Maandenlang berichtte Rik van Cauwelaert voor dit blad over de Agusta-affaire. Hij herschikte zijn informatie nu in een boek dat eerstdaags verschijnt. Daaruit een hoofdstuk : met de aanhouding van Etienne Mangé op 17 februari stort de wereld voor de SP in.
ONZE VERDEDIGING is eenvoudig : wij kennen Mangé noch Wallyn, ” was één van de vele onbruikbare suggesties, die SP-voorzitter Louis Tobback voorgeschoteld kreeg tijdens het eerste partijbureau na de aanhouding van penningmeester Etienne Mangé, gewezen adjunkt-nationaal sekretaris Luc Wallyn en de Brusselse advokaat Alfons Puelinckx. Het SP-bureau, zoveel was duidelijk, wist zich geen raad. In de loop van die vergadering werd Tobback weggeroepen voor een telefoontje van de Antwerpse industrieel en eigenaar van De Standaard-groep, André Leysen, die hem sterkte toewenste. Een dag of wat later vond hij in zijn bus een brief met steunbetuiging van Maurits Coppieters, de gewezen Volksunie-voorman, die door Norbert De Batselier en Freddy Willockx onder de arm was genomen voor de uitwerking van de vernieuwing van de socialistische beweging. Weldenkend Vlaanderen had met de gekwelde Louis Tobback te doen. De SP-voorzitter, die perfekt aanvoelt wat de goegemeente beroert, besefte dat. Hij zou daar de volgende weken en maanden zonder gêne op inspelen.
Tijdens een tweetal perskonferenties loste Tobback weinig of geen nieuws, behalve de toegeving dat Mangé met hem, zijn voorganger Frank Vandenbroucke en Willy Claes in januari ’89 over een Agusta-gift had gesproken. Hij wou terloops wel ter kennis geven dat andere partijen in het verleden meer, veel meer, geld van bedrijven hadden ontvangen dan de SP.
Tobback kon niet langer zwijgen over wat Mangé hen begin ’89 had verteld. De SP-voorzitter hield voortdurend kontakt met de advokaten van Mangé, de Gentse socialisten Patrick Devers en Piet Van Eeckhaut, en wist wat de penningmeester tijdens de eerste ondervragingen in Luik had verteld. SP-woordvoerder Fons Van Dyck zou later toegeven dat de partij voortdurend geklemd zat tussen het geheim van het onderzoek en de openbaarheidsplicht van een politieke partij.
Tobback wist zelfs dat Mangé in een eerste verklaring over zijn voorstel aan de partijtop niet Vandenbroucke, maar per abuis diens voorganger Karel Van Miert had genoemd. Later zou Van Miert tegen verscheidene van zijn vrienden opmerken dat “die vergissing van Mangé” niet zo onschuldig was.
Liever dan dat zoiets via een perslek zou worden rondgebazuind, verkozen Vandenbroucke en Tobback het zelf uit te brengen. Hun verzuim om over dit voornemen de derde betrokkene, sekretaris-generaal van de Navo Willy Claes in te lichten, zorgde voor een potsierlijke situatie. Want Claes, wiens positie bij de Navo onder druk kwam te staan, had net een radiojournalist bij zich geroepen om nog eens te onderstrepen dat hij van niets wist. Uitgerekend op dat moment legden eerst Vandenbroucke en daarna Tobback hun bekentenissen af. De episode was veelbetekenend voor de interne verdeeldheid die de SP de volgende maanden zou teisteren. “Ik weigerde met Claes aan krisismanagement te doen, ” zou Vandenbroucke achteraf tegen één van zijn medewerkers zeggen.
DAGELIJKS BEHEER.
De eerste SP’er die in Luik met de volle omvang van de Agusta-schade werd gekonfronteerd, was gewezen nationaal sekretaris Carla Galle. Zij bezette die funktie van februari 1984 tot maart ’91, dus ook in de periode dat haar partijgenoten Mangé en Wallyn met het Agusta- en Dassault-geld hadden gegoocheld.
