Als kind werd hij gepest. Als puber dook hij in het nachtleven. Als kunstenaar veroverde hij de wereld. Maar vandaag is hij vooral Antwerpenaar. Want in zijn stad tikt de klok. Luc Tuymans praat over zijn ietwat pessimistische mensbeeld door het prisma van de nakende gemeenteraadsverkiezingen. En legt uit waarom www.0110.be en www.mute.be cruciaal zijn: ‘Er moet toch íéts gebeuren.’

‘Mijn mensbeeld’, zegt Luc Tuymans, ‘helt over naar de pessimistische kant. Ik denk dat die visie verstandiger is dan het optimisme. De pessimist wordt minder vaak teleurgesteld. Sommige mensen zullen schrikken van wat ik vertel, maar voor mij zijn het bijna vanzelfsprekendheden geworden, dingen waar ik écht rekening mee hou.’

Luc Tuymans is een van de belangrijkste hedendaagse Belgische kunstenaars. Misschien wel dé belangrijkste. Een overzichtstentoonstelling van zijn werk in de Londense Tate Modern trok twee jaar geleden 250.000 bezoekers. Voor een werk van zijn hand worden honderdduizenden euro’s neergeteld. Op veilingen is de kaap van het miljoen al overschreden. ‘Er worden krankzinnige bedragen betaald voor hedendaagse kunst’, geeft hij toe. ‘Maar dat is nu eenmaal de machine van de kunstmarkt, die is ontwikkeld en fijn gesteld onder het Amerikaanse yuppiedom in de jaren tachtig. Elk werk moet meteen binnen die machine worden verzilverd.’

De fundamenten van zijn mensbeeld werden gegoten toen hij zeventien was. Meer bepaald tijdens de lectuur van twee boeken. De Ethica van Baruch de Spinoza, de Nederlandse filosoof uit de zeventiende eeuw. En Het leven op aarde van Jan Slauerhoff, de schrijvende Nederlandse scheepsarts uit de eerste helft van de twintigste eeuw. ‘Die twee samen, dat is echt a piece of my brain‘, zegt Tuymans. ‘Van Slauerhoff is vooral de romantiek blijven hangen. De existentiële zelfhaat, ook. Van Spinoza heb ik vooral een enorme dosis wantrouwen overgehouden. Een grote scepsis, die niet noodzakelijk hoeft om te slaan in cynisme. Het belangrijkste inzicht van Spinoza is zeker en vast de gedachte dat men de mens nooit mag over- of onderschatten. Hij was iemand die alles zo rationeel mogelijk probeerde te bekijken, die rekening hield met alle factoren. En hij was de man die het godsbegrip als dogma heeft losgerukt.’

Dat Spinoza nog altijd actueel is, bewijst de zogenaamde preventieve oorlog die de Verenigde Staten in Irak hebben ontketend. ‘Daar heeft Spinoza al over geschreven’, legt Tuymans uit. ‘Dat het gevaarlijk is om vanuit een soort profetische voorstelling van de wereld te reageren op iets nog vóór het is gebeurd. Dat er daardoor enorm veel fouten kunnen gebeuren, dat het sneller tot een escalatie kan komen. Dat is ook wat we nu zien. Als je bedenkt wat er vandaag allemaal in de wereld gebeurt, dan is enig pessimisme wel op z’n plaats.’

Aan de wereld zullen we tijdens dit gesprek niet toekomen. Aan veel filosofisch gezweef evenmin. Als volbloed Antwerpenaar heb je dezer dagen wel wat anders aan je hoofd. Terwijl de klok in zijn stad genadeloos tikt, belicht Luc Tuymans zijn mensbeeld door het prisma van de naderende gemeenteraadsverkiezingen. Samen met een aantal collega’s organiseerde hij Mute, de tentoonstelling in de Antwerpse Hofstraat die geldt als het beeldend luik van 0110. De tentoonstelling sluit op zondagavond 8 oktober, na de verkiezingen. ‘Die avond wordt een feest óf een ramp’, zegt Tuymans. ‘Maar ik zal blij zijn dat we nog iets hebben ondernomen. Zonder slag of stoot de strijd opgeven, daar zou ik mij achteraf veel te slecht bij voelen.’

