Leander Haussmann regisseert ?Een midzomernachtdroom? : stilistisch ver- fijnd, maar zonder de bittere poëzie.
OP DE Salzburger Festspiele is de ?Felsenreitschule? allicht een van de meest indrukwekkende theaterruimtes van Europa dit jaar de locatie voor een nieuwe productie van ?Een midzomernachtdroom? van William Shakespeare. Na het aantreden van Peter Stein als theaterdirecteur in 1992, werden er drie jaar na elkaar tragedies van de Engelse meester opgevoerd. Nu was het dus tijd voor het ?lichtere? werk : een komedie. Maar kan een hedendaagse enscenering nog wel voorbijgaan aan de vraag of er in dit stuk echt veel te lachen valt ? Regisseur Leander Haussmann (37), de ?shooting star? van het Duitse theater, had ogenschijnlijk ook zijn twijfels, toch valt zijn voorstelling een beetje tussen twee stoelen. Af en toe gaat het er grimmig aan toe, maar uiteindelijk waait ?de lichte wind van de zomer?, zoals Haussmann het zelf uitdrukte, door de Felsenreitschule.
William Shakespeare (1564-1616) legde waarschijnlijk een hele tijd vóór 1600 de laatste hand aan ?Een midzomernachtdroom?. De definitieve tekst werd, zo wordt nu verondersteld, voor ’t eerst opgevoerd bij het huwelijk van de Graaf van Southampton in 1598, in het Londense paleis van zijn familie. Jan Kott Pools auteur van het nog altijd actuele ?Shakespeare. Our Contemporary? uit 1964 noemt ?Een midzomernachtdroom? ?een uiterst waarheidsgetrouw, brutaal en gewelddadig stuk?, dat na ?Romeo en Julia? een nouvelle vague in het theater van zijn tijd inluidde. Tal van interpretatoren hebben erop gewezen dat het stuk barst van de verwijzingen naar en allusies op liaisons en affaires die voor het premièrepubliek zeer herkenbaar moeten zijn geweest. Verwijzingen die de plot van het stuk eigenlijk niet nodig heeft. Zo is er de Indische koningszoon, ?een mooie knaap?, die Elfenkoningin Titania als dienaar heeft uitgekozen. Haar echtgenoot Oberon is razend jaloers, niet zozeer omdat zijn vrouw een ander graag mag, maar vooral omdat hij de knaap voor zichzelf wil.
Shakespeare had tal van redenen kunnen aanhalen om de echtelijke spanningen tussen Titania en Oberon te verklaren, of hij had de precieze oorzaak in het vage kunnen laten. Maar uitgerekend die bizarre knaap, die nooit verschijnt en niks aan het verhaal toevoegt, wordt opvallend vaak vermeld. Kortom, voor de toeschouwers op die première moet er een soort ?geheime betekenis? achter heel wat verzen hebben geschuild, en met een soms angstaanjagende directheid.
Haussmann is zowat de meest succesvolle van een generatie van jonge, Duitse regisseurs die gemakkelijkheidshalve de ?Jonge Wilden? worden genoemd. Als eerste onder hen zette hij de stap naar ?het establishment? en rondde net zijn eerste jaar af als intendant van het Schauspielhaus Bochum. Daar haalde hij het nieuws met zijn openingsproductie, een acht uur durende versie van Tsjechovs ?Platonov?. En afgelopen juni bracht hij er de wereldpremière van het laatste stuk van Heiner Müller, ?Germania 3 Gespenster am toten Mann?.
GEZICHTSLOOS.
Haussmann regisseerde ?Een midzomernachtdroom? al eens eerder, in 1992 in Weimar. Die productie was toen een enorm succes. In de Süddeutsche Zeitung werd ze ?een griezelige, bonte horrorshow? genoemd, ?een orgie, waarbij mens en dier op de in het rond draaiende bühne de lust vierden.? In Salzburg verklaarde de regisseur dat hij bij zijn tweede poging naar een ?minder weelderige en ongekunstelder? voorstelling had gestreefd. Hij wilde zich deze keer vooral op de personages concentreren. Bovendien stelde hij dat de discussie, of ?Een midzomernachtdroom? nu al dan niet een komedie is, hem eigenlijk niet erg interesseert. Volgens Haussmann lijdt het Duitse theater onder een te strakke scheiding van tragedie en komedie, en hebben ze nog altijd niet door dat beide genres sterk door elkaar lopen. Hij wilde een teveel aan ?sérieux? in deze productie vermijden. ?Een midzomernachtdroom? mag dan misschien een brutaal stuk zijn, het blijft allereerst toch ook ?een komedie van verboden dromen?.
