Na het advies van de Raad van State moet het Lambermont-bisakkoord vanaf 5 maart een nieuwe klip voorbij: de Brusselse Costa. Ook dat luik van de staatshervorming zit barstensvol voetangels en schietgeweren.
Het zal wel de opluchting na uitputtende, nachtelijke onderhandelingen geweest zijn. Toen ministers en voorzitters van de Conferentie voor de Staatshervorming (Costa) in de ochtend van 23 januari de ambtswoning van premier Guy Verhofstadt (VLD) verlieten, dachten ze een tijdlang van alle communautaire perikelen verlost te zijn. Een maand later blijkt dat het Lambermont-bisakkoord de tegenstellingen pas goed scherp heeft gesteld.
Bij de Volksunie, die in juni nodig is voor een twee derdemeerderheid in de Kamer, is dat akkoord een nieuwe hefboom om het conflict over de toekomst van de partij te beslechten. Dat is na het ontmijningswerk van VLD-voorzitter Karel De Gucht bij de groep van Geert Bourgeois niet veranderd. En bij de Raad van State is er verdeeldheid over de overheveling van de gemeente- en provinciewet naar de gewesten. De feitelijke koppeling van het Lambermont-bisakkoord aan het resultaat van de mini-Costa zorgt in Brussel voor een aardig spanningsveld.
Het steekspel in de Brusselse Costa begint volgende maandag en moet tegen Pasen afgerond zijn. Maar eerst moet nog het advies van de Raad van State over de twee ontwerpen van de bijzondere wet over de staatshervorming bij de regering in de bus vallen. Mogelijk gebeurt dat op 28 februari. Het ene ontwerp slaat op een herziening van de financieringswet, met meer fiscale autonomie voor de gewesten en meer middelen voor de gemeenschappen. Het andere regelt de overdracht van bevoegdheden zoals landbouw en buitenlandse handel. In dat tweede ontwerp vormen de regionalisering van de gemeente- en provinciewet en met name de vraag of dat mogelijk is zonder eerst grondwetsartikel 162 te wijzigen, het grote struikelblok. In de verenigde, taalgemengde kamer van de Raad van State is daarover geen eensgezindheid tussen zes raadsleden en vier assessoren. Vorige week gingen ze gedurende twee dagen stevig met elkaar in de clinch. Een meerderheid was het niet met assessor en grondwetsspecialist André Alen eens. Zijn redenering is: artikel 162 stelt dat de provinciale en gemeentelijke instellingen ‘bij wet’ geregeld worden, maar de federale wetgever kan volgens rechtspraak van het Arbitragehof ‘voorbehouden materies’ door een bijzondere wet overdragen en hoeft de grondwet dus niet te wijzigen.
De stelling-Alen haalde de rooms-rode regering-Dehaene II in 1999 uit een patstelling, omdat zij artikel 162 daardoor niet op de lijst moest zetten van grondwetsartikelen die in de huidige regeerperiode kunnen worden herzien. De paars-groene regering-Verhofstadt heeft de argumenten van Alen in de toelichting bij haar ontwerp overgenomen, met inbegrip van een verwijzing naar een uitspraak van het Arbitragehof in december 1987.
VERANTWOORD RISICO
Toen vorige week de meningsverschillen in de Raad van State naar buiten kwamen, zei vice-premier Johan Vande Lanotte (SP) dat de regering die juridische positie handhaaft. Omdat premier Verhofstadt in Japan was en zich ver van het gewoel op het thuisfront hield, mocht Vande Lanotte ook al politiek anticiperen op het advies van de Raad van State. ‘Dat zal negatief zijn, maar dat is geen verrassing en de regering legt het naast zich neer.’ De oppositie vindt dat voor zo’n belangrijk ontwerp du jamais vu. De CVP grijpt terug naar Leo Tindemans die in 1978 weigerde om de grondwet tot ‘een vodje papier’ te degraderen. Bij de christen-democraten blijft alleen voormalig premier Jean-Luc Dehaene consequent zijn houding van twee jaar geleden verdedigen. Hij vindt dat paars-groen ‘een verantwoord risico’ neemt. ‘Je moet een advies van dat rechtscollege niet tot een arrest verheffen’, aldus Dehaene in De Morgen.
De regering verwacht dat het administratieve rechtscollege zal uitpakken met ‘een boek vol kritische kanttekeningen’ om de interne contradicties te overstijgen. De regering wil daaruit ruimte en tijd putten om een finaal debacle voor het Arbitragehof te vermijden. Concreet wordt gedacht aan een politiek akkoord om grondwetsartikel 162 in de volgende regeerperiode te wijzigen. Maar dat is een minimale stap. Het risico van een vernietiging door het Arbitragehof blijft bestaan. ‘Een koninginnenstuk’ voor de Vlamingen staat dan op de helling, terwijl de Franstaligen hun extra geld binnenhalen. Voor Geert Bourgeois is dat ondenkbaar. Hij stuurt aan op ‘een vervalclausule’ of een andere ‘juridische constructie’ in het financieringsluik van Lambermont-bis. Hij krijgt steun van De Gucht: ‘Eenvoudig zal dat niet zijn, want de Franstaligen vinden dat ze op het vlak van de fiscale autonomie al een grote toegeving aan de Vlamingen gedaan hebben. Ze zullen zeggen dat wij hen niet vertrouwen. Doorgaan zonder om te zien na een negatief advies van de Raad van State, is echter ook onmogelijk. Het is in ieder geval uitgesloten dat de financieringswet wordt herzien en dat van de regionalisering van de gemeente- en provinciewet niets in huis komt.’