Wat is uw pronostiek voor Antwerpen?

LUC TUYMANS: Ik ben nog altijd een voorstander van het cordon sanitaire, en in het beste geval kan dat behouden blijven. Het is erop of eronder voor het VB. Als ze nu niet scoren in Antwerpen, zúllen ze ook niet meer scoren, of toch niet meer zo gemakkelijk. Zeker als ze zouden verliezen, zelfs al is het maar een klein beetje, komt er toch een smet op het blazoen. En als de druk van de interne spanningen te groot wordt, kan die partij van binnenuit worden vernietigd. Dat is het hoopvolle scenario.

En wat zegt de pessimist in u?

TUYMANS: Dat ze gaan winnen. En dat we dan met een groot probleem zitten, omdat er geen negatie meer mogelijk is. Als de partij maar een paar zetels van een meerderheid verwijderd is, of een meerderheid behaalt, dan heb je te maken met het rampscenario. Dan heeft de democratie gespeeld en moeten daar conclusies uit getrokken worden. Maar dan is het hek ook van de dam. Alle tegenstanders van die partij mogen ernstige pesterijen verwachten, dat staat vast. Het gebeurt nu al. Mijn moeder, die de oorlog nog heeft meegemaakt, is daar erg bang voor. ‘Jongen toch,’ zei ze onlangs, ‘je gaat daar toch geen last mee krijgen, je weet toch dat het beesten zijn.’ Dat is haar ervaring uit de oorlog, natuurlijk. Dus ja, we zullen zien.

Houdt u ook rekening met etnische spanningen?

T UYMANS: Als het slecht afloopt, vermoed ik dat er onder de allochtone bevolking een soort verdoving zal optreden, gevolgd door een angstreactie. In het slechtste geval krijg je vormen van georganiseerd verzet, misschien zelfs tamelijk gewelddadige reacties. Ik vermoed dat menige winkelier zijn ruiten zal zien sneuvelen. Mensen schijnen zich dat niet te realiseren, maar een stem voor het VB kan zware consequenties hebben. En als op die onrust binnen de allochtone gemeenschap een reactie volgt van het VB, dan ontstaat er een reusachtig probleem in deze stad. Hopelijk komt het zover niet. Maar het zijn toch mogelijkheden die men even moet overwegen alvorens in het stemhokje een definitieve beslissing te nemen.

Zullen mensen dat niet wegwuiven als doemdenken?

TUYMANS: Ja. Maar om het met Spinoza te zeggen: mensen ónderschatten de situatie, en ze óverschatten zichzelf. Ze denken dat ze alles wel onder controle zullen kunnen houden. Maar dat is dus niet zo. Als het VB aan de macht komt, zal dat gepaard gaan met repressieve maatregelen. Je zult overal burgerwachten zien opduiken. Daar zullen genoeg mensen aan meedoen, en er zal genoeg misbruik van gemaakt worden. En ook de andere kant zal zich organiseren, onder invloed van figuren die al even dogmatisch en demagogisch zijn als die van het VB. Dyab Abou Jahjah heb ik bijvoorbeeld altijd een bijzonder kwalijke figuur gevonden. Ik word kwaad als ik zie hoe sommige mensen echt aansturen op confrontatie. Dat heb ik ook gezegd toen de Partij van de Arbeid mij in 2000 vroeg om op de lijst Resist te staan: niet als dat in samenwerking is met Abou Jahjah.

Zou u het anders wel gedaan hebben?

TUYMANS: Dat denk ik niet, nee. De PvdA heeft geen enkele impact meer. Dan kies ik liever om pragmatische redenen voor de partij die nog wél iets tegen het VB kan doen. Maar die vraagt het mij niet, dus dat is niet aan de orde. Ik ben ook niet benaderd om mee te werken aan de campagne van Patrick Janssens. Ik zou het ook niet gedaan hebben, trouwens. Mij lijkt het bijzonder riskant als een burgemeester de link met zijn partij zomaar loslaat. Het zorgt bovendien voor een polarisatie bij zijn eigen socialistische achterban.

