2009 is een feestjaar voor Händel, Haydnen Mendelssohn. De Oostenrijkse dirigent Nikolaus Harnoncourt eert hen op zijn eigen herkenbare manier. Een gesprek over Duitse romantiek, Amerikaanse jazz en de universele onhebbelijkheden van journalisten.
Negenenzeventig is de Oos- tenrijker Nikolaus Harnoncourt intussen, en hij blijft een van de pioniers van de historische uitvoeringsprak- tijk van oude muziek. De wereldwijd gelauwerde dirigent heeft zijn muzikale activiteiten altijd consequent uitgebouwd, tot en met het nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker. 2009 is een jubelend sterfjaar – Joseph Haydn en Felix Mendelssohn zijn 200 jaar dood, Georg Friedrich Händel 250 -, wat het meteen ook een groot Harnoncourtjaar maakt. Een gesprek.
Meneer Harnoncourt, de muziekwereld viert dit jaar het jubileum van drie grote componisten. Van welke zou u het eerst afstand doen?
Nikolaus Harnoncourt: In de kunst – ik heb het dan over de allerhoogste categorie – kun je nergens afstand van doen. Daar heb je enkel het noodzakelijke. Zou u afstand willen doen van Leonardo Da Vinci ten voordele van Michelangelo?
Ze staan voor u alle drie op hetzelfde niveau?
Harnoncourt: Jazeker, elk op zijn eigen manier.
Welke ligt u dan het meest na aan het hart?
Harnoncourt: Op dit ogenblik totaal iemand anders: George Gershwin. De partituur van zijn grandioze opera Porgy and Bess ligt momenteel op mijn lessenaar omdat ik het werk binnenkort ga dirigeren. Ik ben trouwens waarschijnlijk de enige Europeaan die deze opera, die in 1935 in première ging, al ruim 70 jaar kent.
Hoe kwam dat?
Harnoncourt: Omdat mijn oom indertijd vanuit de Verenigde Staten de klavierbewerking naar mijn vader had gestuurd. Als zesjarige kende en koesterde ik I Got Plenty o’ Nuttin’ en de andere stukken al. Ik heb Porgy altijd willen opvoeren. Ik heb dat ooit aan Simon Rattle van de Berliner Philharmoniker bekend, en hij antwoordde: ‘Jij hebt daar het paspoort niet voor. Ik heb dat.’ En toch doe ik het deze zomer in Graz.
Uw inzet voor jazz moet vast nogal wat mensen storen.
Harnoncourt: Kan ik niets aan doen. Gershwins Porgy and Bess is wereldklasse, het zou in de Salzburger Festspiele opgevoerd moeten worden. Ik zei dat niet om uw vraag over Händel, Haydn en Mendelssohn te ontwijken, daar heb ik gewoon geen antwoord op.
Laat ik het anders proberen: welke van deze componisten vindt u het sympathiekst?
Harnoncourt: Is dat belangrijk? Ik zie geen enkel verband tussen de biografie van een componist en zijn werk. Ik weet niet of ik Mozart als mens sympathiek zou hebben gevonden. Maar als componist steken hij en Bach er met kop en schouders bovenuit. Bij hem zie je net geen enkele band tussen een bepaald werk en datgene wat hem tijdens het componeren overkomen is. Zonder twijfel was hij in 1778 geschokt door de dood van zijn moeder in Parijs. Maar de werken uit die tijd weerspiegelen dat niet. Ze zijn zonder meer opgewekt. Maar wat is dat, opgewekt? Waarom lachen we? Alle humor is waarschijnlijk zwart. Ik heb nog nooit iemand met iets aangenaams horen lachen. Daarom heb ik ook een prijs gelanceerd.
De prijs Nikolaus Harnoncourt voor zwarte humor?
Harnoncourt: Het is veeleer een uitdaging: vind me iemand die om iets moois lacht. Dat heeft nog nooit iemand gedaan. Alleen baby’s en krankzinnigen lachen om de lach zelf.
Een laatste poging: is er een evolutie geweest in uw voorkeur voor de drie feestelingen?