Na haar studies aan de Gentse universiteit was de gewezen zwemkampioene Galle haar loopbaan begonnen als parlementair medewerkster van de SP-senaatsfraktie. Enkele jaren later belandde ze op het partijhoofdkwartier, waar ze gaandeweg het dagelijks beheer in handen kreeg. De funktie van nationaal sekretaris, die ze begin ’84 in opvolging van Gerrit Kreveld opnam, bevestigde slechts wat ze toen al was : Van Mierts nauwste medewerker en vertrouweling. Galle kende de interne rimram van de partij door en door. Ze had haar zeg over benoemingen, over het opstellen van verkiezingslijsten en ook over het financiële beheer. Na de komst, begin ’89, van de nieuwe voorzitter, de jonge Frank Vandenbroucke, besloot Galle, die nochtans de kans kreeg om van Miert naar Europa te volgen, op post te blijven.
Na een tijd echter werd overwogen haar een hoge benoeming in de Vlaamse administratie te bezorgen. Een voornemen dat meteen aanleiding was tot partijpolitiek gekuip. Want als nationaal sekretaris van de SP had Galle, die biezonder rauw uit de schors kon komen, meer dan één op de ziel getrapt, ook bij andere Vlaamse partijen. Met als gevolg dat van die benoeming niets in huis kwam. Midden 1991 verliet de gewezen atlete uiteindelijk de Keizerslaan om als kommissaris-generaal van Bloso, de Vlaamse sport-administratie, aan te treden.
Op vrijdag 24 februari was Galle met de auto onderweg naar Luik. Daags voordien, toen een inspekteur van de cel-Cools haar belde en vroeg om voor een verhoor naar het Luikse justitie te komen, kon ze al vermoeden waarop die ondervraging zou uitdraaien.
Op vrijdag 17 februari in de voormiddag, precies een week eerder, had Europees kommissaris Van Miert, haar levensgezel, een telefoontje gekregen van de kommissievoorzitter, de Luxemburgse kristen-demokraat Jacques Santer. Die vertelde hem dat hij van de Belgische justitie een aanvraag had gekregen voor een huiszoeking. “Een huiszoeking in het kantoor van iemand die u allicht kent : Luc Wallyn. ” En of Van Miert Wallyn kende ! Beiden waren indertijd hun carrière begonnen in de Europese Gemeenschap. Wallyn als ambtenaar, Van Miert aan de zijde van toenmalig Europees kommissaris Henri Simonet. In 1980 had Wallyn verlof zonder wedde gevraagd om Van Miert, die inmiddels SP-voorzitter was geworden, als adjunkt-nationaal sekretaris bij te staan. Tussen Galle en Wallyn, die zijn funktie van adjunkt-nationaal sekretaris nauwelijks uitoefende en zich helemaal toelegde op het bestuur van de krant De Morgen, zou het nooit vlotten. Zijn gespannen verhouding met Galle was één van de redenen waarom hij vroegtijdig naar de Europese administratie terugkeerde.
Later zou Wallyn nog een schuchtere poging wagen om te worden opgenomen in het kabinet van Van Miert, die op 1 januari ’89 Europees kommissaris werd. Maar hij kreeg nul op het rekest.
EEN KORTE VAKANTIE.
Toen hij door Santer werd gebeld, dacht Van Miert dat het gerechtelijk onderzoek nog altijd draaide rond de Uniop-affaire, waarin Wallyns naam al een paar keer was gevallen. “Toch niet, ” antwoordde Santer. “Het heeft te maken met Agusta. “
Tijdens het middaguur liet Van Miert zich van het Breydel-gebouw, vlakbij het Schumanplein waar de Europese kommissie voorlopig zetelt, naar het SP-hoofdkwartier aan de Keizerslaan voeren om bij Louis Tobback zijn licht op te steken. Maar Tobback wist van niks, of hij hield zich van den domme. Dat laatste is het meest aannemelijke. Donderdagavond immers was premier Jean-Luc Dehaene via justitieminister Melchior Wathelet (PSC) en Europees kommissievoorzitter Santer over de komende moeilijkheden bij de SP geïnformeerd. Vrijdagochtend al stond vast dat de eerste-minister na de kabinetsraad de vervroegde ontbinding van zijn kabinet zou aankondigen. Als SP-voorzitter moest Tobback daarvan, en van de oorzaak van die ingreep, op de hoogte zijn gebracht.