Zorgt 0110 ook niet voor polarisatie?

TUYMANS: Dat is de kritiek. Maar die polarisatie is al jaren bezig. Hoe kan een evenement dat belangeloos wordt georganiseerd, daar nog iets aan toevoegen? Het is bijna een angstpsychose geworden: alles wat men tégen het VB onderneemt, zou zogezegd contraproductief zijn. Dat is het typisch Vlaams verhaal van de underdog, waar wij dringend vanaf moeten. Die partij ís geen underdog. Integendeel, haar invloed op de Belgische politiek is reusachtig. Zelfs het oude spook van het separatisme duikt weer op. En ook dat kan voor mij absoluut niet. Als Vlaanderen zich zou afscheiden, betaal ik hier geen sociale zekerheid meer en verhuis ik meteen. Vlamingen moeten dringend ophouden zich als de underdog te beschouwen.

Wat is voor u de boodschap van 0110?

TUYMANS: Het is een duidelijke stellingname van de culturele wereld, dat ze niets te maken wil hebben met het discours van die partij, dat ze die ideologie absoluut niet ondersteunt. En het is niet alleen de elitaire hap die dat zegt, maar ook populaire artiesten, mensen zoals Will Tura en Koen Wauters. Mensen die letterlijk onder bedreiging komen te staan, die een deel van hun fans dreigen te verliezen. Dat heeft volgens mij toch wel een sterk effect, ook in de politieke wereld. Alle politici mogen zich namelijk ook weleens afvragen of dit evenement geen onverkapte kritiek is op hun beleid, op datgene waartoe zij verworden zijn? Marketeers, namelijk. Ten slotte heeft 0110 ook een internationale uitstraling. Mensen zoals ik hebben misschien weinig impact op de Antwerpse kiezer, maar als mijnheer Dewinter hier ooit burgemeester wordt, dan komt dat dus wel op CNN. Ook dáárom is het belangrijk om nog eens duidelijk te maken waar wij staan.

Hoe wordt er in het buitenland over Antwerpen gesproken?

TUYMANS: Er is, zelfs in de States, toch een sterk gerucht ontstaan over die verschrikkelijk moeilijke stad, die zeer racistisch is. Dat krijg ik vaak te horen, ja.

En wat zegt u dan?

TUYMANS: Dat Antwerpen vooral een hele ráre stad is. Dat Antwerpenaars karakterieel altijd al eigenaardig in elkaar hebben gezeten. Dat Antwerpen een plek is op maat van een dorp, maar met het megalomane van een stad. Het is een stad waar ik toch altijd graag weer naartoe kom. Ik ben hier geboren en getogen, ik heb hier altijd gewerkt, ik heb een onwaarschijnlijke band met deze stad. Ik hou ook van de mentaliteit van de Antwerpenaar. Het is een beetje te vergelijken met die van de New Yorker. Die humor, dat tegendraadse, dat cassante, ik mag het wel.

Is die tegendraadsheid niet volledig opgezogen door het VB?

TUYMANS: Dát is inderdaad de ramp. Datgene wat onze grootste kwaliteit was, is omgebogen tot ons grootste gebrek. En dan nog wel door iemand die uit Brugge komt, mijnheer Dewinter. Zeer spijtig. Vroeger zat er in die typisch Antwerpse tegendraadsheid ook nog altijd een zekere zelfrelativering. En die is weg. Vandaag nemen ze zichzelf au sérieux. En dat heeft mijn stad onmiskenbaar vervormd. Want vroeger was dat zo niet.

Bent u, als ‘wereldvreemd kunstenaar’, de voeling met ‘het gewone volk’ kwijtgeraakt? Misschien begrijpt u het volk niet meer.

