festival. Die laatsten nemen nog niet zo lang deel, om de metafoor met de politiek helemaal compleet te maken. ‘Toen de Oost-Europese landen toetraden tot de EU stelden ze zich bescheiden op. Vandaag zijn ze veel assertiever geworden. Ze stellen eisen waar rekening mee gehouden moet worden. Vaak tot ergernis van de anderen, maar ze zitten er nu eenmaal bij.’

Het Songfestival is al langer populair in Oost-Europa, zegt de Nederlandse Eurosongkenner Geert Willems. ‘Ook toen ze nog niet deelnamen, keken ze al. Tijdens de Koude Oorlog gebruikten de westerse landen het Songfestival als propaganda. Men wilde laten zien hoe alles blonk aan de andere kant. Tot grote ergernis van de communistische leiders. Ze verboden de uitzending en organiseerden hun eigen festival: de Intervision Song Contest.’

‘Na de val van de Muur zagen Oost-Europese landen het festival als een podium om zichzelf te presenteren. In de eerste jaren dat Vladimir Poetin aan de macht was, was Eurosong een staatszaak. Een festival winnen, is een ideologisch signaal. Je toont dat talenten groot geworden zijn in jouw systeem. Dat geldt ook voor landen die niet tot Europa behoorden. Turkije, bijvoorbeeld, heeft altijd veel geïnvesteerd in zijn act. Als je presteert op het festival, hoor je bij Europa.’

Intussen zijn de relaties tussen Eurovisie en Moskou en Ankara wel wat getroebleerd geraakt. ‘Ze zien nog altijd het potentieel’, zegt Vos. ‘Maar tegelijkertijd, al die travestieten en homo’s… Poetin en co. vinden dat toch maar een vuil gedoe.’

Woensdag. Op een terras aan Kungsgatan zie ik Maarten Verhaeghen van de VRT, sinds 2010 hoofd van het Belgische team. ‘Ook voor ons is Eurosong belangrijk’, zegt hij. ‘We investeren daarin, we willen het zo goed mogelijk doen. Een kwestie van trots. Maar we hebben natuurlijk niet het budget dat een land zoals Rusland heeft. Ik kan me ook moeilijk voorstellen dat onze regering zich zou bezighouden met Eurosong.’

Verhaeghen vergeet nooit het Songfestival in Bakoe, Azerbeidzjan, vier jaar geleden. ‘Een bijzondere ervaring. Bakoe is een kunstmatige stad. In een paar maanden tijd hadden ze daar een gigantische evenementenhal opgetrokken, maar er wonen amper mensen. Ze kwamen wel van heinde en verre om te vragen of we iets nodig hadden. Alsof ze ons wilden tonen dat ze al veel verder stonden dan wij dachten. Dat zie ik in Brussel niet gauw gebeuren.’

De dominantie van Oost-Europa op het Songfestival heeft ook het oude continent weer wakkergeschud, zegt Verhaeghen. ‘In het vorige decennium was Eurosong een beetje een circus geworden. De laatste jaren is dat veranderd. Je kunt zeggen wat je wilt, maar het is wel een heel straffe show waar de beste technici en regisseurs van Europa aan meewerken. Ook een land als Frankrijk neemt het festival weer ernstig.’

Donderdagavond, een uur voor de tweede halve finale. De Globe Arena zit helemaal vol. Ooit stonden hier Nelson Mandela, de dalai lama en Leonard Cohen. De zaal, een grote bol, verbeeldt het universum. Maar vandaag dus Europa, al ziet dat er voor de gelegenheid wel heel blank uit. ‘Try to look good’, zegt de presentator tegen het publiek. ‘This is entertainment.’

De perszaal ligt net naast de fanzone, al is niet meteen duidelijk wat het verschil is. Sommige journalisten dragen een vlag, anderen een lauwerkrans. Hier lopen zowaar nog vreemdere figuren rond dan op het podium. Zoals een Chinese cameraploeg, met acht zijn ze overgevlogen uit het gele continent. Een om de vragen te stellen, een om de camera vast te houden, en zes man om iedereen te overtuigen dat China ook een tof landje is. Elke geïnterviewde krijgt een dure pentekening uit Peking cadeau. Niets is toeval: het festival wordt dit jaar voor het eerst live uitgezonden in China.

