Dezer dagen beslissen de regering en de Senaat hoe de georganiseerde misdaad in ons land door te lichten en aan te pakken.

?HET CALI-CARTEL had afspraken met Israëlische trafikanten in Colombia, die met een Russische maffiabende in België samenwerkten. Die werkte op haar beurt samen met andere Russische mantelorganisaties in Amsterdam, die hun handlangers naar Sint-Petersburg stuurden om er de vracht op te halen en ze naar Duitsland te verschepen.? Aldus ?Crime without frontiers?, een opmerkelijk boek waarin Claire Sterling anno 1994 vooral de Russische maffia in kaart brengt. Bovenstaand voorbeeld kreeg ze dit keer niet van de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten maar van de sectie van het Duitse Bundeskriminalamt (BKA) in Wiesbaden, die zich specifiek met de bestrijding van de georganiseerde misdaad inlaat.

Zoals gebruikelijk hinkt de beleids- en besluitvorming terzake in België achterop. Het federaal regeerprogramma van juni 1995 beloofde alvast een reeks gedetailleerde maatregelen tegen de georganiseerde en grensoverschrijdende criminaliteit. Het blijft echter wachten op de concretisering ervan. Erger. Op vrijdag 28 juni 1996 wordt de ministerraad in feite verondersteld nog eens zijn eigen regeerprogramma goed te keuren. Minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) en zijn collega van Binnenlandse Zaken Johan Vande Lanotte (SP) leggen daarop ?Het Actieplan van de regering tegen de georganiseerde misdaad? voor. Anderzijds stemt de Senaatscommissie voor de Justitie op dinsdag 2 juli over het voorstel van Senator Hugo Vandenberghe (CVP) ?tot instelling van een parlementaire commissie van onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit in België.?

Deze commissie zou een verbeterde uitgave moeten worden van de onderzoekscommissie van de Kamer, die van mei 1988 tot april 1990 verondersteld werd ?de bestrijding van het banditisme en het terrorisme in België? door te lichten. De Kamer zal nu trouwens, onder het voorzitterschap van toenmalig verslaggever, volksvertegenwoordiger Tony Van Parys (CVP), haar werk met betrekking tot het gerechtelijk onderzoek naar de zogeheten Bende(s) van Nijvel overdoen. Kamer, Senaat en regering zullen dus in de komende maanden zeker geen tekort hebben aan onderzoekscommissies aangaande de georganiseerde misdaad.

DEFINITIE.

Wat belette ze echter tijdens de voorbije jaren om het gerechtelijk apparaat en de politiediensten terzake te specializeren ? Wat belette ze de zogenaamde bijzondere politietechnieken te legaliseren, de (straf-)wetgeving aan te passen, niet-fysieke rechtspersonen strafbaar te stellen, vermogenssancties in te voeren, in strafvermindering te voorzien voor spijtoptanten en mede door de ratificatie van verdragen de internationale samenwerking in strafzaken te verbeteren ? Kortom, wat belette onder andere de Senaat al die tijd om de initiatieven te nemen, die nu in de resolutie zijn opgenomen waarmee de senatoren Hugo Vandenberghe (CVP), Johan Weyts (CVP), Fred Erdman (SP), Roger Lallemand (PS), Joëlle Milquet (PSC), Hugo Coveliers (VLD) en Bert Anciaux (VU) de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit willen aanpakken ? Terwijl precies dezelfde voorgestelde maatregelen door dezelfde meerderheid binnen de regering nu (eindelijk) in wetsontwerpen vertaald worden, die uiteraard door dezelfde meerderheid in het parlement zullen goedgekeurd worden. Het ?Actieplan van de regering tegen de georganiseerde criminaliteit? voorspelt immers vijftien voorontwerpen van wet en bijna evenveel werkgroepen of studies.

De regering houdt het, evenals de procureurs-generaal, bij de nu vier jaar oude maar zeer werkbare definitie van het Duitse Bundeskriminalamt. Georganiseerde criminaliteit veronderstelt dus het planmatig plegen van ernstige misdrijven, waarbij winst of macht wordt nagestreefd. Er zijn meer dan twee personen gedurende geruime tijd (met taakverdeling) bij betrokken, die commerciële structuren, geweld of andere intimidatiemiddelen aanwenden. En er wordt invloed uitgeoefend op het politieke leven, het bedrijfsleven, het openbaar bestuur, de justitie en de media.