TUYMANS: Dat is een te gemakkelijk excuus. Een groep die beweert dat ze niet begrepen wordt, formuleert een excuus om niet meer zelfstandig te moeten nadenken. Kent u die mop van de krik? Een man met autopech ziet in de verte een boerderij. Hij wandelt ernaartoe om bij de boer een krik te lenen, zodat hij zijn band kan vervangen. Maar onderweg slaagt hij erin zichzelf ervan te overtuigen dat die boer tóch geen krik zal hebben, of niet bereid zal zijn ze aan hem uit te lenen. En dus wandelt hij maar terug naar zijn auto. Dat is het eeuwige verhaal van de verongelijkte burger. Het grootmoedertje dat niet naar het buurtfeest gaat omdat ze ervan uitgaat dat ze toch niet uitgenodigd is. Als je dat argument begint te gebruiken, geef je toe dat je niet meer zelfstandig kunt denken. En waar ben je dan mee bezig? Wie laat je dan in je plaats denken?

Hoe is het zover kunnen komen?

TUYMANS: In 1978 had men dat partijtje meteen moeten opdoeken. Men heeft het onderschat, men ging ervan uit dat het folklore was. Toen Karel Dillen voor het eerst op tv kwam, om te zeggen dat hij geen Vlaanderen van minaretten wilde, maar een Vlaanderen van belforten – toen nam niemand dat au sérieux, men vond het zelfs dolkomisch. Men heeft er een karikatuur van gemaakt tot het geen karikatuur meer was. Men had het in de kiem moeten smoren. Ook in de media. Hoe meer het demagogische talent van mijnheer Dewinter werd uitgebouwd, hoe meer hij werd opgevoerd. Men had hem helemaal in het begin moeten aanpakken, toen zijn discours nog zwakker was.

Dragen de andere partijen ook een verantwoordelijkheid?

TUYMANS: Ik leg een grote verantwoordelijkheid bij de CVP in de jaren tachtig, die vanuit een enorme arrogantie blijkbaar geen rekening hield met het feit dat het kon escaleren. Die blijkbaar geen lessen had getrokken uit de geschiedenis. Maar ook de socialisten hebben grote fouten gemaakt. Volgens mij is de val van Willy Claes een belangrijk moment geweest. Die man werd op de brandstapel gezet toen hij secretaris-generaal van de NAVO was. Hoe de politieke wereld zoiets kon toelaten, gaat er bij mij niet in. Als je zo’n figuur opoffert, dan creëer je de totale onbetrouwbaarheid. Dat heeft mee de weg vrijgemaakt voor mijnheer Dewinter. Die op dit moment geen concurrentie heeft. Of ziet u iemand bij de nieuwe generatie met enig charisma? Iemand zoals Louis Tobback, die nog wel tegen dat VB-discours kan en durft ingaan?

Niet meteen, nee.

TUYMANS: Dan is er toch iets mis, niet? Daarom is het zo belangrijk dat tenminste de culturele wereld nog iets onderneemt vóór de verkiezingen.

Wat hebben kunstenaars dat andere mensen niet hebben?

TUYMANS: Ik begrijp het kunstenaarschap niet als iets extreem uitzonderlijks. Het is iets wat ik kan, dat wel. Jacques Brel heeft ooit gezegd: talent is iets graag doen. Daar ben ik het mee eens. Maar verder is het een bezigheid als een andere. Ik weet wel dat mensen naar kunstenaars kijken als naar mensen die kunnen leven van iets waar ze plezier mee maken. Maar dan onderschatten ze toch dat de kunstwereld extreem geprofessionaliseerd is geworden. Het volstaat niet meer om af en toe eens een schilderijtje te maken. Er komt veel meer bij kijken.

Wat onderschatten we precies?

TUYMANS: Dat er zich een extreme markt heeft ontwikkeld. En dat je, om je daarin staande te houden, toch minstens vijf talen moet spreken. En dat je voortdurend moet reizen. Dat je enorm communicatief moet zijn, snel, alert. Er wordt tegenwoordig van een kunstenaar verwacht dat hij precies weet wat hij doet, dat hij goed kan organiseren, dat hij klare aanwijzingen kan geven bij tentoonstellingen, en ga zo maar door. En als je dat allemaal doet en kúnt, dan word je natuurlijk waargenomen als arrogant. (grijnst) Dus je komt er nooit uit.

