De tijd dat speurders het moesten stellen met een vergrootglas en een trouwe assistent om moorden op te lossen, ligt allang achter ons. Dankzij wetenschap en technologie kunnen misdadigers die vroeger vrijuit gingen steeds vaker worden gevat. Anna Luyten dook onder in de labs. Een wereld van vingerafdrukken, leugendetectors, vliegenmaden en profilers. In deel 1 brengt ze een bezoek aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. Welkom in CSI: Belgium.
Langs het kanaal in Neder-over-Heembeek, op een industrieterrein, staat een oud gebouw. Aan de overkant zijn zigeuners met hun woonwagens neergestreken. De hitte stijgt op van het asfalt. De ingang van het gebouw verraadt niets. De rozenstruiken staan in bloei. De blauweregen geurt.
Binnen weerklinkt een schot. Binnen kruipen vliegenlarven over rottend vlees. Binnen buigt een vrouw zich over een druppel bloed die gevonden werd op een lijk. Daarna onderzoekt ze de nagelresten. Binnen ligt onder een microscoop een stuk van de plant die gevonden werd in de binnenzak van een mogelijke dader. Binnen bekijkt een man een koord en bestudeert de knopen waarmee iemand de voeten heeft samengebonden van een vermoord lichaam. Binnen onderzoekt een man een haarvezel. Iemand heeft in een potje larven verzameld uit de neus van een dode. Hij onderzoekt de larven om te bepalen wanneer het slachtoffer werd vermoord. Een ander bestudeert de pop van een larve om te zien of het slachtoffer verdovende middelen toegediend kreeg. Het gebouw is als een bijenkorf, elk laboratorium is een honingraat die de vorsers dichter bij de waarheid moet brengen.
De manier waarop je het gebouw binnen moet, verraadt veel. Identiteitskaart afgeven. Een stokje strijken langs de binnenkant van je wang om een DNA-staal af te staan om contaminatie in de labs te voorkomen.
Iemand komt binnen met een plastic zak. Daarop staat geschreven: ‘Pièces à conviction – overtuigingsstukken – Beweisstücke’. De naam van de magistraat, het dossiernummer en een belangrijke instructie: ‘Zo vlug mogelijk overbrengen naar het onderzoekslabratorium. GSR te bewaren bij kamertemperatuur. Tape lifting: te bewaren bij kamertemperatuur en beschut tegen zonlicht. Niet gebruiken voor brandstalen…’ Er zitten tapes in. Kleine plakkertjes die door de onderzoekers op het lichaam van een verminkt lichaam zijn geplakt en die huidschilfers en textielvezels bevatten. Allemaal voor onder de microscoop.
Deze wereld doet denken aan wat Gil Reavill in zijn onlangs verschenen boek De schoonmakers van CSI beweert: ‘In haar meest extreme vorm vertegenwoordigt de wereldvisie van de forensische wetenschap een zenachtige benadering van de werkelijkheid. Het is een wereld waarin elke beweging haar neerslag nalaat. Het is een wereld waarin al onze fysieke handelingen als door een alziende God gevolgd en ontmaskerd kunnen worden.’ Of zoals Sophocles al schreef: ‘De waarheid van de dingen ligt besloten in de nasleep.’
DOORBRAAK BIJ STACY EN NATHALIE
Die nasleep wordt in België onderzocht door het NICC, het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, onder toezicht van de federale Minister van Justitie.
Het instituut werd opgericht in 1992, en had toen nog een beperkte opdracht. ‘De zaak-Dutroux zorgde er in België voor dat er meer middelen kwamen voor onderzoek, vooral voor DNA-onderzoek’, zegt Jan De Kinder, directeur-generaal van het NICC. ‘Maar we zijn niet het enige lab dat DNA-onderzoek doet in ons land. Intussen zijn er negen erkende labs.’ Sommige types forensisch onderzoek, bijvoorbeeld om stemmen op te sporen met de Voice Stress Analyser, gebeurt niet in het NICC maar in de labs van de technisch-wetenschappelijke politie. Ook de analyse van vinger- en schoenafdrukken gebeurt daar.
