‘Als ze vragen wat mijn beroep is, dan zeg ik altijd: “Verschijnsel”. Zoals Nero.’ Het Verschijnsel Kurt Van Eeghem presenteert dezer dagen op radio Klara, en hij is gelukkiger dan ooit. ‘We komen uit een donkere periode. Maar ik stel vast dat het woord ‘intellectueel’ vandaag niet langer een scheldwoord is op de VRT. Met de vlag omhoog, nu. En vooruit! Want er is werk aan de winkel.’
Een woensdagochtend in december. Kurt Van Eeghem wandelt het Antwerpse café Canal binnen, en bestelt een warme chocolademelk. In afwachting daarvan praten we wat over de wanorde van de dag. Of beter: van het jaar.
Een tijd geleden maakte Van Eeghem Le Petit Kurt – een kleine encyclopedie van België. Op de achterflap van dat boek schreef hij: ‘België is geen stip op de landkaart, maar het lichtende voorbeeld voor de rest van de wereld en daarom ook vanuit de ruimte zichtbaar.’ In het boek citeert hij de Waalse dichter William Cliff: ‘Vroeger vond ik België een zielig land, maar door de vele reizen die ik heb gemaakt, ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt dat België een heel interessant land is, een van de landen waar je het best kunt leven en waar je als individu vrij kunt ademen.’
‘Ik ben het daar nog altijd 100 procent mee eens’, zegt Van Eeghem, terwijl hij van zijn kop nipt. ‘Hoe belachelijk we ons vandaag ook maken, ik blijf België een ongelooflijk fascinerend land vinden. Ik heb me de laatste maanden enorm geërgerd aan de mensen die beweerden dat Walen en Vlamingen twee totaal verschillende volkeren zouden zijn. Toen ik nog studeerde, heb ik twee jaar in Amsterdam gewoond. Daar voelde ik me echt in het buitenland. Hoe ze daar eten, feesten… Alles is daar anders. De Nederlander plaatst eerst de ramen, dan het huis. De Belg doet het net andersom. En dan is Amsterdam Nederland nog niet. Nee, dan horen de Walen en Vlamingen bij elkaar zoals een suikerklontje in een kop koffie. We hebben veel meer gemeen dan we zelf denken: dezelfde godsdienst, dezelfde humor, dezelfde geschiedenis, dezelfde visie op het leven. Zelfs de rivieren stromen door het hele land: de Schelde, de Maas, de Leie.’
En toch is er een verschil. Le Petit Kurt, pagina 43. Van Eeghem legt het begrip BV uit. ‘Waren de eerste BV’s nog mensen die hun naam konden spellen, dan is nu de grootste vereiste dat ze ofwel kunnen lachen, of hun borsten kunnen tonen, of van een hoog gebouw durven te springen. (…) In Wallonië heb ik nooit over WC’s horen praten. Toch twijfel ik er geen moment aan dat het specimen Wallon Connu bestaat. Maar een Waal laat zich blijkbaar niet graag onderzeiken.’
Jaren geleden. Tijdens de pauze van een theatervoorstelling vroeg iemand: ‘Mijnheer Van Eeghem, wilt u voor de televisie werken?’ Hij schrok en twijfelde. Een paar weken later verscheen er een salonfähige, wat nichterige jongeman op televisie. Hij noemde zichzelf Raphaël Goossens, riep ’tachtig wordt prachtig’ en kondigde muziekvideo’s aan. In de krant zei hij: ‘Ik heb geen ambitie. Alles wat ik doe, is het mondjesmaat loslaten van talent.’
Zijn naam deed de ronde. Kurt Van Eeghem werd een BV. ‘In een tijd dat BV nog gewoon de afkorting was van “bijvoeglijk”, zoals in een bijvoeglijk naamwoord.’
Later was hij Hilaire Sfeermaeckers, de man die zijn volk leerde wat het woord ‘etiquette’ betekende. En nog later verzinnebeeldde hij de olijke quizmaster. De man van Namen noemen en De drie wijzen.
Er valt geen touw vast te knopen aan die Van Eeghem, want vandaag presenteert hij op radio Klara. ‘Als ze mij vragen wat mijn beroep is, dan zeg ik altijd “verschijnsel”. Zoals Nero.’