Bent u dat niet, arrogant?

TUYMANS: Nee, maar ik vind mezelf wel eenzaam. Als mensen veel praten en graag monologen afsteken, wat ik soms doe, dan wijst dat maar op één ding: dat men eigenlijk eenzaam is. Ik zie dat niet als arrogantie, eerder als kwetsbaarheid. Het duidt bovendien op een strenge verlegenheid, die ik heb omgebogen naar iets dat overkomt als arrogantie. Ik zie er misschien ook arrogant uit, en mensen leggen nogal snel een verband tussen hoe iemand eruitziet en hoe iemand is. Ten onrechte, natuurlijk. Dikke mensen zouden bijvoorbeeld gezellig en gemoedelijk zijn, maar ik ken dikke mensen die manisch depressief zijn en helemaal niet gezellig. Ik bedoel maar.

Die eenzaamheid, weegt die op u?

TUYMANS: Dat niet, nee. Maar ik word niet snel geraakt door mensen of gebeurtenissen, begrijpt u? Ik word zelden echt verrast. En dat betekent natuurlijk dat je zelf voor de verrassingen moet zorgen. En dat zorgt dan weer voor een grote dosis onrust. De meeste kunstenaars zijn ook tamelijk egocentrische mensen. Je bent voortdurend gefixeerd op jezelf, op de eigen gedachtegang, soms op het dwangmatige af.

Hoe oud was u toen u uw roeping als kunstenaar kreeg?

TUYMANS: Toen ik vier jaar oud was, tekende ik al op een compulsieve manier. Ik was er mij van bewust dat ik een kleine gave had. Ik was een weinig mededeelzaam kind, op de rand van het autistische. Ik herinner mij nog dat ik een tekenwedstrijd won en voor mijzelf besliste: dit is wat ik kan, dit is waarvoor ik zal worden geaccepteerd. In sommige opzichten is de wereld dus toch tamelijk voorspelbaar. Het is natuurlijk een keuze die ik gemaakt heb, maar die keuze diende zich op jonge leeftijd al aan als een bijna voldongen feit.

U werd, dat hebt u al vaker verteld, gepest op school.

TUYMANS: Ja. Mijn schoolervaring was niet prettig. Ik ben voortdurend gepest geweest, tot aan mijn puberteit. Toen werd ik ineens een stuk groter. Ik begon ook te spreken, ik werd zelf extreem communicatief – het complete tegendeel van hoe ik daarvoor was. Die schok was voor mijn klasgenoten zo groot dat het pesten meteen ophield. Maar ik heb wel aan den lijve ondervonden hoe wreed kinderen kunnen zijn, hoe dierlijk mensen zich kunnen gedragen. Ik heb toen ook geleerd dat er drie categorieën zijn in een klas: de persoon die gepest wordt en die stil is en bang, de figuur die het ziet maar niets doet, en de figuur die pest.

Valt dat niet te vergelijken met de huidige situatie: er zijn racisten, er zijn mensen die het slachtoffer zijn van racisme, en er is een grote menigte die zwijgt en niets doet.

TUYMANS: Die vergelijking kun je sowieso maken. En dat geldt in alle richtingen: als er een gevecht ontstaat op de tram, zal er ook zelden iemand tussenbeide komen. Ik zal niet zeggen dat het lafheid is, maar het heeft toch te maken met het niet accepteren van je verantwoordelijkheid. Dat maakt voor een groot stuk het succes van het VB. Mensen die voor die partij stemmen, willen hun eigen verantwoordelijkheid in deze samenleving niet onder ogen zien. Ze willen niet meer zelfstandig nadenken. Denk aan wat de Duitsers nog lang hebben beweerd: Wir haben es nicht gewusst. Dat was het cliché, maar het wordt hoe langer hoe duidelijker dat dat cliché niet klopt. De Gestapo was nooit zo’n monsterachtige organisatie kunnen worden zonder de hulp van de gewone Duitsers. Als minder mensen in Duitsland de Gestapo informatie hadden bezorgd, zouden er veel minder mensen omgekomen zijn. De Duits-Joodse schilder Max Liebermann schreef begin jaren dertig in zijn dagboek: Ik zal nooit zoveel kunnen eten als ik zou kunnen kotsen. Een tamelijk goede oneliner, die ik heb overgenomen na de racistische moorden in Antwerpen.