In het NICC werken circa 130 mensen. Tien op de afdeling criminologie, die criminele fenomenen bestudeert en aanbevelingen geeft voor het beleid. De overige, vooral jonge mensen, werken op de afdeling criminalistiek. Daar klopt het hart van het wetenschappelijk forensisch onderzoek in België. Het DNA-onderzoek is het bekendste. Daarbij worden bloed, sperma, speeksel en andere DNA-sporen onderzocht op sigarettenpeuken of in huidschilfers, en worden nagels onderzocht en vergeleken met het DNA van het slachtoffer, van de mogelijke dader of met gegevens uit de DNA-databank.
Het NICC heeft twee van zulke databanken ter beschikking: de DNA-gegevensbank ‘criminalistiek’ heeft 12.600 genetische profielen die werden opgesteld op basis van verdachte sporen op plaatsen van een misdaad. Daarnaast bevat de gegevensbank ‘veroordeelden’ de genetische profielen van 11.900 geïnterneerde of veroordeelde personen. Er is een kans van 10 à 15 procent dat een nieuw binnengebracht DNA-profiel een link heeft met een ander profiel – hetzij een veroordeelde, hetzij een ander dossier.
In het onderzoek van kras-, indruk-, en vormsporen gaat men na welke sporen werktuigen achterlaten op het voorwerp waarmee ze in contact kwamen. Zo kunnen details op een afgebroken cylinderslot bepalen welke tang gebruikt werd. Er gebeurt onderzoek van menselijke en dierlijke haren die worden achtergelaten op de plaats van de misdaad. Onderzoekers kunnen het onderscheid maken tussen lichaamsharen, baardharen, pubisharen en hoofdharen. Ze vergelijken de gevonden stalen met referentiestalen die ze van het gerecht ter beschikking krijgen. Bij brandonderzoek kan men nagaan of er bijvoorbeeld brandversnellers werden gebruikt.
Vooral met het onderzoek van vezels en textiel kwam het NICC onlangs op spectaculaire wijze in het nieuws. Tijdens het proces tegen Abdallah Ait Oud, die veroordeeld werd voor het verkrachten en vermoorden van de Luikse kinderen Stacy en Nathalie, getuigden medewerkers van het NICC hoe ze vezels die ze op de kleding van de slachtoffers vonden, konden linken aan vezels van de kleding die Ait Oud droeg. Zelfs de vezels van een bedsprei van zijn vriendin werden vergeleken.
Maar ook bij andere zaken speelde het NICC een voorname rol. Herinner u de oproep van goed een jaar geleden:
‘Op donderdag 3 mei 2007 werd het lichaam van Annick Van Uytsel uit het Albertkanaal gehaald in Lummen. Haar lichaam was verpakt in zwarte propexdoek, blauw dekzeil en grijze zakken. Het pak werd dichtgebonden met nylonkoord en verzwaard met een betonblok. Misschien kan aan de hand van de gebruikte verpakkingsmaterialen de dader worden opgespoord: zwarte propexdoek, gebruikt in de wegenbouw, blauw zeildoek, 3 bij 2 meter, met metalen ringen, betonblok, grijze plastic zakken, 80 x 100 centimeter, voorzien van één lasnaad waardoor ze opengevouwen veel smaller zijn aan de onderkant (dubbel geplooid) dan aan de bovenkant. De zakken zijn gemaakt van recyclagemateriaal en vrij dun van stof. Tot op heden kon de fabrikant of toepassing van dergelijke zakken nog niet worden achterhaald. Kent iemand een producent van dit soort grijze plastic zakken, een verkoper of een gebruiker van dit soort zakken, of wijst de combinatie van de verschillende materialen in een bepaalde richting, aarzel dan niet om contact op te nemen met de onderzoekers.’
Het NICC kan de verpakkingsmaterialen minutieus onderzoeken door de textuur, de opbouw en de onzichtbare tekening van het plastic waaruit de zakken vervaardigd waren bloot te leggen en die te vergelijken met de textuur van zakken bij verschillende fabrikanten.
Soortgelijke vergelijkingen worden ook gemaakt in het verfonderzoek. Zelfs het kleinste schilfertje verf, bijvoorbeeld na een aanrijding, laat toe een spoor te vinden van de dader. Er bestaat een Europese databank van alle bestaande autoverven. Sinds het onderzoek naar de Bende van Nijvel bestaat in België ook een grote nationale ballistische gegevensbank. In 2002 kocht het NICC een geautomatiseerd vergelijkingssysteem aan waarmee de verschillende karakteristieken die achtergelaten worden door wapens op kogels en hulzen kunnen worden onderzocht op overeenkomsten. Zelfs schotresten worden onder de loep genomen.