Wat verder lopen een paar Australische journalisten. Ook met vlag en wimpel, want ze mogen dit jaar deelnemen. ‘Dat land is een speciaal geval’, zegt Geert Willems. ‘De EBU hoopt de format aan Australië te verkopen. Misschien is het raar dat Australië mag meedoen aan Eurosong, maar de grenzen van Europa en Eurovision zijn nooit dezelfde geweest. Om deel te nemen aan het festival moet je lid zijn van de EBU. Daarom doet Israël al jaren mee. Andere landen uit het Midden-Oosten zouden dat in principe ook kunnen. Libanon, bijvoorbeeld, had in 2005 een kandidaat. Tot ze het officiële reglement lazen. Daarin staat dat je het programma helemaal moet uitzenden, dus ook de inzending van Israël. Ze vielen nog liever dood en hebben meteen afgezegd.’

Nog zo’n heerlijk oud-strijdersverhaal. In 1978 zond Jordanië het festival uit. Tijdens de Joodse inzending werd een bos narcissen getoond. Toen tijdens de puntendeling duidelijk werd dat Israël het festival zou winnen, werd de uitzending bruusk onderbroken voor nieuwe narcissen. De volgende dag verkondigde de Jordaanse overheid dat België, in werkelijkheid tweede met Jean Vallée, de winnaar was. Het bericht werd nooit gecorrigeerd. Tot nader order is Jordanië het enige land ter wereld dat gelooft dat België twee keer het Songfestival heeft gewonnen.

Niet alleen landen willen een statement maken op Eurosong, ook de kandidaten doen het soms. ‘In het reglement staat dat er geen politieke boodschappen in zitten, maar soms gebeurt het impliciet. Twee jaar geleden zong Krista uit Finland Marry Me, over hoe graag ze wilde trouwen. Op het einde draaide ze een danseres een tong. Op dat moment woedde er in Finland een discussie over de legalisering van het homohuwelijk. Zo werd een niemendalletje een geweldig statement.’

Luchtige dingen kunnen soms verdomd ernstig zijn, dat wist Karin Falck in 1975 al. Ik praat erover met Sietse Bakker, een van de organisatoren van Eurovisie. Zijn verhaal lijkt wel een festivallied. Vijftien jaar geleden werd de Nederlander verliefd op een meisje van zijn school. Ze nodigde hem uit om samen met haar moeder naar de wedstrijd te kijken. Hij begon een website over Eurosong, om indruk op haar te maken.

De liefde voor het meisje hield niet stand, die voor Eurosong wel. Vijf jaar later werd hij door de organisatie gevraagd om chef internet te worden. Vandaag is hij event supervisor. ‘We willen geen expliciete politieke boodschappen op het festival’, zegt hij. De voorbije jaren floot het publiek de Russische kandidaat steevast uit om de homopolitiek van Poetin te hekelen. Wij konden daar niet om lachen. Het was niet alleen bijzonder respectloos tegenover de artiest, het festival kreeg daardoor ook een politieke bijklank. Toen deed het verhaal de ronde dat wij het boegeroep weggefilterd zouden hebben, maar dat is onzin. Alsof er antiboegeroeptechnologie zou bestaan. We zijn dit jaar wel met alle fancommunity’s gaan praten.’

Toch, zegt Bakker, is Eurovisie wel een beetje politiek. Zoals alles, eigenlijk. ‘In de uitzending zat dit jaar een item over de vluchtelingen. Omdat we niet konden doen alsof er niets aan de hand was. We wilden de gezichten achter de cijfers tonen. Dat is een sociaal statement. Maar we spreken ons niet uit of we hen moeten toelaten. Het is een dunne lijn, dat geef ik toe. Zo hebben we dit jaar lang nagedacht over de slogan van het festival. We Are One, zoals een paar jaar geleden, kon niet. Dat zou nu ongeloofwaardig klinken. Dus werd het Come Together. Daar kan niemand iets tegen hebben. Al dachten we dat twee jaar geleden in Kopenhagen ook. Join Us was toen de slogan. Ook dat zou vandaag ondenkbaar zijn. In een land dat streng optreedt tegenover vluchtelingen krijgen die woorden meteen een politieke betekenis.’