Harnoncourt: Ja, bij Mendelssohn en Haydn. Voor allebei had ik, vandaag tot mijn schaamte, de algemene mening overgenomen dat ze minder belangrijk zijn. Zelfs mijn vader beschouwde de muziek van Mendelssohn als glad en licht. Ze was indertijd door de nazi’s verboden, maar dat interesseerde hem niet. Mijn oorspronkelijke geringschatting voor Haydn volgde de gebruikelijke mening dat zijn muziek wel goed gecomponeerd maar ook braaf was. Toch ben ik, mag ik zeggen, vrij snel op die foute inschatting teruggekomen.
Wat hebt u ontdekt?
Harnoncourt: Bij Haydn die allesomvattende humor die men vroeger niet opmerkte, omdat men er ook niet naar zocht. Er bestaat geen spitsere componist, niemand met meer esprit dan hij. Alleen jammer dat zijn uitstekende opera’s amper worden opgevoerd.
Waarom eigenlijk niet?
Harnoncourt: Dat weet ik ook niet. Ze zijn goed, heel goed. Maar als ik aan de Wiener Staatsoper een opera van Haydn zou aanbieden, krijg ik gegarandeerd meteen als antwoord: ‘Weet u, doe maar meteen Cosi fan tutte van Mozart.’ Er worden veel slechtere opera’s dan die van Haydn opgevoerd, bijvoorbeeld die van Gluck. Je kunt me nooit zoveel geld bieden dat ik Gluck zou opvoeren. Haydn overtreft hem mijlenver op alle vlakken, behalve het zuiver theatrale. Ik denk alleen al aan de waanzinnige bezettingen die Haydn soms gebruikte, waaronder veel werken voor de baryton.
Een verdwenen instrument.
Helaas, ja. De baryton ziet er ongeveer uit als een gamba met darmsnaren, maar de hoge hals is bovenaan open. Daarin liggen extra metalen snaren die met de duimnagel worden getokkeld. Verdomd moeilijk te bespelen, maar Haydns werkgever, Nikolaus I Esterházy, hield van het instrument en bespeelde het zelf. Voor dat instrument heeft Haydn verhoudingsgewijs ontzettend veel gecomponeerd. Via die baryton ben ik trouwens bij Haydn terechtgekomen.
Zijn strijkkwartetten…
Harnoncourt: … kende ik natuurlijk ook. Hij heeft het genre praktisch uitgevonden en meteen tot de hoogste bloei gebracht. En dan de vriendschap met Mo-zart, ze hebben samen kwartetten gespeeld! Ik ken geen enkele vriendschap tussen kunstenaars die zo succesrijk en betekenisvol was en zozeer losstond van leeftijd als die tussen Haydn en Mozart. Ze erkenden elkaar en beschouwden elkaar als gelijken. Mozart had tot dan geen enkele van zijn tijdgenoten als collega erkend, maar bij de oude Haydn ging dat vanzelf. Merkwaardig is ook de methode waarmee Haydn zijn symfonieën geschreven heeft.
Hoe dan?
Harnoncourt: Haydn bedacht een verhaal, schreef het op en gebruikte het dan als inspiratiebron. Daarna vernietigde hij het verhaal. Ik ben er vast van overtuigd dat hij op Schloss Esterházy het beste orkest ter wereld van zijn tijd ter beschikking had. En als hij iets nodig had, kreeg hij het ook. De vorst zag het blijkbaar als zijn taak om de wereld Haydns kunst te schenken.
En wanneer Nikolaus sterft, is het allemaal gedaan. Zijn onmuzikale opvolger ontbindt het orkest en sluit het theater, en Haydn heeft geen werk meer.
Harnoncourt: Het was de enige mogelijkheid. De nieuwe vorst kon niet op hetzelfde niveau verder. Dan zet je er beter een punt achter.
Haydn maakte een late wereldcarrière. Hij trok naar Londen en werd daar tomeloos bejubeld.
Harnoncourt: Op het einde van de achttiende eeuw zou maar een piepklein aantal kenners Mozart de grootste componist van zijn tijd hebben genoemd. De beroemdste van allemaal was toen zeker Haydn. Iedereen die maar kon, had bij hem werk besteld.
Maar Händel stond een halve eeuw vroeger een eind verder. Hij had in Londen zijn eigen operagezelschap en was zijn eigen baas.
Harnoncourt: Ja, hij had zeker meer commerciële flair dan Haydn.
Voor de Händel uit Halle hebt u nog altijd een ongeschonden bewondering?
