Duizend en een namen zijn er voor uiteenlopende vage klachten. De oorzaak van de kwalen laat zich gemakkelijker en scherper benoemen: we kunnen de stress niet meer aan.
Veel mensen raadplegen hun arts voor klachten die bij nader onderzoek geen lichamelijke oorzaken hebben: buikkrampen, hoofdpijn, spierpijn, concentratiestoornissen, slaapstoornissen, aanhoudende vermoeidheid… Artsen hebben het over ‘vage klachten’ (al zijn ze voor de betrokkenen allesbehalve vaag). Een meer wetenschappelijke term is ‘functionele lichamelijke klachten’. Ze bevinden zich in de grijze zone tussen lichaam en geest. Vaak zijn er meerdere klachten tegelijk en dan spreekt men over een ‘functioneel lichamelijk syndroom’. Afhankelijk van het probleem dat de meeste aandacht opeist, wordt er een diagnostisch etiket op gekleefd. Vaak een opgeblazen gevoel? Dan hebt u het prikkelbaredarmsyndroom (spastisch colon). Onverklaarbaar moe? U lijdt mogelijk aan het chronischevermoeidheidssyndroom (CVS). Pijn in de spieren? Het zou wel eens fibromyalgie kunnen zijn. Pijn in de kaken? Wellicht speelt het termporomandibulaire pijn-en dysfunctiesyndroom u parten.
Professor Boudewijn Van Houdenhove, psychiater in UZ Leuven en ruim veertig jaar actief in het wetenschappelijk onderzoek naar lichamelijk onverklaarde klachten: ‘Het lijkt of ieder medisch specialisme zijn eigen ‘syndroom’ heeft waarin zulke klachten kunnen worden ondergebracht. Als een patiënt met vage ongemakken een internist raadpleegt, dan zal die focussen op de vermoeidheid en denken aan CVS. Komt dezelfde patiënt bij een reumatoloog terecht, dan zal er eerder sprake zijn van fibromyalgie. Raadpleegt hij een gastro-enteroloog, dan zal die vooral geïnteresseerd zijn in de buikklachten en de diagnose spastisch colon naar voren schuiven. Mensen die overgevoelig reageren op geuren, krijgen tegenwoordig het etiket ‘multiple chemische overgevoeligheid’ opgeplakt, of als het om straling gaat: ‘elektromagnetische overgevoeligheid’.
RODE DRAAD
‘Niet dat alle mensen precies hetzelfde mankeren, maar de overeenkomsten zijn wel opvallend’, stelt Van Houdenhove vast: ‘Zo komen 70 tot 80 procent van de patiënten met het chronischevermoeidheidssyndroom ook in aanmerking voor de diagnose fibromyalgie. Zelf vind ik het belangrijker te zoeken naar de rode draad in deze syndromen, eerder dan mij druk te maken over wie in welk hokje past.’
In de medische wereld wordt die visie niet altijd gedeeld. Daarin speelt een zekere corporatistische reflex een rol. Bij reumatologen zijn de fibromyalgiepatiënten goed vertegenwoordigd. Hetzelfde geldt voor patiënten met een prikkelbaredarmsyndroom, die de wachtzalen van de gastro-enterologen bevolken. Logisch dus dat deze specialisten ze graag als ‘hun’ patiënten beschouwen.
Het wetenschappelijk onderzoek naar deze syndromen verloopt erg gescheiden. Van Houdenhove: ‘Uiteraard kunnen ze apart bestudeerd worden, daar is niets op tegen. Maar in de klinische praktijk bestaat het gevaar dat artsen vooral aandacht hebben voor de klacht waarin ze gespecialiseerd zijn en andere aspecten uit het oog verliezen. Ze zouden ruimer moeten kijken. In onze hypergespecialiseerde geneeskunde worden deze patiënten te veel van het kastje naar de muur gestuurd.’
STABIEL BLIJVEN
Bij analyse van de meest voorkomende functionele klachten valt op dat ze gekenmerkt worden door een typische cluster van abnormale vermoeidheid, slecht herstel na inspanning, overmatige pijngevoeligheid in spieren of ingewanden, concentratieproblemen, slaapstoornissen, angstgevoelens en depressieve stemmingen. ‘Eigenlijk loopt het fout op allerlei vlakken’, zegt professor Van Houdenhove. ‘Vraag je deze mensen expliciet wat hun belangrijkste klacht is, dan hebben ze daar vaak geen eenduidig antwoord op. Soms de vermoeidheid, soms de spierpijn, of de buiklast, soms de depressiviteit… De laatste jaren blijkt uit onderzoek steeds duidelijker dat de rode draad in deze syndromen een ontregeling van de stressmechanismen is.’