Wie theaterschuwe mensen naar het theater wil lokken, moet de lach terug brengen, aldus Haussmann. ?Veel pret? was niet voor niets het motto van zijn eerste seizoen in Bochum. Benjamin Heinrichs schreef in Die Zeit : ?Waar Haussmann ook zoekt, hij vindt in de eerste plaats veel hart en veel lol.? Het valt inderdaad op dat de regisseur, samen met vormgever Bert Neumann, ieder personage heel zorgvuldig heeft uitgetekend. Het resultaat is een mooie, inventieve en bij momenten erg geestige personenregie. Om te beginnen, is er de vaak erg geslaagde en fascinerende bezetting. Voor het kwartet van geliefden waar het hele stuk rond draait, koos de regisseur voor vier stevig uit de kluiten gewassen ?karakterspelers?. Vooral Sabine Orléans als Helena komt erg sterk naar voren. Tijdens hun tocht door het woud dragen ze alle vier een identiek camouflagepak. Ook hun energieke, heel beweeglijke speelstijl vertoont veel overeenkomsten. Haussmann heeft op die manier vermeden dat het stuk een tocht naar de volwassenheid van een reeks romantische pubers werd. Hermia en Helena, Lysander en Demetrius zijn de naïviteit voorbij. Ze beleven hun erotische avonturen op een verbeten manier die echte voldoening onmogelijk maakt.
Bovendien wordt hier ook heel duidelijk wat Kott bedoelde, toen hij schreef dat de geliefden in dit stuk ?uitwisselbaar? zijn. ?De reductie van personages tot liefdespartners lijkt mij de bijzonderste eigenschap van deze wrede droom ; en misschien zijn modernste kenmerk. De partner is nu naamloos en gezichtsloos.? In deze ?Midzomernachtdroom? krijgt die erotische verwarring een heel concrete invulling : je kan de geliefden in hun camouflagepakken soms maar moeilijk uit elkaar houden. In elk geval wordt hier sterk in de verf gezet dat de vraag wie nu eigenlijk op wie verliefd is alleen een kwestie van toeval en willekeur is.
TRAVESTIET.
Ook de drie niveaus in het stuk zijn op een mooi onderscheiden manier aangegeven in de personenregie. Christian Grashof en Almut Zilcher spelen beiden dubbelrollen. Enerzijds zijn ze Theseus, Hertog van Athene, en Hippolyta, Koningin van de Amazonen en aanstaande vrouw van de Hertog. Theseus en Hippolyta behoren tot de wereld van de geliefden. Het is eigenlijk aan de hertog om klaarheid te scheppen in de verwarring tussen de vier en ervoor te zorgen dat Hermia haar vader gehoorzaamt en met Demetrius trouwt. Maar dat zal de hertog een zorg zijn : zijn aanstaande huwelijk baart hem meer zorgen.
Grashof en Zilcher spelen ook Oberon en Titania, het Elfenkoningspaar. Eens de vier geliefden in het woud rond Athene zijn aanbeland, worden ze de speelbal van Oberon en zijn dienaar Puck. En die behoren in deze regie, samen met Titania en haar elfen, duidelijk tot het rijk van de fantasie. Oberon heeft in zijn lang vrouwenkleed en met het weelderige haar op zijn armen iets van een overjaarse travestiet. De elfjes lopen er dan weer wel bij als romantische pubers en Titania ziet er in haar lange witte avondkleed uit als een nerveuze filmster. Hermia en Helena, Lysander en Demetrius horen in hun camouflagepakken duidelijk niet thuis in die kinderlijke, kleurige, speelse wereld. Ook in de bewegingstaal onderscheidt de elfenwereld zich van die van de geliefden : alles gebeurt er net iets extremer, traag of snel.
Een derde, aparte categorie wordt gevormd door de handwerklieden die hun eigen stukje in het stuk voorbereiden. Zij lijken wel een showcase van monumenten uit het Duitse theater. Michael Maertens als ?Squenz?, de timmerman ; Otto Sander als ?Zettel?, de wever ; Hans-Michael Rehberg als ?Schnauz?, een ketellapper en Ulrich Wildgruber als ?Schlucker?, een kleermaker ; dat zijn er maar enkelen. Ze vallen natuurlijk op in hun zwarte pakken en witte hemden, maar dat is uiteraard niet de voornaamste reden. Het is gewoon ontzettend bizar en geestig dat acteurs als Wildgruber, fetisj-acteur van Peter Zadek, of Rehberg, twee jaar geleden nog Antonius in Peter Steins ?Antonius en Cleopatra?, hier nu even een collectieve cameo-vertolking weggeven. Hoewel het daartoe niet beperkt blijft, stelen zij uiteindelijk in grote mate de show. De lachers hebben ze permanent op hun hand.
