Afrika: het ‘vergeten’ continent
Eeuwenlang hadden de Europeanen geen oog voor het Afrikaanse binnenland. Afrika was nochtans het eerste continent dat ze verkenden. Hoe komt het dat Afrika in vergelijking met Azië en Amerika zo laat werd gekoloniseerd en waarom ging het in de 19de eeuw opeens zo snel?
Het begon in Afrika
Portugese ontdekkingsreizigers zetten in het begin van de 15de eeuw de Europese kolonisatie in gang. Ze wilden de vijandige Moren in Noord-Afrika letterlijk omzeilen om zuidelijker handel te drijven en bereikten zo de westkust van Afrika. De kostbaarheden uit het Afrikaanse binnenland raakten enkel via handel met de Moren in Europa en de Portugezen wilden die producten rechtstreeks aankopen. Ze droomden er ook van om een nieuwe route naar Azië te vinden en van daaruit specerijen te importeren. Het zou nog bijna een eeuw duren voor ze die droom konden verwezenlijken.
De Portugezen gingen niet naar Afrika om met geweld land te claimen. Ze zetten handelsposten op langs de kust en ruilden hun handelswaar voor goud, ivoor en slaven. In 1441 kwamen de eerste Afrikaanse slaven in Portugal aan. Vanaf de jaren 1460 zetten de Portugezen slaven in op hun plantages op Madeira: een voorafspiegeling van de trans-Atlantische slavenhandel en de plantage-economie in Amerika, het continent dat op dat moment nog onbekend terrein was voor de Europeanen.
Een koloniale handelsdriehoek
Drie grote ‘ontdekkingen’ aan het eind van de 15de eeuw deden de Europese blik naar twee andere continenten verschuiven. Die ontdekkingen zouden ook voor lange tijd de handelsrelaties tussen Afrika en Europa vastleggen.
In 1492 ontdekte Columbus de nieuwe wereld voor Spanje. De Portugezen deden niet onder. In 1498 rondde Vasco da Gama Kaap de Goede Hoop en zette hij verder koers naar India. Twee jaar later stootte een Portugees schip op de Braziliaanse kust. De Europeanen richtten hun aandacht al snel op die nieuwe gebieden. Daar viel makkelijker geld te verdienen dan in Afrika. Vanuit Azië kwamen dure specerijen. In Amerika onderwierpen de Spanjaarden de plaatselijke bevolking. Schepen vol goud voeren naar Europa.
In Amerika zat er veel potentieel in de teelt van suikerriet, cacao, tabak en katoen. Die producten konden in Europa duur verkocht worden. Alleen waren er te weinig lokale handen voor de teelt ervan. Afrikaanse slaven boden de uitkomst. De vraag naar Afrikaanse slaven steeg en Afrikaanse machthebbers kwamen daar graag aan tegemoet. Oorlogen en raids volgden, koninkrijken en samenlevingen raakten ontwricht. En de Europeanen? Die wachtten in hun forten aan de kust tot een volgende kostbare ‘lading’ in ketenen kwam aangestapt.
In 1502 brachten de Spanjaarden de eerste Afrikaanse slaven naar Amerika. Al snel volgden de Portugezen het Spaanse voorbeeld. De handel verliep volgens de zogenoemde Atlantische handelsdriehoek: een schip zeilde met handelswaar – vaak metalen voorwerpen, wapens en textiel – van Europa naar Afrika. Ze ruilden die handelswaar voor slaven en brachten die de oceaan over. De producten die de slaven verbouwden of in de mijnen delfden, gingen naar Europa.
De keuze om eerst te investeren in Amerika en Azië werd ook gemaakt omdat Afrika moeilijk viel uit te buiten. Er waren sterke koninkrijken en grote legers. Het binnenland was moeilijk doordringbaar en de rivieren moeilijk bevaarbaar. En de Afrikaanse ziektes bleken dodelijk voor de Europeanen. Van het begin van de 16de eeuw tot in het midden van de 19de eeuw bleef die situatie ongeveer gelijk. De Europeanen dreven handel aan de kust. Het Afrikaanse binnenland bleef een blinde vlek op hun kaart.
Stoom, kinine en nationalisme
Vanaf de jaren 1870 zag Europa opeens wel potentieel in het Afrikaanse binnenland. In enkele decennia werd het continent verkend, verdeeld en uitgebuit.
Een belangrijke factor was het uitdoven van de trans-Atlantische slavenhandel rond 1860. Nu er aan slaven geen geld meer te verdienen viel, zochten de Europeanen naar andere handelsmogelijkheden. Zo groeide de interesse om het binnenland dieper te verkennen.
Nog belangrijker was de industriële revolutie in Europa. Die zou de exploratie en verdeling van Afrika in een stroomversnelling brengen. Dankzij stoomschepen steeg het volume van de zeehandel exponentieel. In de tijd van zeilschepen diende de zeevaart uitsluitend voor dure en lichte producten. Nu werd vervoer in bulk rendabel. Afrikaanse noten, palmolie, koffie en hout werden interessant om te importeren, want de groeiende Europese bevolking in Europa vroeg om meer en duurdere producten. Ook in de omgekeerde richting nam het transport toe. De industriële revolutie leidde tot een overproductie van goederen in Europa. Het Afrikaanse binnenland was een enorme, tot dan toe genegeerde afzetmarkt waar metalen gebruiksvoorwerpen en textiel uit Europa als ruilmiddel konden dienen.
Kleine demonteerbare stoomschepen bleken de sleutel om het Afrikaanse binnenland te verkennen. Varend als het kon, over het land gesjouwd als het moest. Nieuwe generaties snel vurende wapens gaven de Europeanen een onbetwistbare militaire superioriteit.
Ook de ontdekking van het geneesmiddel kinine was een belangrijke factor. Het maakte de Europeanen minder vatbaar voor malaria en gele koorts. In 1820 konden twee Franse farmaceuten kinine onttrekken uit de schors van de Cinchonaboom. Die boom groeide in Zuid-Amerika en het was al langer bekend dat die een werkzame stof tegen koorts bevatte. Halverwege de 19de eeuw plantten de Europese grootmachten de boom massaal aan in Azië om er kinine uit te onttrekken. Door kinine stegen de overlevingskansen van de Europeanen die zich in Afrika waagden. Het was het medicijn dat de kolonisatie mee mogelijk maakte.
De interesse in het Afrikaanse binnenland groeide snel. Voordat de Europese landen zich erop stortten, waren er al private expedities aangekomen. Beetje bij beetje werd de kaart van het Afrikaanse binnenland ingekleurd. Een allegaartje waagde zich aan die expedities: zendelingen, avonturiers, journalisten, wetenschappers. Ze reisden voor eer, geloof of wetenschap, maar ook vaak voor het vaderland. Europa was in de ban van het nationalisme. Staten moesten sterk zijn en kolonies verwerven. Ondertussen waren er nog wat sterke staten bijgekomen. Ook Italië en Duitsland aasden op een kolonie. Afrika was voor die nieuwkomers het enige continent waar nog iets te rapen viel. En zo stortte heel Europa zich opeens op het ‘vergeten continent’.