Van Miert, die er zich niet van bewust was dat in Luik zijn naam zou vallen, vertrok enkele uren later voor een korte vakantie naar de Dominicaanse republiek. De Neckermann-charter was daar nog maar pas geland, de valiezen nog niet eens uitgepakt, of de Europese kommissaris kreeg al een medewerker aan de lijn die hem verzekerde dat in de media zijn naam steeds nadrukkelijker werd geciteerd. Begrijpelijk. Van Miert had meer dan twaalf jaar de SP geleid. Hij had mee de krant De Morgen opgericht. In de eerste berichten vanuit Luik werd gemeld dat Mangé het geld grotendeels had gebruikt om de gevolgen van het faillissement van de krant weg te werken. Bovendien was het Agusta-kontrakt in december 1988 getekend, onder zijn voorzitterschap. En in Luik had Mangé verteld dat hij Van Miert, Tobback en Claes over het aanbod van de Italianen had ingelicht.
Toen even na het bericht van zijn medewerker, ook een BRTN-journalist Van Miert in zijn hotel bereikte en hem over de zaak interpelleerde, stond zijn besluit vast. Op maandag, nog geen 48 uur na zijn vertrek, stond hij opnieuw in Brussel. ’s Avonds al verrichtte het gerecht, op vraag van Van Miert, huiszoekingen in zijn kantoor in het Breydel-gebouw en in zijn woning. Enkele dagen later werd Carla Galle door de cel-Cools opgewacht.
Nog voor zij in Luik arriveerde, hoorde raadsheer Francis Fischer van kassatie in Brussel de Oostvlaamse provinciegoeverneur Herman Balthazar. Met Balthazar ging het gesprek onder meer over de lening van 40 miljoen frank aan de NV Studin van de VZW Verlof voor Jonge Arbeiders, waarvan hij voorzitter was.
Tijdens de ondervraging van Galle werd geen tijd verloren. Nadat ze haar funktie bij de SP had toegelicht en uitgelegd dat ze met Mangé uitstekende relaties had onderhouden, maar dat de samenwerking met Wallyn niet van de beste was geweest, kwam de kat op de koord.
– Hoe werd de SP gefinancierd ?
DE VZW’S.
Tot dan verliep het verhoor in het Frans. Omwille van het delikate onderwerp vroeg Galle op het Nederlands over te schakelen. Er werd een beëdigd tolk bijgeroepen.
Galle zette uiteen hoe de SP, na de goedkeuring van het amendement-Gijs op de financiewet, in september ’87, en nadat andere partijen haar dat voordeden, de VZW Actie en Informatie opzette om de giften van partikulieren en bedrijven in te zamelen. “Ik heb het beheer van die VZW van dichtbij gevolgd, ” verklaarde Galle. “Want het ging hier om een heel gevoelige kwestie, vooral tegenover bedrijven. Op de rekeninguittreksels die ik binnenkreeg, stond de naam van de bedrijven vermeld. Stelselmatig informeerde ik daarover de voorzitter en eventueel de sekretaris van de federatie, als het geld voor hen was bestemd. Telkens vroeg ik een schriftelijke toelating om de giften in ontvangst te mogen nemen. “
Op de vraag of ze soms geld binnenkreeg waarvan ze de oorsprong niet kende, antwoordde Galle : “Vóór 1989, vooraleer de wet-Dhoore op de publieke financiering van partijen van kracht werd, kwam dat al eens voor. Het ging dan om geld dat in verkiezingsperiodes door Mangé werd ingebracht. Hij was de enige die zo mocht werken. Behalve van Mangé, heb ikzelf nooit geld in de hand gekregen. “
“Het geld van Mangé werd vrijwel onmiddellijk uitgegeven. Het was een extra en het werd gebruikt om in verkiezingsperiodes bijkomende uitgaven te financieren, ” precizeerde Galle.
Of het geld in een kluis werd bewaard, wilden de ondervragers weten.