Haussmann en Neumann zijn erin geslaagd, dankzij een zorgvuldige casting en een doordachte behandeling van de personages, de diverse dimensies van het stuk mooi van elkaar te onderscheiden en boeiend in te vullen. Daarmee is echter nog helemaal niets gezegd over de grote troef van de voorstelling. Scenograaf Bert Neumann, medewerker van enfant terrible Frank Castorf aan de Berlijnse Volksbühne, is er in gelukt de fantastische, maar voor theater uiterst verraderlijke ruimte van de Felsenreitschule op een heel inventieve manier te benutten.
De Felsenreitschule werd aan het eind van de zeventiende eeuw gebouwd voor de paardencollectie van de machtige aartsbisschop. De achterwand en één van de zijwanden worden gevormd door een tientallen meters hoge rots, met drie boven elkaar uitgehouwen rijen arcaden. In de zandbodem groeit een echte boom en het dak kan bij mooi weer worden opengeschoven. Zonder dat je er ook maar iets mee doet, heeft de ruimte al iets uitgesproken magisch : Peter Sellars buitte dat maximaal uit in zijn regie van Messiaens ?Saint-François d’Assise? in 1992.
HET WOUD.
Regisseur Max Reinhardt was de eerste die in de jaren twintig besloot om in die ruimte ook theater te maken. Bijna zeventig jaar later koos Stein de Felsenreitschule als locatie voor zijn trilogie van Shakespeare-tragedies. ?Julius Caesar? en ?Antonius en Cleopatra? bracht hij er zelf. De Engelse regisseur Deborah Warner ensceneerde er ?Coriolanus?. Merkwaardig genoeg bleek die unieke ruimte vaak een vergiftigd geschenk voor regisseurs en acteurs. De enorme marmeren trap voor ?Julius Caesar? of de grote, verroeste ijzeren platen in ?Coriolanus? waren wel indrukwekkend, maar ze zetten de problemen van de ruimte nog meer in de verf. De bühne is te groot en te breed, en de toeschouwers zitten zo ver weg dat subtiliteit en verfijning in de personenregie en de tekstbehandeling totaal onmogelijk worden. In Steins ?Antonius en Cleopatra? leidde dat tot een voorlopig dieptepunt. Het onophoudelijke geschreeuw ontlokte aan critici het commentaar dat de voorstelling een ?terugval in de steentijd van het theater? betekende. Na deze ?Midzomernachtdroom? zullen er voorlopig dan ook geen nieuwe theaterproducties meer in de Felsenreitschule te zien zijn.
Haussmann en Neumann waren zich bewust van die problemen. Haussmann : ?Ik heb het gevoel dat Shakespeare op zo’n Cinemascope-bühne niet kan functioneren (…). Als regisseur komt men bovendien in de verleiding deze ruimte met een massa figuranten op te vullen. Dat kan de toeschouwer van het eigenlijke thema van het stuk afleiden.? Neumann had meer dan een schitterend idee om hieraan te ontsnappen. Centraal staat echter het kleine houten speelvlak dat op krakende katrollen bijna tot in de toeschouwersruimte kan worden gerold. Zo ligt het zwaartepunt van de meeste scènes op die kleine door het publiek omgeven bühne, net als in het zestiende-eeuwse Elizabethaanse theater. Geen geschreeuw meer, geen reusachtige figuranten-choreografieën. De rest van de ruimte blijft niet onbenut. Een constructie van metalen stellages met diepe putten ertussen omkadert het kleine speelvlak : de verraderlijke uitlopers van het woud rond Athene, waar de acteurs meer dan eens intuimelen.
Dat woud rond de stad geeft de scenograaf op een nog eenvoudiger manier aan : groene neonletters hoog in de arcaden lichten op. ?THE WOOD? : meer moet dat niet zijn. Van bij het begin stapelen de goeie invallen zich op. De eerste scène in Athene speelt zich af op dat kleine speelvlak, met een reusachtig helrood doek wordt de rest van de Felsenreitschule aan het oog onttrokken. En dan steekt er plots een enorme windvlaag op : het rode doek waait weg, de neonletters flitsen aan en we zitten in het woud. Neumann ontwierp voor deze ?Midzomernachtdroom? geen decor, maar creëerde een ruimte die de voorstelling vorm en vaart geeft.
