Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Waarom werd gewezen minister Louis Tobback nooit door de Dutroux-commissie onder vuur genomen ? Een pijnlijke terugblik.

Woede bij de Gerechtelijke Politie (GP) omwille van het opzijschuiven van commissaris-generaal Christian De Vroom. Sommigen vermoeden een onderduims manoeuvre van de rijkswacht. Anderen vinden het dan weer grof dat uitgerekend inspecteur-generaal Rik Vandeputte, die destijds met procureur Georges Demanet meeschreef aan het Koninklijk Besluit, waarin de macht van de commissaris-generaal werd ingeperkt, het rapport opstelde waarmee De Vroom werd onderuit gehaald.

De Vroom, gesteund door zijn advocaat Marc Uyttendaele, meent het slachtoffer te zijn van een heksenjacht. Want na de eerste geruchten, onder meer verdachtmakingen in verband met incest, wordt er nu verwezen naar zijn professionele passage in Charleroi waar hij bepaalde autozwendelaars zou hebben beschermd. Die aantijging is één van de weinige zogeheten beschermingsdossiers waarmee de Dutroux-commissie zich tot het jaareinde moet zien bezig te houden.

Dat het hier om een zoveelste episode in de vuile oorlog met de rijkswacht handelt, staat voor bepaalde leden van de GP als een paal boven water. In privé-gesprekken verwijzen ze ook naar de manier waarop de rijkswacht heeft gepoogd één van de verklikkers van de GP te laten getuigen tegen De Vroom. De man, ene J., zou een tweetal keer ten huize De Vroom hebben gebeld. Die gesprekken werden ?toevallig? afgeluisterd want J. stond onder toezicht in verband met een ander dossier. Niet zozeer het contact met de verklikker, dan wel de vrijmoedigheid waarmee werd gepraat, zou nu voor De Vroom hoogst gênant zijn. Want dit alles is bekend bij de rijkswacht die stilaan even veel informatie over de GP-collega’s in haar centrale computer heeft steken als over de vertegenwoordigers van de criminele klasse. Volgens GP’ers is het ook geen toeval dat de rijkswacht dezer dagen alle verklikkers op de zwarte lijst van de Gerechtelijke Politie aan het leegknijpen is.

Intussen werd De Vroom vervangen door Christian Binz, ooit verbindingsofficier bij het Duitse BKA in Wiesbaden. Maar hij staat onder controle van de Brugse procureur Jean-Marie Berkvens. Officieel heet het dat zij de GP opnieuw op de sporen moeten helpen. Anderen menen dan weer te weten dat Berkvens en Binz zich vooral met de stervensbegeleiding van de GP zullen inlaten.

Door de regeringsplannen voor de hervorming van de politiediensten ziet het er immers naar uit dat binnenkort de GP in haar huidige vorm zal ophouden te bestaan en dat weliswaar na een elegante naamsverandering vooral rijkswachters in de nieuwe diensten de bovenhand zullen krijgen. Geen wonder, merken specialisten op : de rijkswacht zag de afgelopen decennia haar arsenaal en slagkracht almaar uitgebreid, terwijl de GP, zoals De Vroom voor de Dutroux-commissie voorspelde, de oude erftante was van wie de nalatenschap werd verdeeld.

ER ZIJN TWEE DOCUMENTATIEDIENSTEN

Het werk van de Dutroux-commissie heeft dit proces alleen maar versneld. Dat laatste mag blijken uit de manier waarop Marc Verwilghen (VLD) en zijn commissarissen zich, allicht omwille van de consensus, ver hielden van de politieke verantwoordelijkheid van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback (SP) voor de manifeste onwil van de rijkswacht, die onder zijn bevoegdheid stond, om de verschillende documentatiediensten samen te voegen. Die onwil druiste immers regelrecht in tegen het Pinksterplan dat de regering waarvan Tobback deel uitmaakte eind van de jaren tachtig uitwerkte. Voor alle duidelijkheid, even terug in de tijd.

Eind 1970 besliste het college van procureurs-generaal dat elke politiedienst voor alle dossiers en inlichtingen een éénvormig formulier moest invullen en overmaken aan de Nationale Documentatie. Die kwam onder het beheer van de commissaris-generaal van de Gerechtelijke Politie.

Begin van de jaren tachtig vroeg de rijkswacht het college van procureurs-generaal om ook over de bijzonderste formulieren te kunnen beschikken, voor het aanleggen van statistieken. Met drie stemmen tegen twee haalde de rijkswacht haar slag thuis. Sedertdien bestonden twee documentiediensten : de Nationale Documentatie van de GP en het CBO van de gendarmerie.