‘En toch ben ik niet veranderd. Raphaël Goossens en de Kurt Van Eeghem die gedichten voorleest op Klara, dat is nog altijd een en dezelfde persoon. Ik ben opgegroeid in de jaren zestig. Elke zaterdagnamiddag luisterden we naar Radio Noordzee, het enige moment van de week dat er rockmuziek op de radio gedraaid werd. We droegen jeans en hadden lang haar – iets wat onze ouders niet bepaald toejuichten. Vandaag draagt zelfs de conservatiefste ouder een jeans, en wordt er in elke winkelstraat rockmuziek gedraaid. Wie vandaag een rebel wil zijn, moet naar Klara luisteren. (draait zich naar de cassetterecorder) Beste jongere, gooi die vervelende hiphopplaten van uw vader het raam uit! Laat de negende symfonie van Beethoven uit de boxen schallen! Zo luid dat uw vader het op zijn zenuwen krijgt en brult: “Zet die brol af!” Koop dan, om hem nog wat meer te jennen, een kostuum. En liefst één in drie delen. En schaf u vervolgens een obscure dichtbundel van Charles Ducal of Leonard Nolens aan. Dan hebt u het Rode Boekje in handen waarmee wij in de jaren zestig stonden te zwaaien.’ (lacht)
Toch blijft het merkwaardig. U, de man die ooit voor miljoenen mensen televisie maakte, werkt vandaag voor de kleinste radiozender van de openbare omroep. Steekt dat niet?
KURT VAN EEGHEM: Absoluut niet. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest als vandaag. Trouwens, een Klaraluisteraar telt voor vijf. Vermenigvuldig het marktaandeel van Klara met vijf en je komt aan een behoorlijk aantal luisteraars… (lacht) Ik méén dat. Voor een Klaraluisteraar is radio geen behang. De eerste dag dat ik presenteerde, kreeg ik honderd reacties, waarvan twee slechte. Nooit meegemaakt in mijn carrière.
Wat stond er in die twee slechte reacties?
VAN EEGHEM: Dat ik ’te geaffecteerd’ spreek. Pas op, ik heb met die kritiek ook rekening gehouden. Ik ben een humble civil servant. Mijn transfer van de televisie naar de radio gebeurde onder druk, dat geef ik toe. Maar achteraf bekeken was het wel de beste move uit mijn leven. Ik kan me niet voorstellen dat ik vandaag, op mijn 55e, nog altijd zou zeggen: ‘Walter, het is aan u.’ Tussen haakjes, ze zijn nu al voor de vierde keer De drie wijzen aan het heruitzenden. Om halfvier ’s middags. Naar het schijnt ben ik bijzonder populair in bejaardenhuizen. ( lachje) Ik schaam me niet voor die perio- de. Ik weet dat ik altijd mijn broek heb aangehouden. Er zijn veel mensen bij wie de broek afgezakt is.
Zou u het nog kunnen? Breed glimlachend de showtrap afdalen…
VAN EEGHEM: Meer nog, ik vermoed dat ik nog altijd een van de weinige Vlamingen ben die op een behoorlijke manier, zonder te stuntelen, een showtrap kunnen afdalen. Om daarna in deftig Nederlands te debiteren: ‘Goedenavond, dames en heren…’ Maar ik wil het niet meer. Ik heb twintig jaar met veel plezier voor de millions gewerkt. Ik wil nu ook nog eens twintig jaar voor de few werken. Noem het een vorm van waardig ouder worden.
U draagt gedichten voor op Klara, schrijft pamfletten over cultuur. Op uw 55e bent u zowaar een cultuurmissionaris.
VAN EEGHEM: Oh, maar dat ben ik altijd geweest. Toen ik nog De drie wijzen presenteerde, zei ik geregeld op het scherm: ‘Zet die tv af, en lees een boek.’ De drie wijzen was trouwens het laatste programma waar nog boeken te winnen waren. Ik heb gewoon jarenlang het enige boekenprogramma gepresenteerd! (lacht) Nee, waar ik mij aan erger: ik geef vandaag les aan het conservatorium, aan toekomstige acteurs, en ik constateer dat die jongens en meisjes zelfs de renaissance niet meer kunnen situeren. De 8e eeuw? De 18e eeuw? Ze weten het niet. En het ligt niet aan hen, maar aan het onderwijs. Als ik hen het verhaal vertel, zie ik hun hongerige blikken, hun rode oortjes. Nog een voorbeeld. Laatst zag ik in het Museum voor Schone Kunsten een kleuterklas. Prachtig, dacht ik. Tot ik de lerares in het platste Antwerps haar leerlingen hoorde toespreken. Wij zijn het enige land ter wereld waar de helft van de programma’s in de eigen taal ondertiteld moet worden. Dat zegt toch alles? We zijn aan het terugkeren naar de situatie van de jaren twintig, toen West-Vlamingen en Limburgers elkaar niet verstonden. Een steeds groter deel van de bevolking mist de boot. Niet alleen het onderwijs treft trouwens schuld, ook de omroep. En de overheid, die een falend cultuurbeleid voert.