Toch is Leander Haussmanns ?Midzomernachtdroom? geen productie die diep raakt of een blijvende indruk nalaat. Om Jan Kott er nog eens bij te halen : ?Haussmanns theater is té bekommerd om ?stilistische? verfijning om de bittere en brute poëzie van dit stuk echt tot zijn recht te laten komen.?
CLOWNESK.
De manier waarop Haussmann het personage van Puck invult, toont dat mooi aan. Jan Kott wijst er uitvoerig op dat Puck, de rechterhand van Oberon, eigenlijk een duivels personage is. Puck druppelt de geliefden en Titania het betoverende sap in de ogen, Puck brengt hen op een dwaalspoor in het woud, hij bezorgt Zettel, de wever, een ezelskop. Slechts in twee van zijn stukken heeft Shakespeare zo’n ?monsterachtige? creaturen laten optreden. Naast Puck is er Ariel, Prospero’s helper in ?De storm?. Volgens Kott kondigt ?Midzomernachtdroom? ?De storm? al aan : is het eerste stuk nog een bittere komedie, dan heeft het tweede zich helemaal van dat genre verwijderd. Ariel, de luchtgeest, is een soort duivel en Prospero is als Faust, die de macht heeft over de natuur.
Kortom, als Puck een soort Ariel avant la lettre is, dan kan hij niet worden getoond als een of andere speelse dwerg. Kott : ?Puck is geen clown. Hij is zelfs geen acteur. Hij is het die, (…), de touwtjes van alle personages in handen heeft. Hij (…) zet de mechanismen van deze wereld in beweging (…) en lacht er mee terzelfdertijd.? Een voorstelling die dat personage recht wil doen, moet dan ook zijn dubbele natuur tonen : enerzijds is hij ?Robin Goodfellow?, de goedaardige faun, anderzijds is hij ?Hobgoblin?, de kwaadaardige duivel.
Haussmann doet dat niet. Hoe virtuoos en dynamisch André Eisermann in zijn strakke rode pakje ook te keer gaat en hij is echt overal tegelijk , de Puck van deze ?Midzomernachtdroom? blijft een luchtige, zelfs ietwat vertederende, clowneske figuur. Hij amuseert zich kostelijk, maar slechte bedoelingen heeft hij in geen geval.
Dat is meteen waar het de productie in het algemeen aan ontbreekt. Alles ziet er heel mooi uit, de enscenering is op intelligente wijze uitgedacht, maar het blijft allemaal wat ongevaarlijk en echte scherpte heeft het niet. Het lijkt alsof Haussmann af en toe eens voorzichtig in de angstwekkende en sombere diepte van dit stuk heeft gekeken : die van de lage, oncontroleerbare begeerte die alles op zijn kop zet en die uitmondt in de waanzin. Maar hij toont er maar een heel klein deeltje van. Tegenover de schaarse ogenblikken van diepe wanhoop die de vier geliefden hier laten zien, staan de onophoudelijke fratsen van Puck of de geestige, maar uiteindelijk niet terzake doende maniërismen van een kransje steracteurs.
Samen met Haussmanns ?Midzomernachtdroom? liep ook Deborah Warners productie van Shakespeares ?Richard II? in Salzburg. Die is strak en kaal : fraaie en kleurige kostuums zijn er niet, een decor al evenmin. Alles draait om de nog altijd pijnlijk actuele tekst. Merkwaardig genoeg liep die voorstelling, die het moest stellen zonder vormfranjes, over van wat ?Midzomernachtdroom? uiteindelijk maar heel gedeeltelijk biedt : een diepe en relevante resonantie van een klassieke tekst. Of hoe minder ook meer kan zijn.
Jan Goossens
?Een midzomernachtdroom? nog in de Felsenreitschule in Salzburg op 17, 18, 25 en 28/8.
Een midzomernachtdroom : de reductie van personages tot liefdespartners lijkt de bijzonderste eigenschap van deze wrede droom ; en misschien zijn modernste kenmerk.
Michael Maertens, Peter Fitz, Otto Sander, Ignaz Kirchner, Hans-Michael Rehberg, Ulrich Wildgruber en André Eisermann : zonder echte scherpte.