“Op de tweede verdieping van het SP-kantoor aan de Keizerslaan beschikten we over een antieke brandkoffer, ” vertelde Galle. “Maar de partij huurde ook een andere kluis, bij de Codep-bank. Daarin zat, behalve een aantal notariële akten, wat liquide geld. Het ging dan meestal om fondsen afkomstig van Mangé. Toen ik ontslag nam, lag in die kluis nog wat geld. Hoeveel precies, kan ik niet zeggen. “
“Wel te verstaan, ” zei Galle daarna, “wat ik tot nu toe vertelde, slaat op de periode vóór 1989. Ik meen dat ik in dat jaar geen geld van Mangé kreeg. Ook al omdat voorzitter Frank Vandenbroucke had gezegd dat hij niet meer wilde weten van giften van bedrijven aan de nationale partij. Bovendien kreeg de partij in dat jaar, als gevolg van de nieuwe wet nagenoeg achttien miljoen frank van de overheid. Wat voor een partij als de SP een pak geld was. Wat 1990 betreft, ben ik absoluut zeker dat hij me geen geld gaf. Het precieze bedrag kan ik me niet herinneren, maar ik vermoed dat Etienne Mangé me in de voorgaande jaren alles samen zo’n tien à vijftien miljoen heeft overhandigd. “
Waarna de ondervrager wilde weten of zij ooit aan Mangé een bepaald bedrag had gevraagd om financiële moeilijkheden van de partij op te lossen ?
“Nooit, jamais, ” repliceerde Galle. “Ik ben daarin formeel, temeer omdat de partij niet in financiële moeilijkheden verkeerde. “
Terstond werd de ondervraging onderbroken. Galle werd er op gewezen dat haar verklaringen in tegenspraak waren met wat Mangé één dag eerder vertelde. Toen had de penningmeester beweerd al het Agusta-geld, op zo’n vijftien miljoen na, aan Galle te hebben gegeven.
“Ik ben verbaasd, verstomd door zo’n verklaring, ” was haar enige repliek. Waarna Mangé voor een konfrontatie werd binnengeleid.
Die herhaalde zijn exposé van de dag voordien. “Ik heb nagenoeg alle bedragen die ik in ’89 en ’90 van Wallyn kreeg, overhandigd aan mevrouw Galle die toen nationaal sekretaris van de SP was. Ze wist niets van de oorsprong van het geld. Ik denk dat ik haar in die twee jaar zo’n 35 miljoen heb gegeven. Ik ben daarin formeel. Ik spreek de waarheid. Ik bevestig ook dat mevrouw Galle me eind ’89 inlichtte over financiële moeilijkheden. Ze had tien tot vijftien miljoen nodig. We hebben toen samen de boekhouding doorgenomen. Ik begreep dat, als ik kon helpen, het geld welgekomen zou zijn. Galle heeft me nooit naar de oorsprong van het geld gevraagd. “
“De partij kende eind ’89 helemaal geen financiële moeilijkheden, ” riposteerde een stilaan ziedende Galle. “Een gesprek daarover met Mangé herinner ik me ook niet. De twee VZW’s waarvoor ik verantwoordelijk was, Actie en Informatie en Socfin, die het overheidsgeld inzamelde, verkeerden geenszins in moeilijkheden. Ik vraag me af waarom Mangé dergelijke verklaringen aflegt. Wij zijn altijd vrienden geweest, en we hebben in het verleden voortreffelijk samengewerkt. “
“Ik heb hier niets aan toe te voegen en blijf bij mijn verklaring, ” zo besloot Mangé de konfrontatie.
GEEN HANDGIFTEN MEER.
Voor Galle kwam de bewering van Mangé aan als een slag van een voorhamer. Enkele uren later, op zaterdagochtend van slapen was geen sprake geweest stond ze in Leuven bij Louis Tobback om hem over de ondervraging en konfrontatie te informeren. Nadien trok ze naar Scherpenheuvel bij Frank Vandenbroucke. Die zou twee dagen later het gesprek met Galle aanhalen in zijn verklaring bij Fischer. “Galle had op die ontmoeting aangedrongen, ” onderstreepte hij.
Galle sprak met Vandenbroucke over het geld dat Mangé aan federaties en kandidaten had gegeven. In ’89 had Mangé, nadat hij met Vandenbroucke had gesproken, tegen haar gezegd : “Broekske wil geen handgiften meer van bedrijven. Dan geef ik het maar aan de federaties of aan de kandidaten. ” Eén van de federaties die geld hadden gekregen, was toch wel die van Leuven, de federatie van Vandenbroucke. Hij moet dat dus hebben geweten. Maar Vandenbroucke zou later bij Fischer en in Luik verklaren : “Voor de verkiezingen van ’91 zei Tobback op een belangrijke bijeenkomst van de federatie dat hij fondsen van bedrijven had gekregen en dat we die in de boekhouding van onze VZW moesten opnemen. Tobback voegde eraan toe dat het ging om giften van eerbare bedrijven. ” Tobback had er de Leuvense kameraden blijkbaar niet bijverteld dat het geld, of tenminste een deel ervan, van Mangé kwam. Dat Tobback ook geld “Agusta-geld, ” zou Mangé naderhand toegegeven had gekregen voor de Europese campagne van ’89, beweerde Vandenbroucke niet te weten.