U bent enorm gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog, dat blijkt ook uit uw werk.

TUYMANS: Ja, die fascinatie is er altijd geweest. De Holocaust heeft dan ook gezorgd voor een complete economische en psychologische breakdown in Europa. En er is natuurlijk mijn persoonlijke geschiedenis. Mijn vader is een Vlaming en kwam uit de collaboratie, mijn moeder is een Nederlandse en kwam uit het verzet. Toen ik vijf jaar oud was, is dat aan de oppervlakte gekomen en volledig ontploft. Er werd bij ons thuis voortdurend ruzie gemaakt over die oorlog. Dat heeft geleid tot een familievete die nog altijd niet is bijgelegd.

Zijn uw ouders uiteindelijk gescheiden?

TUYMANS: Nee, ze zijn nog altijd samen. Ik neem hen ook niets kwalijk, ik heb hen nooit ergens van beschuldigd. Maar ik draag die spanningen nog altijd met mij mee, het is waarschijnlijk een soort fobie geworden voor mij. Een fobie die ik letterlijk in de verf heb gezet.

Hebt u begrip voor de collaborateurs?

TUYMANS: Tijdens de oorlog werden heel wat mensen ideologisch misleid, vooral door kerkvaders die wilden dat men tegen het communisme ging strijden. Er was ook veel armoede. Dus daar wil ik nog begrip voor opbrengen. Maar ná de oorlog is elke reden om te sympathiseren met dat regime compleet verdwenen. Stel u trouwens eens voor dat heel de Vlaamse beweging in het verzet was gegaan, dan zouden alleen de Franstaligen gecollaboreerd hebben, met de rexisten en Léon Degrelle. Men heeft van de Vlaamse strijd een culturele strijd gemaakt, en dat heb ik nooit begrepen. Het was een sociale strijd, en die strijd is allang gestreden.

Iets geheel anders: u bent jarenlang buitenwipper geweest. Wat heeft dat met uw mensbeeld gedaan?

TUYMANS: Dat heeft een serieuze impact gehad op mijn mensbeeld, zoveel is zeker. Als portier zie je veel agressiviteit en geweld die te maken hebben met te veel drank, of met passionele ruzies – allemaal vrij dierlijk gedrag, op de laagste schaal van het menselijke. Maar je komt ook in aanraking met het meer gesofisticeerde getreiter. In Gent heb ik gewerkt voor een club waar nogal wat advocaten met hun minnaressen kwamen. Franstalige Gentse bourgeoisie. Een van die kerels heeft het jarenlang gepresteerd om bij het buitengaan tegen mij te zeggen: Ouvre ta bouche! Dan moest ik mijn mond opendoen, en stak hij daar een briefje van duizend frank in.

En u deed dat?

TUYMANS:(grijnst) Ik heb een enorm incasseringsvermogen. En mensen onderschatten ook dat alles kan veranderen, dat alles terugkomt. Diezelfde kerel is ooit verschenen op de opening van een tentoonstelling. Bleek hij een stuk collectioneur te zijn. Ik heb hem toen gezegd: Sorry, maar dit is míjn tentoonstelling, dus ik zou nu maar héél hard gaan lopen. (grijnst) Ik heb nog nooit iemand zo snel het pand zien verlaten.

Hoe was u destijds in dat nachtleven terechtgekomen?

