Eric de Kuyper brengt op het Kunstenfestival in Brussel Marcel Proust tot leven.
Proust (en Eric de Kuyper) staan centraal op het KunstenFESTIVALdesArts: ‘De kant van Swann’ van het Ro Theater op 11 en 12 mei, ‘De kant van Albertine’ op 17 tot en met 20 mei; ‘Les intermittences du coeur’ van Chantal Akerman en Eric de Kuyper van 8 tot en met 10 mei. Het filmmuseum toont films die Eric de Kuyper koos: kortfilms die Proust volgens hem zeker had willen zien. En op www.sarma.be verzamelden Myriam van Imschoot en Jeroen Peeters dansrecensies van Eric de Kuyper. Info bij het KunstenFESTIVALdesArts: 070 222 199.
Wie vandaag het bankkantoor aan de Parijse boulevard Hausmann nummer 102 voorbijloopt, zou nooit vermoeden dat begin vorige eeuw op die plek een statig appartementsgebouw stond, waar op de eerste verdieping een astmatische schrijver aan zijn magnum opus werkte, in een slaapkamer bedekt met kurk, om het stof en het lawaai van de straat buiten te houden.
Die schrijver is Marcel Proust, die bij een schemerlampje naast zijn bed in een bijna onleesbaar handschrift pagina’s volkrabbelde, op losse vellen papier die hij aan elkaar kleefde. Een collage van de tijd, niet alleen van zijn tijd – zijn jeugd, de mondaine Parijse salons – maar ook van het fenomeen tijd. In 1913 verschijnt het eerste deel van A la recherche du temps perdu. Proust wou aan het hele werk de titel Les intermittences du coeur meegeven, maar hij moest dat idee laten varen toen bleek dat er al een roman met een soortgelijke titel was verschenen.
Zoveel jaren later duikt die oorspronkelijke titel weer op, maar dan als theatervoorstelling tijdens het KunstenFESTIVALdesArts. Het is een project van Eric de Kuyper (60), die werkzaam was bij de BRT, later filmtheorie doceerde aan de universiteit van Nijmegen en onderdirecteur was van het Nederlands Filmmuseum. Zijn fascinatie voor film en theater verwerkte hij in enkele films, maar hij is ongetwijfeld het meest bekend door een reeks autobiografisch getinte boeken, die hem de naam van Vlaamse Proust opleverden. Erg zal Eric de Kuyper dat wellicht niet vinden, want hij is al jaren gefascineerd door de Franse grootmeester. Drie jaar geleden schreef hij samen met de Brusselse cineaste Chantal Akerman het scenario van haar Proustverfilming La captive, een vrije bewerking van een fragment uit één deel van A la recherche, namelijk La Prisonnière. Daarin beschrijft de verteller, Marcel, zijn relatie met Albertine. Eric de Kuyper gebruikte op zijn beurt één filmscène als basismateriaal voor zijn theatervoorstelling. Wou hij die altijd maar uitdijende wereld van A la recherche kleiner maken?
Eric de Kuyper: ‘Ik zie het inderdaad als een soort tegenwicht voor het werk dat Guy Cassiers als regisseur en ik als scenarist bij het Ro Theater leveren. Guy wil de hele A la recherche vatten in vier theatervoorstellingen, gespreid over twee seizoenen. Het eerste deel, De kant van Swann, is op het KunstenFESTIVALdesArts nog te zien en het tweede, D e kant van Albertine gaat in première. Voor Guy Cassiers is het belangrijk om een caleidoscopisch beeld te laten zien. Hij wil de diversiteit van de personages beklemtonen, terwijl ik als scenarist en regisseur van Les intermittences alleen op de relatie tussen Marcel en Albertine focus. In de versie van het Ro Theater kan Cassiers ritme aanbrengen: de ervaring van de soap, hoe het ene personage telkens weer in een ander personage overvloeit. Bij mijn confrontatie met de film van Chantal Akerman ben ik vertrokken van een idee van Proust: alle relaties lijken uiteindelijk op elkaar, ook homoseksuele. En jaloezie speelt een grote rol. Het doet aan Reigen van Arthur Schnitzler denken: meneer A die op mevrouw B verliefd wordt, die dan weer iets voor meneer C begint te voelen. En zo gaat dat maar door, tot de cirkel rond is. Het is een rondedans van steeds maar weer dezelfde gevoelens. Ook in de werkelijkheid is dat zo: als je relatieproblemen hebt, krijg je telkens het gevoel dat je een slecht theaterstuk aan het opvoeren bent.’
Wou u dat ook in de vormgeving van ‘Les intermittences’ weergeven, want door de verschillende teksten wordt de draad van de fictie geweven?
DE KUYPER: Je zou het een soort palimpsest kunnen noemen die ontcijferd wordt. Ik begin en eindig de voorstelling met een filmfragment. De overgangen, de overzettingen van de ene kunstvorm in de andere, blijven zichtbaar in de voorstelling. Zo lijkt wat er in de film gebeurt met de twee personages, zich op de twee theaterfiguren over te zetten. Ik ben niet uit op een synesthesie, want ik wil de overgangen laten zien, zoals Proust als hij metaforen gebruikt: alles vloeit in en over elkaar. In dat opzicht delen we een fascinatie voor de zee, die altijd dezelfde is en toch altijd verandert.