Bij stress denken wij meteen aan mensen die gejaagd door het leven gaan, nerveus op hun stoel wippen, luid praten en druk doen. Maar wetenschappers zien dat veel ruimer. Boudewijn Van Houdenhove: ‘Stress verwijst naar de noodzaak van ons organisme om in evenwicht te blijven. Mijn bloeddruk is nu bijvoorbeeld iets hoger dan toen ik rustig achter de computer zat. Nochtans is wat we nu doen niet bijzonder stresserend, maar toch ervaart mijn organisme het als een zekere belasting. Mijn bloeddruk stijgt omdat het zuurstofgehalte in mijn hersenen moet worden verhoogd, zodat ik alerter ben en klaarder kan denken en formuleren. Wat ook gebeurt dankzij de stijging van adrenaline en cortisol – twee belangrijke stresshormonen – die mij bovendien voldoende energie geven om mijn woorden kracht bij te zetten. (gesticuleert nadrukkelijk) Na ons gesprek zal mijn organisme terugkeren naar een rustiger toestand en passen mijn bloeddruk en hormoonspiegels zich opnieuw aan.’
Bruce McEwen, topwetenschapper en neurobioloog aan de Amerikaanse Rockefeller University, bedacht een term voor deze aanpassingsfunctie: ‘allostase’, een combinatie van stilstand (stasis) en verandering (allos). Sommige parameters in ons lichaam, zoals de lichaamstemperatuur of de zuurtegraad van het bloed, moeten op eenzelfde niveau worden gehouden – dat noemen we homeostase. Andere parameters, zoals bloeddruk, hartslag en hormoonconcentraties zijn onderhevig aan een continu aanpassingsproces. Van Houdenhove: ‘In feite is dat een van de meest essentiële kenmerken van ‘leven’: stabiel blijven in een voortdurende verandering. Die doelstelling wordt bereikt door een complex samenspel van hormonen, neurotransmitters, immuunstoffen (zoals cytokines) en vele andere moleculen die voortdurend op elkaar inwerken.’
INCASSERINGSVERMOGEN
Bij gezonde mensen functioneert dit aanpassingsmechanisme perfect. We kunnen tegen een stootje. Allerlei vormen van belasting, emotionele opdoffers, ziektes, zelfs ernstige trauma’s: het brengt ons uit evenwicht, maar na verloop van tijd herstellen we weer. Als dit opvangsysteem voor stress te veel moet incasseren en niet de tijd krijgt om tot rust te komen, kan het uit balans raken. De systemen die stresshormonen produceren, blijven dan over hun toeren draaien, en er ontstaat een kettingreactie waarbij ook het immuunsysteem van slag raakt en de pijnverwerkende mechanismen overgevoelig worden. Vooral als de opdoffers elkaar te snel opvolgen, of de belasting chronisch wordt, faalt het allostatisch systeem steeds meer. De rek is eruit.
‘Een bijkomend probleem is dat veel mensen geneigd zijn met ongezond gedrag te reageren op grote druk: ze roken meer, consumeren overmatig veel alcohol, slapen slecht of hangen apathisch voor de televisie. Daarmee versterken ze de belasting van hun organisme en vergroten ze het risico op ontregeling’, weet professor Van Houdenhove. Overigens kan niet alleen te veel, maar ook te weinig belasting de stressmechanismen ontredderd achterlaten. Wie overbeschermd wordt opgevoed, bijvoorbeeld, en nooit uitdagingen of obstakels op zijn pad vindt, is slecht gewapend tegen de lotgevallen van het leven en kan op de duur steeds minder belasting aan. Om goed te functioneren, moet de machine gesmeerd blijven.
Als het stressmechanisme begint te haperen, geeft het lichaam signalen: pijn, geradbraakt opstaan, protesterende darmen, langdurige vermoeidheid. De precieze aard van de klachten hangt af van toevallige factoren (een letsel als een whiplash kan een trigger zijn voor fibromyalgie). Maar ook de individuele gevoeligheid, gedeeltelijk genetisch bepaald, speelt een rol. Orgaansystemen die het kwetsbaarst zijn, bezwijken sneller onder stress. Iemand met gevoelige ingewanden is gedoemd last te krijgen van een spastisch colon, gebitsproblemen leiden naar temporomandibulaire pijn. Angst, depressieve stemmingen, slaapstoornissen, concentratieproblemen en geheugenstoornissen ontbreken zelden in het lijstje aandoeningen van gestreste mensen.