Op 12 maart ’95 schreef Galle een brief aan voorzitter Louis Tobback, die sedert haar ondervraging niets van zich had laten horen. Een afschrift van die brief stuurde ze naar Vandenbroucke. Tobback en Vandenbroucke moesten toch hebben geweten dat Mangé in die periode, 1989-’91, geld aan kandidaten en federaties had gegeven. De brief bleef onbeantwoord. Voor de gewezen nationaal sekretaris van de SP werd het duidelijk dat ze er alleen voorstond en dat er niets anders opzat dan het advies van een advokaat in te winnen.
In de dagen en weken na haar ondervraging werden Galle en Van Miert door de partijbonzen gemeden als pestlijders. Hoewel enkelen toen al vermoedden dat wat Mangé vertelde, niet helemaal klopte. Niet alleen Tobback en Vandenbroucke, ook de advokaten van Mangé voelden zich blijkbaar niet gerust. Want enkele weken na Galles verschijning in Luik en haar konfrontatie met Mangé werd haar advokate door één van de verdedigers van Mangé benaderd met de vraag of Galle niet bereid was twintig miljoen voor haar rekening te nemen. Toen haar advokate haar van het voorstel op de hoogte bracht, was de verbouwereerdheid ten huize Galle en Van Miert niet meer van deze wereld. “’t Is toch maar twintig miljoen ! “, reageerde Louis Tobback, toen die van het voorstel op de hoogte werd gebracht.
HET VERSLAG.
Gelukkig voor de SP werd de media-aandacht intussen even verlegd naar een nieuwe, dramatische wending in het Agusta-onderzoek : de zelfmoord van gewezen luchtmachtgeneraal Jacques Lefèvre. Want onder de SP tikte intussen een andere bom. Na Mangé in Luik had Vandenbroucke in zijn eerste, spontane verklaring bij raadsheer Fischer een merkwaardig verhaal opgehangen rond de Codep-kluis van de SP.
Om uit te leggen hoe hij het probleem van de financiering van de partij had aangepakt, deelde Vandenbroucke tegenover Fischer zijn voorzitterschap van de SP in drie grote periodes in. De eerste etappe van 14 januari ’89 tot maart ’91, de tweede van maart ’91 tot ongeveer eind ’93, de laatste van eind ’93 tot eind ’94. De laatste twee periodes werden bepaald door wijzigingen in de wet op de partijfinanciering. De meeste nadruk legde Vandenbroucke evenwel op de eerste periode, toen Carla Galle nog als nationaal sekretaris fungeerde. Vandenbroucke liet later verstaan dat hij door haar aanwezigheid onvoldoende greep kreeg op het beheer van de partij.
Dat het op de duur tussen Vandenbroucke en Galle niet echt boterde, was geen geheim. Hoewel ze de aanstelling van Vandenbroucke als nieuwe voorzitter had gesteund, bleek Galle samen met anderen het gaandeweg moeilijk te krijgen met zijn vitterijen en zijn gelijkhebberige toontje. Vandenbroucke wantrouwde dan weer Galle, want ze was iemand van het ancien régime. Bovendien meende hij te merken dat sommige personeelsleden loyaler waren ten aanzien van de nationaal sekretaris dan van hem.
Nadat Carla Galle in maart ’91 de partij verliet, nam de Antwerpse Linda Blomme de funktie van nationaal sekretaris over. Er kon geen sprake van zijn dat zij dezelfde autoriteit zou verwerven als haar voorgangster. Daarom had Vandenbroucke vooraf met Blomme vele avondlijke gesprekken gevoerd bij hem thuis in Scherpenheuvel. Blomme was tot dan sekretaris van de Antwerpse SP-federatie. Ze bekleedde ook al een aantal bestuursmandaten in naam van de partij. Sommige Antwerpse SP’ers hadden Vandenbroucke gewaarschuwd voor het nogal onzekere, om niet te zeggen labiele optreden van zijn toekomstige medewerkster. Maar de jonge voorzitter meende een volgzamer nationaal sekretaris dan Galle te hebben gevonden. Samen met haar zou hij strak de hand houden aan het partijpatrimonium.