Theater is een makkelijker medium om personages te laten veranderen dan film?
DE KUYPER: Zeker. Proust had meer dan duizend bladzijden ter beschikking om, bijvoorbeeld door heen en weer te bewegen in de tijd, te laten zien hoe iemand helemaal niet meer lijkt op wie hij in zijn kindertijd was. Het is ook typisch voor Prousts kijk op de mensheid: de mensen hebben verschillende facetten en in de tijd veranderen ze. Het theater leent er zich prima toe om dat te laten zien: in een uur tijd kan je vijf of zes verschillende kanten van een personage tonen. Je kan één acteur verschillende personages laten spelen, of omgekeerd. Binnen de wetmatigheden van de film wordt dat niet aanvaard. En met schmink alleen kom je ook niet ver.
Voor Guy Cassiers is het belangrijk om de wetmatigheid van het theater, waarin men alles wil uitzuiveren, onderuit te halen in de Proustcyclus. Hij wil de toeschouwer een veelheid aan zintuiglijke prikkels bieden. Bent u daar ook op uit?
DE KUYPER: In zekere zin wel, omdat ik ook filmbeelden en theater met elkaar confronteer. Maar bij Cassiers zijn de meeste personages live op het achtertoneel opgenomen portretten. Hij wil met de verhouding tussen videobeelden van de acteurs én hun levende aanwezigheid iets zeggen over het onderscheid tussen realiteit en projectie. Bij Cassiers gaat het ook sterk om het denken en de beschouwingen van Proust. In de scenario’s van het Ro Theater zit dan ook voor negentig procent tekst van Proust, terwijl Les intermittences voor de helft uit tekstmateriaal van Chantal Akerman en mezelf bestaat. Ik concentreer me ook meer op de emoties en op het zintuiglijke. Het gaat om de kracht van de verbeelding.
De verbeelding is prachtig, maar ze kan ook een vernietigende kracht hebben?
DE KUYPER: Dat komt in A la recherche inderdaad altijd weer terug. Proust toont aan hoe we de werkelijkheid proberen te vatten en daar niet in slagen. Marcel kan vooral geen greep op de vrouwen krijgen. Wat voor wezens zijn dat? Liegen ze of liegen ze niet? Marcel vraagt aan Albertine of ze hem belogen heeft. En ze antwoordt: ‘Nee… ja’. Zo’n antwoord klopt ook, want zo dubbel is het. Ik laat de problemen zien die Marcel heeft om greep te krijgen op de werkelijkheid van zijn verliefdheid. Het wordt een soort Kammerspiel, gespeeld door een man en een vrouw, maar ook de muzikant beschouw ik als een medespeler. Hij speelt stukken op klavecimbel. De muzikaliteit is erg belangrijk bij Proust. Je hebt soms het gevoel dat je de wereld die hij neerzet, niet helemaal kunt vatten, maar één troef hebben we wel: Proust kon bij zijn meesterwerk geen cd stoppen. Aan muziek hecht ik veel belang. Ze speelde een bepalende rol in de films die ik gemaakt heb.
‘A la recherche’ is ook een onderzoek naar de werking van de herinnering?
DE KUYPER: Ja, en naar de manier waarop de verbeelding én de herinnering op elkaar inspelen. Marcel is in A la recherche bijvoorbeeld gefascineerd door een actrice die Racine speelt. Maar als hij haar in werkelijkheid ziet, is hij ontgoocheld. Het is niet zoals hij het zich verbeeld had. Als hij dan later aan de voorstelling terugdenkt, wordt de ervaring door de inwerking van zijn verbeelding op de herinnering toch weer positiever.
Alles vloeit in elkaar over. Daarom is ‘A la recherche’ een boek dat bepaald is door de zintuigen. Proust blijkt ook het idee voor zijn opus gekregen te hebben toen hij een koekje in een kopje thee doopte?
DE KUYPER: De zintuigen werken op een onlogische manier en bepalen de compositie. Van smaak gaat het bijvoorbeeld naar tastzin en zo naar het kijken. Proust was inderdaad op zoek naar wetmatigheden. Zo probeerde hij principes van de plantkunde op de liefde toe te passen. Maar in de roman blijkt dat de liefde aan de regels ontsnapt en dat dit alleen maar tot een impasse leidt.
‘A la recherche’ is ook een schitterende kroniek van de tijd voor de Eerste Wereldoorlog. Hebt u ‘Les intermittences’ in een historische context geplaatst?
DE KUYPER: Nee, omdat Chantal Akerman het niet gedaan had. En Guy Cassiers doet het ook niet. Vroeger waren we blij toen de pruiken van de theaterscènes verdwenen en regisseurs durfden te actualiseren. Maar nu zou je naar het tegenovergestelde gaan verlangen. Alles lijkt op elkaar. Ik zou best wel eens met een regisseur aan een Proustversie die in zijn historische context is geplaatst, willen werken.
Paul Demets