TUYMANS: Toen ik dertien was, heeft mijn vader anderhalf jaar in de gevangenis gezeten. En dus begon ik in het weekend samen met mijn moeder in de horeca te werken. Mijn leven was dus wel iets anders dan dat van de modale puber. Ik heb op heel jonge leeftijd dat nachtleven van de achterkant leren kennen. Zo ben ik daar ingerold. Soms werkten mijn moeder en ik in dezelfde zaak. Zij als toiletdame, ik als portier. Ik heb in discotheken gewerkt waar je alleen stond als portier, maar ook aan megadiscotheken waar je met zes portiers aan de deur stond. Ik ben wel heel blij dat ik het niet meer moet doen, want het was bijzonder gewelddadig.

Waarom bent u eruit gestapt? Om fulltime te schilderen?

TUYMANS: Nee, vooral omdat ik zelf te gevaarlijk werd. Ik herinner mij nog precies hoe dat gebeurde. Ik werkte in een zaak waar een aantal paracommando’s af en toe rel kwamen schoppen. Op een ochtend waren ze binnengeglipt terwijl ik naar het toilet was. Ik kom terug uit het toilet en zie dat een van hen ruzie aan het maken is met een koppeltje en op het punt staat om uit te halen. Ik vlieg naar hem toe, stamp hem vanachter tegen zijn kuiten, ga op hem zitten en begin op die man te kloppen – het leek wel alsof die elf jaar er allemaal ineens uitkwamen. Voor hetzelfde geld had ik hem doodgeslagen. Toen ben ik naar mijn baas gestapt en heb hem gezegd: That’s it, ik stop ermee. Ik kon het niet meer aan, ik was zo opgefokt, dat leven begon zo op mij te wegen dat ik eruit moest.

Bent u nog altijd zo explosief?

TUYMANS: Het duurt héél lang voor ik kwaad word, maar als ik kwaad word, dan ben ik ook écht kwaad. Dus een explosief karakter? Het punt is natuurlijk dat ik vandaag een reusachtige uitlaatklep heb in mijn werk. Al die explosiviteit kruipt in mijn werk. Maar goed ook.

Vindt u dat u geluk hebt gehad in het leven?

TUYMANS: Absoluut. Men moet een zekere dosis geluk hebben in het leven, dat is zo. Iemand die zegt dat toeval in het leven niet bestaat, die geloof ik niet. Toeval en geluk zijn voor mij bijna synoniemen. Je moet dat toeval natuurlijk wel zien als het zich aandient. Ik ken ook mensen die hun kans hadden kunnen grijpen, maar die dat moment ernstig verneukt hebben.

Tot slot: wat is de zin van het leven?

TUYMANS: Dat is een grote vraag. Een filosofische vraag. Maar bij mijn weten is geen enkele filosoof er ooit uit geraakt. Het leven is eindig, zoveel is zeker. En ik denk dat het dat ook móét zijn. Niets is eeuwig, alles verwordt tot de slotsom is bereikt. Niets is blijvend, niets is uniform, niets is perfect. Wie toch perfectie of uniformiteit nastreeft, zit op het verkeerde spoor. (denkt na) En als ik het vanuit kosmisch perspectief bekijk, moet ik toch terugdenken aan die nacht dat ik uit bed werd gehaald omdat er een man op de maan was geland. Waanzin vond ik dat, die wedloop om één man op de maan te zetten en dat ook nog met een vlag te claimen. Maar wat ik mij vooral herinner, was het beangstigende gevoel dat ik kreeg toen ik ineens de aardkloot op televisie zag. Ik was elf jaar oud en besefte ineens dat ik op iets woonde dat afschuwelijk klein is. Toen al is de grootsheid van de wereld voor mij met één klap in elkaar geslagen.

www.0110.be De concerten voor verdraagzaamheid vinden plaats op zaterdag 1 oktober. www.mute.be De tentoonstelling voor verdraagzaamheid, met werk van onder anderen Luc Tuymans, loopt nog tot en met 8 oktober in de Antwerpse Hofstraat nummer 1, zeven dagen op zeven, van 10 tot 22 uur.

DOOR JOëL DE CEULAER / FOTO’S CHARLIE DE KEERSMAECKER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content