Het enige verschil zit in het feit dat het CBO niet werd aangesloten op de documentatie in verband met internationale criminaliteit, want die loopt via Interpol, en dus via de GP de commissaris-generaal was trouwens automatisch hoofd van Interpol-België. De clivage tussen die twee documentatiediensten nam snel toe en zou naderhand dramatische gevolgen hebben voor enquêtes, zoals die van de verdwenen Limburgse meisjes Ann en Eefje.

Maar ook in de jaren tachtig werd het dubbel gebruik van de documentatie en vooral de animositeit tussen de verschillende diensten als gevolg daarvan door de overheid als een manco aangevoeld. Daarom werd na het afsluiten van de eerste Bende-commissie binnen de toenmalige rooms-rode regering beslist een hervormingsplan uit te werken. Dat werd dus het Pinksterplan, waarvan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback en justitieminister Melchior Wathelet (PSC) twee belangrijke architecten waren. Voor alle duidelijkheid herhaalde de regering in haar Pinksterplan : ?De sleutels tot doeltreffendheid zijn de volgende : de afschaffing van het dubbel gebruik, (…)?

DE RIJKSWACHT LAG IN DE WEG

Het afschaffen van het dubbelgebruik en het coördineren van de diensten kwam nog eens aan bod bij de aanstelling van nationaal magistraat André Vandoren. Die aanstelling was trouwens een rechtstreeks gevolg van het aanslepen of mislopen van een aantal enquêtes omwille van gebrekkige coördinatie tussen de verschillende opsporingsdiensten en vooral de falende uitwisseling van criminele informatie.

In de taakomschrijving van de nationale magistraat, zoals door minister van Justitie Melchior Wathelet in april 1990 op papier gezet, werd daarom onderstreept : ?De nationale magistraat zal aan het hoofd staan van het begeleidingscomité dat de grote beleidslijnen en de werkzaamheden zal bepalen van de technische werkgroep, belast met de oprichting van een geüniformiseerde Dienst voor Centrale Nationale Criminele Documentatie.

Eens deze geuniformiseerde dienst opgericht en gestructureerd, zal de nationale magistraat ervoor verantwoordelijk zijn.

Hij zal toezicht uitoefenen over de stiptheid bij de toezending van de documenten, de wijze waarop de eenvormige documentatie moet aangelegd en bijgehouden worden, de analyse en uiteindelijk, met het oog op de doeltreffendheid, over het ter beschikking stellen van de documentatie ten bate van alle politiediensten.?

Over dat onderdeel van zijn taak heeft André Vandoren voor de Dutroux-commissie niet gepraat. Geen van de commissarissen, ook de voorzitter niet, heeft hem ooit gevraagd waarom hij van dit onderdeel van zijn opdracht nooit werk maakte en wie of wat de oprichting van die geuniformiseerde Dienst voor Centrale Nationale Criminele Documentatie in de weg stond. De nationale magistraat had dan kunnen vertellen over de werkvergaderingen die hij ooit in Antwerpen en Luik organiseerde en waar hem door rijkswacht duidelijk te verstaan werd gegeven dat hij zo’n centrale dienst, die de afschaffing van het eigen CBO inhield, wel mocht vergeten.

De waarheid is dat de rijkswacht, ongemoeid door de bevoegde ministers Tobback en Wathelet, van bij het begin die samenvoeging van de twee documentatiediensten op allerlei manier heeft gehinderd om niet te zeggen gedwarsboomd. Dat bleek nog maar eens in 1993, toen een commissie werd geïnstalleerd om de oprichting van de APSD ( Algemene Politie Steundienst) te begeleiden. Want ook op die vergaderingen, nota bene voorgezeten door de huidige gouverneur van Vlaams-Brabant Lode De Witte, toen kabinetschef van minister van Binnenlandse Zaken Tobback, kwam de oprichting van een centrale nationale documentatiedienst opnieuw ter sprake. Tijdens één van die vergaderingen op 24 september 1993 wilde de Gerechtelijke Politie, bij monde van toenmalig commissaris-generaal Roger Moens, graag weten wat er precies werd bedoeld met de benaming Centraal documentatiebureau voor nationale en internationale criminele politie. Volgens de notulen van die bijeenkomst vroeg Moens : ?Betekent dit dat de volledige nationale en internationale documentatie, ook die welke bij het CBO berust, zal worden overgeheveld ??