Er werden budgetten opgemaakt en penningmeester Mangé werd op het hart gedrukt alle inkomsten en uitgaven te boeken. Een komitee met Vandenbroucke, Mangé, Blomme en Sevi-advizeur Guido Triest, boog zich over de rekeningen. De kastoestand leek kerngezond. Althans, dat beweerde destijds ook Mangé, die meermaals tegen de jonge voorzitter zei opgetogen te zijn met de nieuwe situatie.
Toch stelde zich een probleem. Zoals voorzien in de wet-Dhoore had bedrijfsrevisor Willy De Mey ten behoeve van het parlement een verslag opgesteld over de SP-financiën voor 1989. Daarin werd niet gerept over financiële putten als gevolg van het faillissement van De Morgen, noch over de manier waarop die putten waren gevuld. Volgens Vandenbroucke was het faillissement van de krant een afgehandelde zaak. Zo was hem door zijn voorganger Van Miert verzekerd.
De partij echter huurde bij de Codep-bank een kluis waarvan de inhoud niet was vermeld in het verslag dat bij het parlement was ingediend. De vraag wie van het bestaan van de kluis op de hoogte was, bleek later een groot twistpunt te zijn. Volgens Galle, die zei dat er niets geheims aan was, wisten zowel penningmeester Mangé als boekhouder Van Biesen dat de partij bij Codep een kluis huurde.
Blomme beweerde in een eerste verklaring dat ze door Galle werd ingelicht. Later kwam ze daarop terug en zei dat Vandenbroucke haar daarover had gesproken. Vandenbroucke hield dan weer vol dat hij door Blomme werd geïnformeerd. Hoe dan ook, Galle overhandigde bij de wissel met Blomme de sleutel van de Codep-kluis aan haar opvolgster.
Blomme lichtte naar eigen zeggen meteen de voorzitter in. “Want ik had de opdracht gekregen dat ik skrupuleus zijn instrukties moest volgen, zoniet werd ik terstond ontslagen. “
DE CODEP-KLUIS.
Eind mei, begin juni ’91 gingen Galle en Blomme samen de kluis inspekteren. Daarin lag, behalve enkele papieren, nog wat geld. Een restant van de verkiezingen van 1988, legde Galle aan Blomme uit. Blomme stak bij haar eerste ondervraging op 22 maart ’95 een heel ander verhaal af. “Galle vormde in mijn aanwezigheid de kode. Zodra de kluis geopend was, stelde ik vast dat daarin een groot aantal bankbiljetten lag, kriskras door elkaar. Het waren vooral briefjes van 5.000 frank. Er lag ook een akte van de verkoop van een stuk grond, wat vijftien miljoen frank had opgebracht. Daarvan was één miljoen overgemaakt aan Louis Tobback ten gunste van een jeugdhuis. Er lagen geen andere dokumenten in de kluis. “
Volgens Blomme, die haar verhaal deed op 22 maart ’95, de dag dat het verhaal over de kluis in Knack verscheen, lag er in de kluis vijf à zes miljoen frank. “Het bezoek in de bank was van korte duur. Galle zei me : ik weet niet wat je met het geld kan aanvangen. Want volgens de voorzitter en de nieuwe wet mag je niets meer in ’t zwart betalen. Waarna ze me de sleutel overhandigde. Onthutst over wat ik net had gezien, dacht ik er niet aan te vragen waar het geld vandaan kwam. Ze heeft het me ook niet verteld. Ik voelde me alles behalve gemakkelijk en heb terstond de voorzitter op de hoogte gebracht. Die verbood me naar de kluis terug te keren. Hij zou nadenken over wat er te doen stond. Vandenbroucke was er evenmin gerust in en zijn humeur was ernaar. Hij vroeg me hoeveel er in de kluis lag. Ik antwoordde dat ik het geld niet had geteld, maar dat het volgens mijn schatting om vijf tot zes miljoen ging. “
Gesteld dat een dergelijk bedrag in de kluis lag, dan zat Vandenbroucke met een probleem. Het geld was niet opgenomen in het verslag voor het parlement. Wat neerkwam op valsheid in geschrifte.
