Eind deze maand wordt luitenant-generaal Guido Vanhecke vervangen als chef-staf van de luchtmacht. Hij verlaat het leger met gemengde gevoelens.
Sinds hij op 1 april 1991 chef-staf van de Belgische luchtmacht werd, heeft luitenant-generaal Guido ‘Piet’ Vanhecke zes ministers van Defensie van drie verschillende partijen meegemaakt. Hij is burgerlijk ingenieur (bouwkunde) en gastdocent aan verschillende universiteiten. Maar hij is vooral gevechtspiloot en een fighter gebleven. Hij heeft ook nooit een blad voor de mond genomen. En daar zijn veel salonofficieren niet altijd blij mee. ‘Piet’ Vanhecke is 58 en moet dus met pensioen. Net op het ogenblik dat de luchtmacht onder vuur ligt in verband met de reorganisatie van de generale staf, de mogelijke verhuizing van het 15de transportsmaldeel van Melsbroek naar Brustem en de betwiste deelname aan de bouw van de Amerikaanse Joint Strike Fighter (JSF), de mogelijke opvolger van de F16. Naar verluidt voert de luchtmacht dienaangaande – los van de regering – bilaterale gesprekken met de Amerikaanse ontwerpers.
Guido Vanhecke: De luchtmacht voert geen bilaterale gesprekken. Wij zijn wel in de Joint Strike Fighter geïnteresseerd. We willen op de hoogte blijven om tussen 2010 en 2015 met kennis van zaken te beslissen over de opvolger van de F16. We hopen ook dat onze industrie bij zal zijn. Nu de onderzoeks- en ontwikkelingskosten zo hoog oplopen en de constructeurs zich groeperen om de moordende concurrentie uit te schakelen, worden ze alsmaar minder scheutig om hun nieuwste technologie met anderen te delen.
Onze F16 is zeker goed tot 2010 of zelfs 2015. Er is dus nog geen sprake van vervanging. Als we nu echter de ontwikkelingen verwaarlozen, zullen we met z’n allen in 2015 nog op het niveau van de F16 staan. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat wij over vijftien à twintig jaar een Europese defensie zullen ontplooien. Dit betekent echter dat elk land pro rata van zijn bnp zal bijdragen aan een gemeenschappelijke defensie. De industrie die op dat ogenblik niet up to date is, zal niet meer aan de bak komen.
In dit perspectief is het toch wel vreemd dat de JSF een Amerikaans project is zonder Europese tegenhanger.
Vanhecke: De Eurofighter en de Rafale, die nu als Europese alternatieven worden voorgesteld, zijn generatiegenoten van de F16. Bij de JSF zullen vooral de informatica en de datatransmissie nieuw zijn. Het gaat om snellere uitwisseling van informatie, een beter overzicht van het slagveld en van de eigen gevechtssituatie en zo meer. Daarbij komt de onvermijdelijke behoefte aan stealth-capaciteit, zeg maar de mogelijkheid het radaroppervlak van het vliegtuig zo klein mogelijk, indien niet onbestaand te maken.
Aanvankelijk gingen er in Vlaanderen stemmen op tegen de JSF omdat die alweer de Waalse industrie zou ‘plezieren’. Wie dat zegt, vergeet dat het voorgestelde concept vooral de elektronicabedrijven aanbelangt.
Heeft FLAG, de Vlaamse luchtvaartlobby, zich dan vergist?
Vanhecke: Aanvankelijk was FLAG tégen de JSF omdat hij dacht dat het om een keuze tussen de JSF óf nieuwe transportvliegtuigen ging. Dat is niet zo. Het is de luchtmacht te doen om de keuze van vervangers voor de F16, de C130-Hercules en de Alphajet-trainer. Als een van deze drie peilers wegvalt, bestaat de luchtmacht niet meer.