De commissaris-generaal vond het de logica zelve dat in dit plan maar één centrale documentatie overbleef en dat het CBO niet langer een eigen documentatie in stand hield en dat de eenvormige formulieren voortaan niet meer én naar de Nationale Documentatie én naar het CBO werden gestuurd. Bovendien stond het voor Moens vast dat die centrale dienst het enige internationale contactpunt zou worden. Dat de GP dit laatste de internationale contacten benadrukte, was niet toevallig. Want de rijkswacht poogde toen al in de contactkanalen met Interpol binnen te breken. Nog geen jaar na die bewuste vergadering zou de GP zelfs officieel haar beklag maken bij minister Wathelet omdat de gendarmerie twee majoors met name genoemd in de protestnota naar Interpol in Lyon afvaardigde om ze daar te verzekeren dat zij (de rijkswacht) eerstdaags Interpol-België zou overnemen.

ZEDENZAKEN EN MINDERJARIGEN

Tijdens de bijeenkomsten van de commissie belast met de oprichting van de APSD, hielden de vertegenwoordigers van de rijkswacht, onder wie generaal Willy De Ridder, zich op de vlakte. De rijkswacht was het ogenschijnlijk eens met de oprichting van de centrale documentatiedienst maar dat belette, volgens haar, niet dat de politiediensten ?op lokaal of zelfs regionaal niveau? ook documentatie bijhielden.

Bij de GP voelden ze toen al nattigheid. Uit de lezing van de eerste ontwerpteksten van het Koninklijk Besluit in verband met de oprichting van de APSD, werd duidelijk dat hun voorgevoelen bewaarheid werd. In maart 1994 herhaalde de GP nogmaals dat er in het KB duidelijk moet van uitgegaan worden dat het de uitdrukkelijke wil was van de beleidsverantwoordelijken ?elk dubbel gebruik uit te schakelen.? In een nota die aan alle leden van de commissie werd overgemaakt, dus ook aan de ministers Tobback en Wathelet, somde commissaris-generaal Moens nogmaals alle diensten op die bij het CBO bestaan en die voor een doeltreffende werking en om ongelukken te voorkomen, in de centrale dienst moesten worden ondergebracht. Een van die diensten, zo staat daar pijnlijk duidelijk te lezen, is ?… de centrale dienst belast met zedenzaken en het verdwijnen van minderjarigen.? En Moens waarschuwde zelfs : ?Deze lijst niet opnemen in het KB, betekent dat het dubbel gebruik zou geofficialiseerd worden.? Om zijn gelijk te staven, verwees de GP naar het CBO dat zelf contact nam met centrale bureaus in het buitenland in verband met illegale kunsthandel maar naderhand weigerde foto’s van de gestolen kunstvoorwerpen over te maken aan de Nationale Documentatie wat het opnemen ervan in het centraal signalementenblad onmogelijk maakte.

De nota van de GP over de lijst die in het KB moest worden opgenomen werd nooit beantwoord, noch door minister Wathelet noch van minister Tobback, ook niet na een schriftelijk aandringen anderhalve maand later. Wanneer het KB in augustus ’94 verscheen, konden ze bij de GP alleen maar vaststellen dat met hun bezwaren niet de minste rekening was gehouden.

De gevolgen van dat verzuim werden een jaar later op dramatische wijze duidelijk met de verdwijning van An en Eefje. Toen had het Brugse gerecht informatie over ?een Citroën?, maar vond daarover niets bij de Nationale Documentatie. De rijkswacht beschikte wel over informatie over de wagen in kwestie, en over Marc Dutroux in het bijzonder, maar hield de kaken op elkaar.

De Brugse onderzoekers hebben in hun getuigenissen voor de Dutroux-commissie meermaals op dat probleem gewezen. Om redenen die voorzitter Verwilghen toch eens moet toelichten, is daarop nooit ingegaan, ook niet met rijkswachtgeneraal De Ridder. En dat terwijl ondergeschikte en vaak onwetende rijkswachters met veel aplomb en gedruis door de mangel werden gehaald.

GP-leden die over de relatie met de rijkswacht en over de verschillende bijeenkomsten nuttige inlichtingen konden verschaffen, werden door de commissie zonder meer geweerd. Opvallend : Louis Tobback die als minister van Binnenlandse zaken een verpletterende verantwoordelijkheid droeg in de aftakeling van de relaties tussen de verschillende politiediensten, werd door de Dutroux-commissie nooit gevraagd om die politiek te komen toelichten. Dat roept niet alleen bij sommige GP-leden maar ook bij andere waarnemers vragen op. Zou het kunnen dat de commissie bepaalde politici in bescherming neemt, of dat sommige commissieleden aan hun toekomst denken ?

Rik Van Cauwelaert

De Dutroux-commissie hervatte vorige week de werkzaamheden en buigt zich nu over de beschermingsdossiers. Maar wie werd door de commissie zelf beschermd ?

Commissaris-generaal Christian De Vroom van de Gerechtelijke Politie : slachtoffer van een heksenjacht ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content