De regering viseert dus niet alleen de stereotiepe boevenbendes maar evenzeer de organisatie-criminaliteit, zoals die bedreven wordt door ogenschijnlijk eerbare en dikwijls geëerde lieden die strafbare feiten plegen zonder dat daarom hun kantoor of bedrijf als een criminele organisatie functioneert. ?De misdaadondernemer is dan niet meer de boef met de opzichtige kermisopsmuk, maar een deelhebber aan kringen van macht en aanzien (…). De moeilijkheid is niet alleen de herkenbaarheid, maar ook het durven herkennen. De uitdaging is ook groot, omdat de weerstand bij ingrijpen en doorlichten taai is : de macht van grootvermogenden om iets te verhinderen is vaak groter dan het vermogen om iets aan het daglicht te brengen.? Aldus dr. Petrus van Duyne van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) van het Nederlandse ministerie van Justitie in zijn tweede internationaal verslag omtrent georganiseerde misdaad.

De Belgische regering wil echter zowel de strategische als de operationele analyse van de georganiseerde misdaad in ons land omwille van de geheimhouding uitsluitend aan politie- en inlichtingendiensten toevertrouwen. De rijkswacht zal instaan voor de technische realisatie ervan ; zij het onder het toezicht van de (twee) federale magistraten van wie andermaal wonderen verwacht worden. De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zullen jaarlijks wel een (publiek ?) rapport inzake de georganiseerde criminaliteit aan het parlement voorleggen.

DEKMANTEL.

In afwachting dat de enquêtecommissie-Vandenberghe dus haar eigen verslag zal kunnen vergelijken met dat van de regering, krijgt het parlement alvast een reeks wetsontwerpen van die regering te behandelen. Een eerste betreft de mogelijkheid om leden van een criminele organisatie, zoals door het BKA gedefiniëerd, strafrechtelijk te vervolgen omwille van dat lidmaatschap alleen al. Zelfs als ze niet effectief deelnemen aan de voorbereiding en de uitvoering van een misdrijf. Justitie onderzoekt voort hoe bepaalde handelingen ter voorbereiding van zware misdrijven strafbaar kunnen gesteld worden.

Zoals nog in hoofdstuk VI van het regeerprogramma aangekondigd, dient Justitie (eindelijk) ook het wetsontwerp in omtrent de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, die als dekmantel voor criminele organisaties fungeren. Zowel de onder- als de bovenwereld worden dus aangepakt. Daarom onderzoekt het Bestuur Strafwetgeving (nog steeds) hoe stromannen, advocaten, notarissen, juridische en fiscale adviseurs kunnen gesanctionneerd worden als ze bewust bijdragen tot het opzetten van constructies die misdaadorganisaties helpen afschermen : door ?verwijtbare betrokkenheid?, zoals dat in Nederland heet. En dit soort betrokkenheid is ook bij ons meer dan incidenteel.

Er wordt uitgekeken naar de wijzigingen in de failissementswetgeving om malafide bestuurders en ?beroepsvereffenaars? aan te pakken, zoals nu in de bevoegde kamercommissie besproken. Maar ook naar de resultaten van de besprekingen die de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) voert om de meldingsplicht van banken, wisselkantoren en andere financiële instellingen binnen de zogeheten witwaswet van 11 januari 1993 verder uit te breiden tot boekhouders, bedrijfsrevisoren, advocaten, notarissen, deurwaarders, vastgoedmakelaars en casinobazen. De casino’s zijn trouwens, volgens Justitie, aan een nieuw wettelijk kader toe.

En dan is er vanzelfsprekend de proactieve recherche, een van de splijtzwammen bij de moeizame verdeling van de opdrachten van gerechtelijke politie tussen de drie betrokken politiediensten (zie kader). Vooral de rijkswacht dringt aan op een wettelijk arsenaal ?dat de politiediensten in staat stelt om proactief onderzoek te doen naar elementen die niet dadelijk verbonden zijn met een reeds gepleegd misdrijf, maar wel samenhangen met misdrijven die waarschijnlijk zullen gepleegd worden. Dit met de bedoeling zicht te krijgen op de geplande misdrijven en de organisatie die erachter staat.?