Het instituut kwam onlangs nog in het nieuws toen bleek dat het vermoedelijke cocaïnegebruik van Tom Boonen onderzocht zou kunnen worden door zijn haren te analyseren op de afdeling toxicologie van het NICC.
Voor de onderzoekers is één citaat heilig, een citaat van de Franse pionier Edmond Locard (zie kader: De echte Sherlock): ‘Elk contact laat sporen na’. En nog volgens Locard: ‘De microscopische resten die op onze kleding en lichamen achterblijven, vormen de betrouwbare en onweerlegbare stille getuigen van al onze bewegingen en ontmoetingen.’
SLIMME KIJKERS
Toch is het NICC bij het grote publiek nog te weinig bekend, vindt Jan De Kinder. ‘We hebben nog een groot aantal vacatures die dringend ingevuld moeten worden. Voor de DNA-labs, bijvoorbeeld.’ De Kinder is ook vicevoorzitter van het ENFSI, het Europese netwerk van forensische wetenschappelijke instituten. Vorig jaar hebben enkele wereldwijde netwerken van de forensische wetenschap een overeenkomst ondertekend om een internationale samenwerking op te bouwen ‘in het wetenschappelijke gevecht tegen de misdaad’.
Dat wetenschappelijke gevecht heeft een populair gezicht gekregen: fictiereeksen op de televisie. Niet dat de aandacht voor de forensische experts niet eerder bestond. Kijk maar naar de populariteit van het analytische vermogen van Sherlock Holmes, of de toxicologische analyses in het werk van Agatha Christie, of de intelligente speurder C. Auguste Dupin in het werk van Edgar Allan Poe. Maar met de opkomst van tv-series als CSI, Silent Witness, Criminal Minds en Bones (gebaseerd op het werk van forensisch antropologe Kathy Reichs) wordt een beeld opgehangen van een team dat in een spannende aflevering van vijftig minuten de waarheid naar boven kan halen.
CSI: Crime Scene Investigation speelt zich af in Las Vegas (later kwamen er ook spin-offs over Miami en New York) en gaat volgens het promopraatje zo: ‘Aangevoerd door de eigenzinnige Gil Grissom weet het team op ingenieuze wijze criminelen in te rekenen. Grissom werkt al zeventien jaar voor de dienst CSI. De dienst is zijn leven. Hij staat als een sterk man achter zijn team. Catherine Willows, een wijze forensische expert, is een alleenstaande moeder die het niet altijd even makkelijk heeft om haar werk- en thuisverantwoordelijkheden te combineren. De gedreven Warrick Brown beschikt over een uitermate scherp analytisch vermogen. Zijn enige zwakke plek is zijn gokverslaving. Nick Stones, de charmeur van dienst, heeft net zijn honderdste opgeloste zaak op zijn cv kunnen zetten. Door zijn reputatie op het vlak van vrouwen wordt hij vaak geplaagd door zijn collega’s. Sara Slide is de nieuweling. Ze wordt geprezen om haar intelligentie en nuchtere aanpak. Maar vaak gaat ze haar boekje te buiten.’ Analytisch vermogen en menselijke zwakheid, het blijft de succesformule voor populaire thrillers.
‘Jammer genoeg beantwoorden die series niet aan de realiteit’, zegt Jan De Kinder. ‘Het kan soms máánden duren voordat je een doorbraak forceert in een gecompliceerde zaak.’
Niettemin zijn de feuilletons razend populair, niet alleen in de Verenigde Staten maar ook bij ons. CSI Miami is het best bekeken programma op VT4. Er zijn een boekenlijn en een computergame van afgeleid, en liefhebbers kunnen via geassocieerde websites meehelpen om de moorden op te lossen.
‘Is het niet ironisch om het contrast te zien tussen de sommen die worden gespendeerd aan tv-series en amusement over forensisch onderzoek, en de weinige middelen die naar het forensisch onderzoek in de echte wereld gaan?’ schreef een lezer in The New York Times.