FIXATIE
Hoe ver mensen afglijden in een functionele lichamelijke aandoening, hangt ook af van de manier waarop ze met (beginnende) klachten omgaan. Boudewijn Van Houdenhove: ‘Wie focust op vage lichamelijke sensaties en daar apocalyptisch over nadenkt, komt gemakkelijk in een neerwaartse spiraal terecht.’ Je kruipt meteen in bed en meldt je ziek, en je beperkt je inspanningen zoveel mogelijk om je vooral niet te forceren. Dat is nefast voor de fysieke conditie, het verergert het klachtenpatroon en verhoogt het risico dat het een chronische aandoening wordt. Je moet ervoor opletten klachten al te snel te medicaliseren. Tijdelijk wat gas terugnemen en de boel relativeren heeft allicht een positiever effect. Heel wat beginnende functionele klachten verdwijnen dan vanzelf.
Veel mensen staan onder zware druk en maken ernstige traumata door. Sommigen krabbelen vlot overeind, terwijl anderen met heel wat minder pech door de knieën gaan. Wat heeft de ene dat de andere niet heeft? Menselijke veerkracht is individueel erg verschillend en afhankelijk van genetische factoren, aangeleerd gedrag, vroegere trauma’s en – zoals de laatste jaren steeds duidelijker wordt – invloeden tijdens de prenatale periode (zie pagina 62).
Herinnert u zich de discussie over het Balkansyndroom bij militairen die terugkeerden na de conflicten in voormalig Joego-slavië? Volgens sommigen was het hele syndroom niet meer dan hysterie. Anderen geloofden er rotsvast in dat het kwam door blootstelling aan verarmd uranium. Of aan onvoldoende opvang en begeleiding door de militaire overheid, met posttraumatische stress als gevolg. Volgens Boudewijn Van Houdenhove is er een meer plausibele verklaring: ‘Mensen met een kwetsbaar allostatisch systeem zijn minder goed gewapend tegen stress. Daardoor verwerken ze diverse vormen van belasting, ook fysieke en emotionele trauma’s, minder efficiënt.’ Deze kwetsbaarheid wordt stilaan ook meetbaar. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mensen met lage concentraties van cortisol minder goed opgewassen zijn tegen traumatische omstandigheden dan mensen met een normale cortisolproductie. Er zijn zelfs aanwijzingen dat dit kenmerk van generatie op generatie wordt doorgegeven: kinderen van Holocaustslachtoffers hebben, vooral van moederskant, een gemiddeld lagere cor-tisolspiegel. Wetenschappers hebben het sterke vermoeden dat traumatische ervaringen hun sporen nalaten in het genetisch materiaal. Men noemt dat epigenetische transmissie. De psychoneurobiologie tracht de mechanismen daarvan verder te ontrafelen. Voorlopig kennen we nog maar enkele stukjes van de puzzel.
OPLOSSINGEN
Momenteel zijn er geen medicamenten die functionele klachten en syndromen kunnen genezen. Je kunt ze wel symptomatisch behandelen met pijnstillers, middelen tegen kramp, juiste voedingsgewoonten, enzovoort. Belangrijk is ook dat bijkomende emotionele problemen of slaapstoornissen eventueel worden bijgestuurd met antidepressiva, angstwerende of slaapverbeterende medicijnen. Ook begeleiding door een psycholoog of kinesitherapeut kan nuttig zijn om optimaal te leren omgaan met je beperkingen, je fysieke conditie geleidelijk te verbeteren, en je fysiek en mentaal te leren ontspannen. Onze kennis over het ontredderde allostatisch systeem is vandaag nog te beperkt om echt genezende therapeutische strategieën te vinden. Op tijd naar bed, niet te veel hooi op je vork nemen, naar je lichaam luisteren, je conditie op peil houden, niet meteen panikeren bij vage klachten. Boerenwijsheid helpt heel wat functionele lichamelijke aandoeningen te voorkomen of vroegtijdig in de kiem te smoren.
BOUDEWIJN VAN HOUDENHOVE (RED.), STRESS,HET LIJF EN HET BREIN, LANNOOCAMPUS 2007,233 BLZ., 24,95 EURO.
DOOR MARLEEN FINOULST