“In de loop van ’92, rond Pasen, hebben Vandenbroucke, Mangé en ik over dat geld gepraat, ” verklaarde Blomme. “Vandenbroucke herhaalde dat hij van het geld niet wilde weten, en dat er geen sprake van kon zijn het aan te wenden. Mangé wilde het geld via een buitenlandse transfer witwassen. De voorzitter weigerde. Mangé stelde daarop voor het bedrag aan liefdadigheid te besteden. Opnieuw weigerde Vandenbroucke. Want die mensen zouden wel eens vragen kunnen stellen over de oorsprong van de gift. “
GEEN KORREKTE OPLOSSING.
Mangé verzekerde de voorzitter dat het geld nooit in de SP-boekhouding was opgenomen en dat er ook geen wettelijk korrekte oplossing voor bestond. Waarna Vandenbroucke tot grote verbazing van Mangé het bevel gaf het geld dan maar te vernietigen : “Steek dat geld in brand ! ” Een bevel dat Mangé straal negeerde.
“Op 21 maart ’94 werden Mangé en ik dringend bij de voorzitter geroepen, ” vertelde Blomme. “Hij drong erop aan het geld meteen te laten verdwijnen. Ik weigerde nog naar de Codep-kluis terug te keren. Mangé heeft dan uiteindelijk zelf het geld opgehaald. Hij zou het verbranden in de open haard in het Ardense buitenhuis van een vriend. Mangé moest ook met foto’s bewijzen dat het geld was vernietigd. “
De zenuwachtigheid van de voorzitter en de spoed van de bijeenkomst met Mangé en Blomme werden nadien toegeschreven aan de ophef rond een verhaal in Het Laatste Nieuws over een ruzie tussen Vandenbroucke en Claes over de partijfinanciering. Bovendien was er in de pers sprake geweest van betalingen in het zwart bij de vakbond ABVV, en over mogelijk geknoei bij Domus Flandria, een organizatie voor de bouw van sociale woningen, waarvan Blomme bestuurder was. Mocht het gerecht dieper ingaan op het aandeel van de nationaal sekretaris in de Domus Flandria-zaak, oordeelde Vandenbroucke, en mocht het huiszoekingen uitvoeren, dan riskeerde het de kluis op zijn weg te vinden. Vandaar ook zijn nadrukkelijke bevel om het geld te verbranden.
Op 23 maart ’94, zo herinnerde Blomme zich, haalde Mangé het geld uit de Codep-kluis. Zij had hem de sleutel, de kode en de toegangskaart gegeven. “Mangé verzekerde me nadien dat het geld was verbrand. Maar foto’s heeft hij mij nooit getoond, ” zei Blomme. “Al moet ik er bij vertellen dat we Mangé volkomen vertrouwden. “
Precies een jaar later, op woensdag 22 maart ’95, verscheen het relaas over de kluis en het verbrande geld in grote lijnen in Knack. SP-leiders die vooraf waren gepolst, weigerden het verhaal te geloven. Minister Frank Vandenbroucke van Buitenlandse Zaken, die tijdens het weekeinde in het Franse Carcasonne een Europese top had bijgewoond, werd op maandag 20 maart, na het partijbureau, terzijde genomen door een opgewonden Freddy Willockx. Het Europarlementslid uit Sint-Niklaas was één van de SP’ers die vooraf door Knack waren gekontakteerd. Hij waarschuwde Vandenbroucke voor wat het blad die week zou publiceren.
Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert, “De Agusta-crash. Het jaar nul in de Wetstraat”, uitgeverij Scoop, 229 blz, 65O fr.
Louis Tobback (hier tegenover de verzamelde pers) hield zich van den domme.
De aangehouden Etienne Mangé noemde de naam van Karel Van Miert : geen onschuldige vergissing ?
Carla Galle vertrekt in Luik na haar eerste verhoor en de konfrontatie met Mangé : als een slag van een voorhamer.
Linda Blomme : onzeker, om niet te zeggen labiel.
Frank Vandenbroucke met Willy Claes : geen krisismanagement.
Frank Vandenbroucke en Louis Tobback : de brief van Carla Galle bleef onbeantwoord.