Donderdagnacht, halfelf. Laura Tesoro stapt als laatste artieste het podium van de Globe af. ‘Het is al dertig jaar geleden dat België het festival won met J’aime la vie‘, jent presentatrice Petra Mede nog wat.

Het doet me denken aan een anekdote van Marcel Vanthilt. In 2003 was hij commentator op het festival. Tijdens de puntendeling zag het er even naar uit dat België voor de tweede keer zou winnen. Team België was euforisch, dat spreekt, maar de tv-bazen van VRT en RTBF sloegen paars uit. Urban Trad werd uiteindelijk tweede. De stemming was gedraaid: team België ontgoocheld, de tv-bazen euforisch.

Elf uur. Mede roept dat België naar de finale mag.

‘Bent u niet bang dat we straks winnen?’ vraag ik aan Maarten Verhaeghen van de VRT. ‘Dan moeten we het rampenplan afkondigen.’

‘Het is niet zo dat de VRT-directie zegt: “Zorg ervoor dat die Laura niet te goed zingt, Maarten, of we hangen eraan.” (lacht) We hebben er wel over gediscussieerd, maar we gaan ervoor. Als je bang bent om te winnen, waarom doe je dan mee? Het festival organiseren is natuurlijk duur – al is het beter geregeld dan vroeger. De kosten worden gedeeld, ook de grote landen betalen mee.’

‘In het reglement staat niet dat het verplicht is om een peperdure show te brengen’, voegt Sietse Bakker eraan toe. Ik zal nooit Moskou 2009 vergeten. In de hele wereld was geen led-tegel meer te vinden, ze hingen allemaal op het Songfestival. Toen dachten we: wat moet je nog doen om dit te overtreffen? Terwijl het festival daar niet over gaat, wel over de waarden die we uitdragen. Daarom was het niet slecht dat we naar Azerbeidzjan zijn gegaan. Er streken allemaal journalisten neer die begonnen te schrijven over de mensenrechten en de persvrijheid daar. Dat vond ik zinvol.’

Halftwaalf in de Globe. Een laatste persconferentie voor duizend journalisten. Vooraan, aan een tafel, zitten alle winnaars van de halve finale.

Het is een persconferentie zoals ik er de voorbije dagen veel gezien heb. Vragen zijn eigenlijk complimenten, en na elk antwoord volgt een applaus. Bijna alle deelnemers zeggen hoe dankbaar ze zijn dat ze mogen optreden ’tussen zulke grote artiesten’. Iemand voegt er zelfs aan toe ‘dat Azerbeidzjan zo’n geweldig land is’.

‘En dan nu Laura Tesoro’, zegt de presentatrice. ‘Hebben de Belgische nationale media een vraag voor haar?’

Iemand staat op en zegt: ‘Laura, we zijn zo trots op je. Kun je je dansje nog eens doen?’

Try to look good, this is entertainment’. Achter in de zaal staan drie jongens uit Denemarken. Niemand stelt hun een vraag, niemand gunt hun een blik. Daarnet stonden ze voor honderden miljoenen op het podium, nu lijken ze al vergeten. Winners en losers, ook dat is Europa.

P.S. Italië had moeten winnen.

DOOR STIJN TORMANS IN ZWEDEN, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Jordanië is het enige land ter wereld dat gelooft dat België twee keer gewonnen heeft.

Het gekibbel van de puntentelling, de jaarlijkse weerkerende riedel over vriendjespolitiek: het is moeilijk om er geen metafoor voor Europa in te zien.

‘Nee, er bestaat echt geen antiboegeroeptechnologie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content