De populariteit is zo groot dat men in de VS al waarschuwt voor te hoog gespannen verwachtingen van een jury bij rechtszaken, die zich niet meer kunnen voorstellen dat een staal ook vervuild kan zijn of dat er te weinig sporen zijn gevonden om een doorslaggevende analyse te kunnen maken. Omgekeerd kan een jury ook te veel vertrouwen hebben in het wetenschappelijk onderzoek. ‘De kwaliteit van de forensische wetenschap is afhankelijk van de eerlijkheid en de kwaliteit van de wetenschappers die zich ermee bezighouden. In labs in Texas en Oklahoma werden valse verklaringen afgelegd. Dat kan fatale gevolgen hebben voor het oordeel van de jury’, schreef de vroegere FBI-directeur William S. Sessions in The New York Times.
‘De kwaliteit van het forensisch onderzoek is inderdaad doorslaggevend’, zegt De Kinder. ‘Het NICC investeert dan ook sterk in de uitbouw van een streng kwaliteitssysteem. Daarbij is iedere stap die op de plaats van het delict gezet wordt, ieder spoor dat bewaard blijft, belangrijk voor de zoektocht naar de waarheid.’
Sommige forensische wetenschappers gaan daar ver in. In Knoxville, Tennessee, richtte de forensisch antropoloog William Bass dertig jaar geleden The Body Farm op. Op een groot braakliggend terrein wordt daar nagegaan hoe een menselijk lichaam vergaat. Sommige lijken liggen er in een autowrak, andere in het water, nog andere onder rotsblokken of in het open veld. Zijn bevindingen helpen onderzoekers die elke dag opnieuw op zoek zijn naar het tijdstip en de omstandigheden van een moord.
SLIMME DADERS
Dat ook daders met het bekend worden van de mogelijkheden van het forensisch onderzoek slimmer worden, is voor onderzoekers een groeiend probleem. ‘Er zijn er die een berg vreemde haren in hun koffer kieperen om zo de onderzoekers te misleiden’, zegt een Rotterdams politieman. ‘Of die sigarettenpeuken achterlaten die ze hebben verzameld in een café.’ Sinds de CSI-series lopen, zouden meer daders hun kleren verbranden na het delict. Het wordt een wedloop tussen daders en forensisch onderzoekers.
Of wat dacht u van deze casus:
15 maart 2008. Langs de US Route 84 in New Mexico wordt een dode man gevonden. Zijn mond is dichtgesnoerd met tape. Het slachtoffer wordt geïdentificeerd als Thomas Hickman. De politie classificeert het als moord. Maar er is iets aanwezig op de locus delicti dat de onderzoekers naar een andere mogelijkheid leidt: ballonnen.
In een cactus, 120 meter van het lijk van Hickman vandaan, prikten zeven witte ballonnen die vastgemaakt zaten aan een revolver. De handgreep van de revolver was verwijderd en de trekkerbeugel was afgezaagd. Men vermoedde om de revolver lichter te maken zodat de ballonnen hem verder van het lichaam konden doen vliegen. In de garage van Hickman werd metaalzaagsel gevonden dat overeenkwam met de materie van de revolver.
Een van de onderzoekers zag een gelijkenis met een aflevering van de televisieserie CSI, getiteld ‘Huismussen’. Daarin bindt een man zijn wapen vast aan ballonnen om zijn dood op moord te doen lijken. De dood van Hickman wordt nu beschouwd als zelfmoord. In zijn revolver werd één huls gevonden. Geen enkel teken op het lichaam van de meer dan honderd kilo wegende man leidde naar de veronderstelling dat hij zich verweerd had in een gevecht. Men ontdekte dat Hickman een levensverzekering had die zijn vrouw 388.000 dollar zou uitbetalen bij zijn dood, zelfs het dubbele als zijn dood het gevolg zou zijn van een ongeval. Bij zelfmoord zou de verzekering niets uitkeren.
‘Als je de CSI-afleveringen ziet, kan de gedachte bij je opkomen: “Wat lopen er vreemde mensen rond in deze wereld”, zegt een onderzoeker van het NICC. ‘Maar in de realiteit is de gruwel soms nog verder gezocht dan in al die fictiereeksen.’