Nochtans is er nog nooit zoveel geld naar cultuur gegaan. En Bert Anciaux is de grote roerganger van het participatiebeleid. Dat moet u toch vrolijk stemmen?
VAN EEGHEM: Anciaux is een goede onderhandelaar, dat klopt. Alleen zou ik graag een minister hebben die weet wat hij met dat geld moet aanvangen. Ik vermoed dat Anciaux dat het vervelendste vindt aan zijn job: omgaan met die lastige kunstenaars. Hij geeft liever subsidie aan een fanfare dan aan een kamerensemble. Want die fanfare bestaat uit veertig man die allemaal op hem zullen stemmen. Terwijl dat kamerensemble vier dwarse mensen telt, die zeker niet op hem zullen stemmen. U lacht, maar dat is het niveau waarop vandaag over cultuur wordt gesproken. Een participatiebeleid? Klinkt mooi. Maar eigenlijk slaat het nergens op: je kunt mensen niet met een geweer tegen de slaap naar het theater slepen. Ik werk voor Klara, voor de few. Natuurlijk wil ik dat mijn publiek zo groot mogelijk wordt, maar ik weiger de drempel te verlagen. Ik vind dat je mensen moet leren om een drempel te nemen. ‘Volksverheffing’ vind ik nog altijd een geweldig woord. Spreek dat woord uit in de nabijheid van een marketeer en hij krijgt een hartinfarct.
U mokt in de wandelgangen van de VRT weleens over de macht die de marketeers hebben.
VAN EEGHEM: Eerst dit: ik ben een geweldige aanhanger van de openbare omroep. Ik zal die omroep ook altijd verdedigen. Dat hoort ook zo, vind ik, want ik werk ervoor. Alleen heb ik de laatste jaren inderdaad met lede ogen toegekeken hoe die omroep overgenomen werd door marketeers. Pas op, ik vind dat marketeers een fantastisch beroep uitoefenen. Alleen: een marketeer moet iets in de markt zetten, hij moet het niet maken. Die fout hebben we de voorbije jaren veelvuldig gemaakt. Aimé Van Hecke en co. gingen de creativiteit niet binnenshuis zoeken maar buitenshuis: in marktonderzoeken.
Ik heb zo’n Censydiamonderzoek meegemaakt. Pure waanzin was dat. Om te beginnen hebben die onderzoeken altijd plaats in Antwerpen. En ook altijd overdag, want ’s avonds werken die marketeers niet. Het testpubliek bestaat dus uit mensen die uit Antwerpen komen en overdag niet werken. Ze vragen hen dan: ‘Wat ziet u graag op televisie?’ Niemand antwoordt natuurlijk: ‘Iets wat ik nog niet gezien heb.’ Maar wel: ‘Iets in de trant van De slimste mens of zo…’ Creativiteit en vernieuwing worden op die manier uitgesloten. Programma’s als Het eiland en In de gloria zijn niet toevallig afgekeurd door Censydiam. De rest van het verhaal kennen we. Van Hecke en de marketeers hebben in een hilarisch tempo programma’s en mensen gelanceerd. En het is allemaal mislukt.
Eén is onder zijn bewind toch uitgegroeid tot een succeszender?
VAN EEGHEM: Fout. Eén teert vandaag nog altijd op de succesprogramma’s van voor het tijdperk-Van Hecke: Blokken, FC De Kampioenen… Van Hecke had één groot geluk: dat de omroep een exclusiviteitscontract met Woestijnvis had, een productiehuis waar ze niets van al die marketingpraat wilden weten en de dossiers van Censydiam verticaal klasseerden. Bij Woestijnvis zijn de werknemers nog het kapitaal van de onderneming. En zo hoort het ook. De laatste tijd is er wel iets aan het veranderen. Ik heb met veel plezier gelezen dat de nieuwe ceo van de VRT, Dirk Wauters, af wil van de commerciële logica. Ik kan hem daar niet genoeg voor loven en prijzen. Een omroep zal openbaar zijn of zal niet zijn. Als de zender commercieel gaat denken, zal de politiek op een bepaald ogenblik toch zeggen: ‘Waarom geven we daar geld aan? Ze doen toch niet meer of minder dan de VMMa.’
Maar de trend is toch onmiskenbaar. Peter Vandermeersch, algemeen hoofdredacteur van de Coreliokranten, werd onlangs verkozen tot Marketeer van het Jaar. De volgende dag schreef hij in de krant dat hij trots was dat hij de muur tussen marketing en journalistiek afgebroken had.