Ondertussen wordt de focus in de komende weken duidelijk naar Brussel verlegd. PRL-voorzitter Daniel Ducarme neemt daar de fakkel over van François-Xavier de Donnéa (PRL) na diens transfer van het stadhuis in de hoofdstad naar het minister-presidentschap van de Brusselse regering. Na een onderbreking van elf maanden moet Ducarme als conferentievoorzitter de Brusselse Costa weer vlot trekken. Het moet bovendien snel gaan, want over een maand wordt een resultaat verwacht. ‘Niet alles is aan alles gekoppeld’, zo probeert Ducarme de druk van de ketel te halen. Maar ook hij beseft dat het slagen van de mini-Costa wezenlijk is voor Lambermont-bis.
De Gucht: ‘De koppeling is de facto aanvaard, ook door de Franstaligen. De notificatie van het kernkabinet op 16 februari over mijn overleg met Bourgeois staaft dat. Die notulen spreken ook over een betere vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel.’
Die uitspraak plaatst de Brusselse Costa in een ruimer perspectief dan Ducarme en federaal vice-premier Laurette Onkelinx (PS) tot nu toe deden. Zij citeren alleen uit het Brusselse regeerakkoord. Dat voorzag in 2000 en 2001 in extra middelen voor de Vlaamse (VGC) en vooral de Franse gemeenschapscommissie (Cocof), op voorwaarde dat de Vlamingen een betere vertegenwoordiging in de Brusselse gewestraad krijgen. Met 15 parlementsleden op de 75 kun je geen degelijk politiek werk leveren, zo luidt het aan Vlaamse kant. Maar onder De Donnéa schoten de zaken niet op, en nu houdt Brussels minister van Financiën Guy Vanhengel (VLD) de vinger op de knip tot er een akkoord is. De noodlijdende Cocof moet daardoor op 800 miljoen frank extra voor dit jaar wachten, voor de VGC ligt er 200 miljoen meer in het verschiet.
STAP VOOR STAP
Voor de vijf Vlaamse democratische partijen in de Brusselse gewestraad is de inzet veel groter geworden en Ducarme weet dat. Recentelijk keurden ze in de VGC een nieuwe motie goed. Behalve meer Vlaamse vertegenwoordigers in de Brusselse gewestraad, willen ze een grotere Vlaamse aanwezigheid in de gemeente- en OCMW-raden in de negentien Brusselse gemeenten, en in de politieraden van de zes politiezones in het Brusselse gewest. Een bijzondere wet moet dat Vlaamse medebestuur verankeren. Een andere suggestie die niet in de motie staat, is de aanstelling van een Brusselse ombudsman die vervolgingsrecht krijgt in dossiers van Vlamingen die menen dat hun rechten geschonden zijn.
Vanhengel en zijn collega’s Jos Chabert (CVP) en Robert Delathouwer (SP) legden vorige week maandag de motie aan Verhofstadt uit. De premier nam akte van de inhoud. De Brusselaars moeten hun zaken eerst onderling regelen. Aan Vlaamse kant lijkt er een consensus te zijn om dat stap voor stap te doen en de onderhandelingen niet te verzuren door met het opblazen van de pariteit in de Brusselse regering te dreigen. Vanhengel: ‘Voor een betere Vlaamse vertegenwoordiging op alle niveaus in Brussel is het nu of nooit. Maar als we de boot overladen, zal hij zinken voor we de kade bereiken omdat iedereen zijn grieventrommel weer bovenhaalt.’ De Raad van State kan de gemoederen trouwens ook op dat vlak flink beïnvloeden.
Op 15 maart – de Brusselse Costa moet op dat moment in een hogere versnelling zitten – behandelt het rechtscollege de klachten tegen de rondzendbrief-Peeters over de toepassing van de taalwetgeving in de faciliteitengemeenten. Bij Chabert klinkt het zo: ‘Een blokkering van de Brusselse instellingen is niet vol te houden. Het zou een lichtvaardige stap zijn en een vorm van politieke kamikaze. De VU heeft het in de vorige regeerperiode geprobeerd en is daar in Brussel niet beter van geworden.’
Chabert neemt een heel aparte plaats in. De mini-Costa is voor hem oké, Lambermont-bis niet. Of nog anders: ‘Hij is loyaal aan het Brusselse regeerakkoord en aan de CVP.’ Zijn partij spreekt een banbliksem over de communautaire aanpak van Verhofstadt uit. Ze schakelt haar enige minister als actieve stoorzender in. Chabert mag van Stefaan De Clerck de dertien samenwerkingsakkoorden die voortvloeien uit Lambermont-bis niet goedkeuren zolang het ‘moederakkoord’ zelf niet goedgekeurd is. De CVP-voorzitter wil paard en kar in de juiste volgorde houden. Maar hij kent natuurlijk ook de toezegging van Verhofstadt en De Gucht aan de VU dat die dertien akkoorden op 22 maart in het overlegcomité van alle regeringen zouden worden gesloten. Zonder de jastem van Chabert kan de Brusselse regering zich niet engageren, dreigt die hele oefening de mist in te gaan, en haakt de VU opnieuw af.
De ergernis van de VLD-voorzitter is groot: ‘De samenwerkingsakkoorden worden goedgekeurd onder de opschortende voorwaarde dat Lambermont-bis de eindstreep in het parlement haalt. De CVP voert pure obstructie.’
Patrick Martens