Harnoncourt: Klopt. En waarom? Omdat ik zijn beweeglijke melodiek al heel jong waardeerde. Als jonge musicus heb ik zowat elk langzaam deel uit zijn werken, ook aria’s, op de cello gespeeld. De melodieën zitten onder je huid. Dat zijn eilandjes van innigheid tussen de orkestrale barokke praal, die hij ook volmaakt beheerst. Er zijn componisten die zo schrijven dat hun stukken maar voor één bepaald instrument of voor de menselijke stem werkt. Händel niet. Je kunt zijn aria’s op de viool spelen en een stuk voor vioolzingen. Deze Händel van de langzame muziekfrasen had ik eigenlijk het liefst. Ik ben altijd het cellospelende kind gebleven. Later raakte ik bij hem ook door andere dingen gefascineerd, meer bepaald zijn ongebreidelde dramatiek.
Over zijn privéleven weten we weinig. Hij was niet getrouwd. Sommige wetenschappers geloven dat hij homoseksueel was. Het zou aan de muziek te horen zijn.
Harnoncourt: (schamper)Bravo! En Schubert zou het ook geweest zijn. En Tsjaikovski? Bij hem herken je zijn voorkeur voor mannen toch meteen in de Pathetische symfonie, niet? In alle ernst: je kunt in de muziek veel horen, maar niet alles.
De muziek van Händel is bijzonder zinnelijk. Kan een weinig sensueel, aseksueel mens ze schrijven?
Harnoncourt: Ik kan me geen kunstenaar voorstellen die steriel is op sensueel vlak. Als het om sensualiteit gaat, zijn kunstenaars meestal net zeer veelzijdig. Een musicus heeft een groot gevoel voor het visuele, voor het poëtische. Een groot kunstenaar voor wie eten worst mag zijn, kan ik me al evenmin voorstellen.
Händel heeft wereldlijke en religieuze oratoria geschreven. Was hij gelovig, zoals zijn tijdgenoot Bach?
Harnoncourt: Ik geloof dat er sowieso geen kunstenaar bestaat die niet gelovig is. Niet per se in de confessionele zin, misschien, maar ik kan me geen echt belangrijke kunstenaar voorstellen die werkelijk gelooft dat hij zijn buitengewone talenten aan zichzelf te danken heeft.
Hoe komt het dat net Mendelssohn met zijn buitengewone talenten zo lang is onderschat?
Harnoncourt: Slimme mensen neemt men kwalijk dat ze slim zijn. Maar beslissend voor zijn veroordeling was natuurlijk het schaamteloos antisemitische pamflet van Richard Wagner, Das Judentum in die Musik. Qua laster tussen collega’s is dat waarschijnlijk het smerigste wat er bestaat. Wagner, Mendelssohn en Schumann hadden ongeveer dezelfde leeftijd. De laatste twee hebben Wagner het plezier gedaan om vroeg te sterven. Elke keer moet hij een vreugdedansje hebben uitgevoerd. Met een levende Mendelssohn en een levende Schumann was het succes van Wagner nooit zo groot geweest.
Dan had Mendelssohn ook wel een echte opera moeten schrijven.
Harnoncourt: Toen hij op z’n achtendertigste stierf, was het vrijwel zover. Als hij langer had geleefd, had hij veel opera’s geschreven, en ze zouden het allemaal hebben gemaakt, daar ben ik zeker van. Ik hou wel van dat soort hypothetische vragen. Bedenk bijvoorbeeld eens wat er gebeurd zou zijn als Mozart tijdens het Congres van Wenen in 1814-1815 nog had geleefd.
Die vraag zult u wel zelf moeten beantwoorden.
Harnoncourt: Dan had niet Beethoven maar Mozart het Congres gedomineerd. Als hij nog had geleefd, dan was zijn muziek gespeeld en was de opdeling van Europa zeker anders verlopen.
Hoe dan?
Harnoncourt: Ja, dat weet ik ook niet! Typisch journalisten: ik zeg even iets om over na te denken en ze willen meteen het resultaat horen.
Toch wat de plaats van Mendelssohn in de muziekgeschiedenis betreft. Is hij nu volledig gerehabiliteerd?
Harnoncourt: Je moet de muziek uiterst verfijnd spelen, niet gemakkelijk. Vandaag wordt hij nog altijd niet op de juiste manier uitgevoerd. Ik weet zelfs niet of dat überhaupt wel kan. Hij was een perfectionist, maar toch kwam alles hem toegewaaid. De ouverture van de Sommernachtstraum schrijft hij heel jong, maar omdat ze perfect is kan hij ze ongewijzigd overnemen als hij vele jaren later het vervolg schrijft. In elk geval is hij een belangrijk romanticus. Neem nu zijn concert-ouverture Das Märchen von der schönen Melusine. Daarin zit alles wat ik als de essentie van de Duitse romantiek be-schouw, namelijk het bezig zijn met de waanzinnige vrouw.
Het superwijf, de lokkende Lorelei op haar rots in de Rijn, die elke man tot prooi neemt en hem naar de ondergang voert?
Harnoncourt: Ja, iets wat niet bestaat, maar met een magische aantrekkingskracht. Maar de romantische man heeft niet de kracht voor die waan, hij keert terug naar Bertha, de vierkante Duitse vrouw. En dan is de romantiek voorbij – toch voor hen. Ook Mendelssohns Melusine beschrijft dat allemaal, compleet met de catastrofe.
Mendelssohn was bevoorrecht: de beste opleiding, van huis uit welgesteld en de vrijheid om te doen wat hij wou.
Harnoncourt: Ik denk dat er geen enkele kunstenaar bestaat die zo goed opgeleid en zo begaafd was als Mendelssohn. Hij schilderde en tekende, hij bracht Goethe in één namiddag de essentie van muziek bij. Hij strookte vanzelf al niet met het klassieke beeld van de kunstenaar in de negentiende eeuw: een armoedzaaier die offers brengt voor de kunst. Dat hij zo begaafd en bemiddeld was, is hem kwalijk genomen.
En zijn Joodse afstamming?
Harnoncourt: Dat was een ander probleem. Zijn vader stelde hem voor om zich enkel Felix Bartholdy te noemen en het Joodse Mendelssohn weg te laten. Dat weigerde de zoon.
Als hij enkel de Mattheuspassie van Bach had herontdekt, was zijn historisch aanzien verzekerd geweest. Hing de Bach-renaissance in het midden van de negentiende eeuw eigenlijk in de lucht?
Harnoncourt: Dat geloof ik niet. Er werd vooral muziek van tijdgenoten gespeeld, voor oude muziek was er geen interesse. Er moest een romanticus zoals Mendelssohn opdagen om te ontdekken dat die Passie emotionele elementen bevat die pasten bij het tijdsbeeld. Als je nu de bewerkte partituur bekijkt zoals ze toen werd uitgevoerd, dan zou je er Bach nauwelijks in herkennen. Het moet zoals Mendelssohn geklonken hebben.
Had oude muziek toen geen waarde?
Harnoncourt: Dat was inderdaad lang het geval. In de tijd van Mozart bestond er een kleine vereniging van muziekvrienden met een exotische interesse voor oude muziek. Ze wilden dat Händel werd opgevoerd. Toen was hij twintig jaar dood. Maar zelfs die lieden zouden het nooit in hun hoofd halen om de partituur van Händel uit het rek te halen en de werken op de originele manier uit te voeren. Dus werd Mozart in de arm genomen, die de Messias en andere werken moest bewerken. Mozart heeft dan Händel in het toenmalige tijdperk binnengehaald.
Hoe kan een groot componist een andere zoiets aandoen?
Harnoncourt: Hij deed hem helemaal niets aan. Men stond toen helemaal anders tegenover authenticiteit dan vandaag. Bovendien begreep Mozart totaal niet wat Händel wou uitdrukken met zijn muziektaal. Zijn bewerkingen tonen dat overduidelijk. In de popcultuur zou je dat vandaag een cover noemen.
Wat doet het om het Halleluja uit Händels Messias te dirigeren, de klassieke wereldhit die iedereen kent?
Harnoncourt: Als ik het dirigeer, verbaast het mij altijd weer dat het niet zo begint als iedereen blijkbaar gelooft. In het begin jubelt het helemaal niet, er is niets bombastisch. Het begint zachtjes, schroomvol. Dat is ook menselijk. Emoties groeien immers. Men voelt niet plots, in één klap, de ultieme vreugde. Een grote vreugde kan met een kleine vreugde beginnen. Ze wordt altijd groter, zoals een lawine. Muziek schenkt die vreugde. Onder andere.
© Der SpiegelVertaling en bewerking: Peter Vandeweerdt