Veel speurders, magistraten en politici vragen al lang de omzendbrief van 24 april 1990 van toenmalig justitieminister Melchior Wathelet (PSC) omtrent de bijzondere opsporingstechnieken te vervangen door een wettelijke regeling. Daarom wil de opvolger van Wathelet nu alvast de politiële observatie- en afluistermogelijkheden uitbreiden via een aanpassing van de wet van 30 juni 1994. De minister van Justitie en zijn collega van Binnenlandse Zaken willen ook (meer ?) infiltraties in het misdaadmilieu door speurders onder valse identiteit ( undercover-werk) ; een betere vergoedingen voor de informanten ; een eventuele vrijstelling van vervolging of minstens een verschoningsgrond voor spijtoptanten en desnoods een programma ter bescherming van kroongetuigen geïnspireerd naar het (onnoemelijk dure) Amerikaanse witness protection program. Daarbij worden de betrokken getuigen niet alleen aan een nieuwe identiteit maar zo nodig aan een andere job en een nieuw leven geholpen.

OMKERING.

De regering en de Senaat blijken te beseffen dat deze bijzondere opsporingsmethodes, waaronder de uitlokking van mogelijke/bedachte/geplande misdrijven (waar ligt de grens ?), uiteraard ook bijzondere politiemensen en bijzondere begeleidingsmaatregelen en controle vergen. Begeleiding en controle van het betrokken corps, de magistratuur en uiteindelijk van het parlement zelf. ?Zonder deze technieken publiek bekend te moeten maken?, zoals in de beleidsnota aan de ministerraad (terecht) wordt opgemerkt.

Justitie en regering willen (eindelijk) ook de financiële opsporingstechnieken verbeteren. Deze rooms-rode regering denkt er zelfs aan de fel bekritiseerde beperkingen weg te werken die de toenmalige rooms-blauwe coalitie op 4 augustus 1986 met het Charter van de Belastingsplichtige aan de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) oplegde in zijn samenwerking met het gerecht. Zelfs de VLD wil deze beperkingen sinds kort opheffen.

Justitie en Binnenlandse Zaken onderzoeken voorts hoe de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie (CDGEFID) binnen de Algemene Politiesteundienst (APSD) en/of het Commissariaat-Generaal van de Gerechtelijke Politie kan uitgebouwd worden. Zoals hier op 21 februari uitvoeriger uiteengezet, heeft de CDGEFID met zijn acht speurders en zes documentalisten meer in zijn mars. De inertie van justitie blijft echter (te) groot. Zo wordt nu nog eens beloofd dat de ambtenaren van de fiscale administraties die, krachtens de fiscale programmawet van december 1992, uiteindelijk pas twee jaar later ter bijstand van de parketten werden uitgestuurd, nu uiteindelijk (met nog amper tien man) de aanvankelijk voorgespiegelde hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie zullen krijgen.

Justitie onderzoekt ook nog steeds hoe het onderzoek naar verdachten kan losgekoppeld worden van het onderzoek naar hun patrimonium. Dit en andere wetgevende initiatieven werden reeds in 1994 bepleit door drie rijkswachtofficieren onder wie kolonel Henri Berkmoes, nu hoofd van het Centraal Bureau der Opsporingen (CBO) van de rijkswacht in hun gelauwerd handboek over de opsporing en de bestrijding van criminele vermogens. De omkering van bewijslast is een van de voorgestelde methodes om niet alleen dader- maar ook buitgerichte opsporingen te voeren. Wetgevende initiatieven bleven echter uit. Erger. Bij de dertien werkgroepen en/of studies die justitieminister De Clerck nu belooft, zal ook de omkering van bewijslast nog maar eens in een werkgroep bestudeerd worden. Als van bepaalde goederen vermoed wordt dat zij van criminele herkomst zijn, zou de eigenaar dan zelf het bewijs moeten leveren dat die wel degelijk op legale wijze verworven zijn.

Minister van Binnenlandse Zaken Vande Lanotte, die in het ?Actieplan van de regering tegen de georganiseerde criminaliteit? een aantal niet onbelangrijke SP-accenten moet terugvinden, zwijgt in alle toonaarden over de toekomstige rol van het Hoog Comité van Toezicht bij de eveneens aangekondigde corruptiebestrijding : een ander oud zeer, dat de overheid en de privé-sector moeten durven herkennen. Tot voor kort ressorteerde het Hoog Comité nog onder Binnenlandse Zaken. Maar zijn eigenlijke toekomst wordt nu mede bepaald door de verdeling van de opdrachten van gerechtelijke politie. Ook daarin moet dan weer justitieminister De Clerck dringend trancheren.

Frank De Moor

Maffiabazen hebben in België nog niet de macht van de door de overheid doodgeschoten Pablo Escobar. Maar dat belet georganiseerde misdaadbendes niet ook in ons land te opereren.

Justitieminister De Clerck (links) en zijn collega van Binnenlandse Zaken Vande Lanotte leggen deze week hun Actieplan tegen de georganiseerde criminaliteit voor.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content