Sommigen willen ons nog uitsluitend transportvluchten laten uitvoeren. Zij weten blijkbaar niet dat wij nu reeds moeite hebben om piloten te vinden. Als we daar toch in slagen, is het onder andere dankzij de glamour van de gevechtsvliegtuigen. Pas als piloten wat bezadigder worden of als moeder-de-vrouw schrik krijgt, kiezen ze voor transportopdrachten. Mochten wij de piloten uitsluitend daarvoor aanwerven, dan zouden we hen vragen een veel zwaardere job te doen dan in de privé-luchtvaart, maar dan wel voor de helft van het salaris. Een boordcommandant verdient in de privé-sector algauw 120.000 tot 140.000 frank netto per maand: meer dan de nettowedde van een luitenant-generaal in België. Er zijn gelukkig andere prioriteiten in het leven dan geld verdienen. Anders hadden de luchtmachtpiloten die met de C130 vliegen het leger allang verlaten.
De drie componenten van de Belgische luchtmacht zijn dus minimaal maar onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wij zouden nooit onze opdrachten vanuit Italië boven Bosnië en Kosovo hebben kunnen uitvoeren zonder zelf onze logistiek over te vliegen. En het ziet ernaar uit dat er steeds meer van dit soort buitenlandse operaties komen.
Een aantal politici van de meerderheid ziet de luchtmacht nog uitsluitend humanitaire- en transportvluchten uitvoeren.
Vanhecke: Waren de bombardementen op Servische stellingen in Kosovo niet de meest humanitaire opdracht? Daar hebben wij, gelet op het geringe aantal burgerslachtoffers, door het stoppen van de etnische zuiveringen heel veel mensenlevens gered. Hadden we zoals sommigen voorstelden artillerie ingezet, dan waren er meer slachtoffers gevallen, ook in eigen gelederen. De luchtstrijdkrachten hebben dit gewapend conflict op een bijna mensvriendelijke manier opgelost. Mede daarom hechten de meeste landen steeds meer belang aan het luchtwapen. Op voorwaarde dat wij onze technologische voorsprong op mogelijke tegenstrevers behouden.
Dat is niet meteen de visie van landmachtgeneraal Jean-Pierre Bovy. Die heeft voor rekening van de chef-staven met zijn denktank de Visie-2015 ontwikkeld.
Vanhecke: Die denkoefening heeft al meer kwaad dan goed gedaan. Zij is zogezegd nog niet af, maar intussen worden elementen ervan reeds in het politieke debat gebruikt. De Visie-2015 mist een duidelijk zicht op de aan de gang zijnde evoluties: onder andere het toenemende belang van het luchtwapen. Ze houdt geen rekening met soortgelijke toekomstplannen in andere landen en ontwikkelt geen visie in een Europese context. De Visie-2015 maakt piramidale structuren terwijl er vooral behoefte is aan functionele gezagstructuren, enzovoorts. Intussen heeft het voorstel om slechts één enkele staf te behouden toch gehoor gevonden bij de politici. Sommigen onder hen zien ook in dit voorstel een makkelijk te verkopen boodschap. Zij willen de staven van land-, lucht- en zeemacht opdoeken en die in één enkele staf onderbrengen. Daaronder zouden dan een aantal zuilen, zoals de operationele zuil, ressorteren met telkens een land-, lucht- en zeemachtcomponent. Het personeelsbeleid en de logistiek bijvoorbeeld zouden gemeenschappelijk zijn.
Nu is defensie een schotel waarop vlees, aardappelen en groenten geserveerd worden. Wij bereiden die schotel in drie potten en naar gelang van de behoefte, wordt uit een van die potten geschept. Als de eengemaakte staf een moderne pan wordt met aparte vakjes voor vlees, aardappelen en groenten én met een dun deksel bovenop om de aroma’s te mengen, krijg je een smakelijk gerecht. Het ziet er echter naar uit dat de eengemaakte staf alles in één pot wil en dat wij dus alle dagen stoemp zullen eten. En dat kan en mag niet. Alleen de landmacht is gelukkig met dit voorstel. En dat lijkt mij verdacht. Er wordt beweerd dat er op die manier minder volk op de staven en meer volk in de eenheden op het terrein zal zitten, maar dan vergeten zij dat de staf van de luchtmacht reeds onderbemand is. Wij gaan zelfs de staf van de tactische luchtmacht en die van opleiding en training samenvoegen.
Wordt de Visie-2015 dan gemaakt om de landmacht te saneren?
Vanhecke : De samenvoeging van de staven beoogt de terugkeer naar de situatie van voor de Tweede Wereldoorlog. In 1939 had België alleen een landmacht en was het luchtwapen een onderdeel ervan.
Wij vergeten echter dat de enige Belgische naoorlogse militaire operatie die is mislukt, een operatie was die door de chef-staven werd geleid. En dat was tijdens de tragische interventie in Rwanda. Ik vrees dat dergelijke incidenten met een eengemaakte staf vaker zullen gebeuren.Ik pleit voor een matrixstructuur waarin de aparte machten zich verder kunnen ontwikkelen, rekening houdende met een aantal gemeenschappelijke diensten, zoals personeel, infrastructuur, logistiek, aankopen et cetera. Zoals in andere legers moet er echter een chief of staff conference blijven bestaan.
Sluit die eengemaakte staf niet aan bij de toekomstplannen van de VS om tegen 2030 de ‘Army After Next’ op te zetten? De zogeheten ‘Strike Brigades’ zouden slechts met het oog op specifieke opdrachten samengesteld worden.
Vanhecke : Daar heb ik niks tegen. Samen optreden, betekent niet dat alle machten volgens eenzelfde patroon moeten optreden. Dezelfde onzin wordt nu ook uitgekraamd naar aanleiding van de verhuizing van de militaire luchthaven van Melsbroek. Enerzijds wordt voorgesteld de staven bijeen te voegen om zogezegd te besparen maar anderzijds wil men het 15de transportsmaldeel opsplitsen. Dat deze verhuizing minstens 7,5 miljard zal kosten, verontrust blijkbaar niemand.
Terwijl wij slechts 2 procent van onze nationale luchthaven bezetten (25 van de 145 hectaren), wij amper 1,6 procent van de vluchten uitvoeren die de verkeerstoren te verwerken krijgt, wij zelfs geen 0,6 procent van de nachtvluchten vliegen en wij bovendien van de minst lawaaierige zijn. Dat is Melsbroek. En toch wordt de luchtmacht nu verzocht op te hoepelen. Na de uitspraken van verkeersminister Isabelle Durand (Ecolo) moest de regering misschien wel gered worden, maar dat is nog geen reden om de luchtmacht eruit te gooien.
Alleen de VIP-vliegtuigen zouden in Melsbroek mogen blijven, terwijl de C130-transportvluchten voortaan vanop Brustem zouden moeten opereren. Dat vliegveld werd echter zes jaar geleden, ondanks protest van de luchtmacht, gesloten en ligt nu in ruïne. Het zal dus meer dan 7,5 miljard frank kosten om deze basis opnieuw operationeel te maken én te houden. Wij zullen immers een eigen controletoren, eigen onderhoudsploegen, eigen brandweer moeten bekostigen. En 250 extra personeelsleden aanwerven, goed voor 250 miljoen per jaar. Wie voorstelt Melsbroek af te breken, houdt – zoals bij vele van de jongste hervormingsvoorstellen – geen rekening met de kostprijs en de betrokken mensen. Welke politicus zal bovendien zo’n 8 miljard frank overheidsgeld vergooien om een privé-firma als Brussels International Airport Company (BIAC) enkele miljarden frank te laten verdienen?
Als chef-staf heb ik dat allemaal op televisie moeten vernemen. Niemand heeft mij ooit gevraagd wat zo’n verhuizing voor mijn mensen betekent en hoeveel dat zal kosten. Het is een schande een manager van 10.000 werknemers zo aan te pakken en negenhonderd van hen zo te raken. Geen enkel bedrijf zou dat nemen. Als ik overigens zie hoe deze regering ook andere hervormingen door de strot van de mensen duwt, stel ik mij vragen. En dat ze ons niet komen vertellen dat wij moeten ontvetten. Wij zitten al op de pezen, zoniet op het been.
Hoe past de Belgische luchtmacht dan in de Europese context?
Vanhecke : Het Eurocorps is een aangelegenheid van de landmacht. Hoe vreemd dat ook moge klinken. Dit belet niet dat wij met andere luchtmachten operaties uitvoeren zoals boven Kosovo. Italianen, Britten, Fransen, Nederlanders en Belgen hebben daar zeer goed samengewerkt. Dit is al jaren zo in de NAVO. Zoals ook de Belgische marine al jaren samenwerkt met de Nederlandse. Voor de luchtmacht is samenwerking een kwestie van complementariteit. Zo werd de European Air Group, die aanvankelijk de Fransen en de Britten groepeerde, aangevuld met de Italianen, de Duitsers, de Spanjaarden en de Nederlanders met de Belgen in het kader van onze gezamenlijke Deployable Air Tasc Force (DATF). Met z’n allen zijn we goed voor tweehonderd vliegtuigen. De luchtmacht beleeft de Europese eenmaking op een heel andere manier. Wij denken met het oog op militaire operaties. Zo organiseert de European Air Chiefs’ Conference (Eurac) straks een louter Europese pilotentraining waaraan ook niet-leden van de NAVO zoals de Zwitsers, de Finnen en andere Scandinavische landen deelnemen.
Eurac heeft zelfs een eigen doctrine uitgewerkt. Hoe ziet die eruit?
Vanhecke : Dat is een nogal academische oefening. Ze stippelt uit hoe het luchtwapen zowel diplomatiek als militair steeds handiger en nauwkeuriger wordt. Persoonlijk meen ik dat deze denkoefening onvoldoende vooruitblikt. In de komende twintig jaar zullen bepaalde luchtmachttaken – vooral verkenningsopdrachten – uitgevoerd worden door onbemande vliegtuigjes, de zogeheten Unmanned Aerial Vehicles. Zelfs precisiebombardementen zullen steeds vaker door onbemande tuigen van het type kruisvluchtraket uitgevoerd worden. Al worden die wel zeer duur. Het verwerven en behouden van het luchtoverwicht zal daarentegen nog heel lang een opdracht voor gevechtspiloten blijven. De operaties om al dat onbemand tuig uit de lucht te houden of eruit te schieten, zijn immers zo complex en onvoorspelbaar dat alleen goed getrainde piloten zoiets aankunnen. Ik geloof des te minder dat die Unmanned Aerial Vehicles bemande vliegtuigen zullen vervangen omdat de huidige drones, die onze landmacht bijvoorbeeld voor zijn luchtverkenning wil kopen, in vredestijd en bij oefenvluchten zeer complex in gebruik zijn. Als de Zwitsers dergelijke tuigen in de lucht sturen, laten ze hen escorteren door een helikopter om er zeker van te zijn dat die dingen wel degelijk ‘juist’ vliegen en zeker geen andere vliegtuigen storen. En toch kost zo’n tuig evenveel als een F16, terwijl het kwetsbaarder en zeker niet zo polyvalent is.
Hoe blikt u terug op de zes defensieministers die u sinds Guy Coëme (PS) versleten hebt?
Vanhecke : Zij hebben mij versleten. Sommigen onder hen luisteren aandachtig, maar blijven wantrouwig. Blijkbaar is dat eigen aan politici. Wie mij kent, weet echter dat ik altijd het achterste van mijn tong laat zien. En toch denken politici dat er dan nog iets achter zit. Ik ben dus een slecht lobbyist en daardoor misschien zelfs een slechte chef-staf geweest. Van een chef wordt blijkbaar gedacht dat hij liegt. Vooral politici denken dat sowieso en handelen navenant.
In België is de defensiepolitiek net een flipperkast. Je weet nooit waar het balletje terechtkomt. Enerzijds wordt er naar synergieën met de privé-sector gestreefd en anderzijds wordt de 15de Wing van de nationale luchthaven weggejaagd. Ik vraag mij af wanneer die kast tilt zal slaan.
De ons omringende landen hebben een langetermijnvisie op defensie. Het nationale defensiedebat in het parlement was een poging in die richting, maar daar wordt geen rekening mee gehouden. Er worden thema’s gezocht die electoraal goed in de markt liggen. De tijd dat politici -voor het nut van ’t algemeen- tegen de massa in durfden te gaan, is helaas voorbij.
Frank De Moor