VAN EEGHEM: Is dat geen schande? Dat een hoofdredacteur van een kwaliteitskrant verkozen wordt tot Marketeer van het Jaar? Ik las dat Vandermeersch op voorhand enige reserves had bij de prijs. Dat siert hem, maar laten we zeggen dat hij te weinig reserves getoond heeft. Hij had, op z’n Brouwers, moeten zeggen: ‘Ik weiger deze prijs’. Het is inderdaad een teken aan de wand. Zelfs bij ‘politieke partijen’ is het dezer dagen een en al marketing. Niemand spreekt nog over ‘een partij’, iedereen heeft het over ‘een project’. Ik vind dat een heel gevaarlijke evolutie. Een partij moet uitgaan van een ideologie, van een aantal basisprincipes. Op een bepaald moment zeiden de marketeers: ‘Focus maar op het communautaire, dat zal u electoraal lonen’. De christendemocratische jongens en meisjes hebben die raad vrolijk opgevolgd. Nu staan ze daar, met hun waanzinnige beloftes.
Misschien is het probleem wel dat politici en journalisten te onderdanig zijn.
VAN EEGHEM: Absoluut. Ik feliciteer bij deze de redactie van Humo, die zich verzet heeft tegen de grote marketeer. Ik vind het nog altijd fout dat wij destijds niet hetzelfde hebben gedaan. Maar nogmaals, ik merk vandaag een kentering en dat doet mij veel plezier. Het woord ‘cultuur’ mag weer uitgesproken worden op de VRT. ‘Intellectueel’ is niet langer een scheldwoord. Alleen de geschiedenis kan het tegendeel bewijzen, natuurlijk, maar ik ben toch optimistisch. De vlag omhoog. En vooruit, nu. Want er is werk aan de winkel. Veel werk.
Bent u niet te optimistisch? Een lezer van De Standaard schreef onlangs: ‘Woensdagochtend luisterde ik voor het eerst naar het nieuwe programma De ochtend, dat Voor de dag vervangt. Zo wist ik meteen waarom Kurt Van Eeghem niet langer welkom is op Radio 1. Van Eeghem is immers intelligent, ironisch, goed op de hoogte en hij durft af en toe een analyse te maken. Zo iemand past niet bij de nieuwe Radio 1. De nieuwe stijl streeft namelijk naar de absolute verkleutering.’
VAN EEGHEM: Laat ik beginnen met mevrouw een dikke kus te geven en haar te zeggen dat ik het ook jammer vind dat er geen cultuurprogramma meer is op Radio 1. Terwijl het niet eens voor een klein publiek hoeft te zijn. Heldenmoed haalde destijds elke week 100.000 luisteraars. Als een cultuurprogramma vandaag dat cijfer haalt, springt de directie collectief door het plafond van de twaalfde verdieping. Kijk, ik ben opgegroeid met een ander soort radio. Het ene moment draaiden ze op Radio 1 opera, dan weer kleinkunst of rock. Wij kregen het brede palet. Ik vond dat een ongelooflijke rijkdom. Vandaag bestaat dat niet meer. Er bestaat geen jazzprogramma meer. Of een programma waar ze alleen Spaanse of Portugese muziek draaien. Waarschijnlijk wordt er nog altijd fantastische Portugese of Spaanse muziek gemaakt, alleen horen we het niet meer. De radiodirectie gaat ervan uit dat de luisteraars weten dat er een knop staat aan de radio. Ik ben ervan overtuigd dat de meerderheid dat niet weet. Ik heb niets tegen Q-Music of Radio Donna. Integendeel, als ik naar de Ardennen rijd, zing ik ook graag mee met de hits. Maar als je dag in dag uit alleen maar hits hoort, is dat ook maar treurig. Maar goed, ik vrees dat die evolutie onomkeerbaar is.
Een andere trend is de vrees voor het woord. Er worden ‘woordentellingen’ gehouden op de radio. Dat moet voor een begenadigd spreker zoals u toch een kwelling zijn?
VAN EEGHEM: Dat is een internationale tendens. Op alle radiostations ter wereld worden ‘woordentellingen’ gehouden. Siegfried Bracke zegt altijd: ‘Als je het niet in twee zinnen kunt zeggen, is het niet interessant’. Ik denk dan: ‘Mijnheer Bracke, waarom hebt u dan altijd twee krantenpagina’s nodig om dat te zeggen?’ Ach wat, u weet ook hoe dat gaat met tendenzen: de ene keer slaat de slinger naar links door, dan weer naar rechts. Terwijl het simpel is: een gesprek moet duren zolang het interessant is.
U hebt groot gelijk, mijnheer Van Eeghem.
DOOR STIJN TORMANS / FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE