Anderlecht-erevoorzitter Constant Vanden Stock is altijd op een hoog voetstuk geplaatst. Dat maakt de ontluistering schrijnend.
Jaren lang is steeds weer hetzelfde portret geschilderd van Constant Vanden Stock, de in opspraak geraakte ex-voorzitter van Sporting Anderlecht. ?Een heer van stand?. ?Een verfijnde aristocraat.??Een beminnelijk man.? Dat klopt gedeeltelijk, maar niet helemaal. Vanden Stock lijkt erg joviaal, gaat tegelijk afstandelijk en gemoedelijk om met mensen, ook met persmensen, strooit kwistig Brusselse kwinkslagen in het rond, en wekt sympathie door rechtuit te antwoorden. Nu ja, misschien niet altijd. Je moet de neiging onderdrukken het in de verleden tijd te schrijven. Het is niet prettig om zien hoe zo iemand, als een gebroken man, tegen zijn tranen moet vechten, zoals vorige week op de RTBf.
Maar is Vanden Stock niet wat al te positief voorgesteld ? Wie zijn levensverhaal er op na slaat, maakt inderdaad kennis met een charmante figuur, maar daarnaast ligt een heel ander beeld scherp omlijnd te blinken. Dat van de sluwe middenstander, zonder veel background, die zowel in zaken als in de sport de top heeft bereikt door keihard te werken, maar ook door een totale toewijding te eisen van zijn ondergeschikten, en door iedereen uit te schakelen die in zijn weg stond. En dat met het tovermiddel waarmee hij alles mogelijk acht : geld.
LEVEN IN DE BROUWERIJ
Een trauma in het leven van Constant Vanden Stock was de dood van zijn vader Philemon, in ’44 door de Duitsers opgepakt wegens steun aan ondergedoken verzetslui, en op het allerlaatste treintransport naar Duitsland gezet. Vanden Stock vertelt in het boek van Hugo Camps, ?Eén leven, twee carrières?, hoe hij met de fiets naar het Noordstation is gereden met tweehonderdduizend frank op zak, om te proberen zijn vader vrij te kopen. Een pijnlijke herinnering, zeker nu, na al die jaren, een omkoperijzaak met een minder edel doel naar de ondergang dreigt te leiden. Zijn vader belandde in een Duits werkkamp waar hij kort voor het einde van de oorlog overleed.
Die ervaring heeft Constant Vanden Stock, op dat moment 31 jaar, getekend. Het is mede de bron geweest van de hardheid waarmee hij zijn zakelijk succes heeft nagestreefd. Het is de reden waarom de brouwerij ?Belle-Vue Ph. Vanden Stock? is blijven heten, terwijl Constant de voetbalclub steevast met zichzelf vereenzelvigde : ?Ik ben kampioen geworden.??Ik heb de Europabeker gewonnen.??Ik ben uitgeschakeld.? De zaak bleef de initialen van zijn vader dragen, al was, dankzij de link met het voetbal, de naam Constant Vanden Stock publicitair interessanter. De oprichting van de brouwerij heeft Philemon Vanden Stock nog net meegemaakt hij lag zelf aan de basis van het gebruikte gueuze-recept maar de ontwikkeling ervan niet.
Constant ging tot zijn veertiende naar school, maar liep al vanaf zijn twaalfde mee achter de bierkar en hielp mee in het café Belle-Vue, dat zijn ouders uitbaatten. ?Strenge principiële mensen,? zo laat hij Hugo Camps optekenen, ?voor wie eerlijkheid, waardigheid en ethiek de leidraad in hun leven waren.? Constant nam tijdens de oorlogsjaren het café steeds meer in eigen handen, en begon te experimenteren met het bier dat zijn vader brouwde en op kleine schaal verkocht. Hij wilde de handel uitbreiden en paste de samenstelling en de smaak van het bier aan.
In de streek werd dat niet op prijs gesteld. De mannen van Zuun en Sint-Anna-Pede, die weten hoe een echte gueuze moet smaken, waren niet enthousiast over de zoetere versie die Vanden Stock had gebrouwen, maar de rest van het land likte de lippen. Ach, in Antwerpen of in de Vlaanders, wat weten ze daar van gueuze, nietwaar ? Vanden Stock begreep dat hij met zijn ?commerciëlere gueuze? de markt kon veroveren, en bouwde er zijn imperium op.
Tijdens de oorlog had zijn vader, samen met een broer en een neef, een oud brouwerijtje opgekocht. Constant bouwde dat uit tot de welvarende Belle-Vue brouwerij, terend op een immense werklust en discipline. Daarbij kreeg hij de steun van Octave Collin, de man van zijn zuster en de vader van de huidige secretaris-generaal van Anderlecht Philippe Collin. Na de dood van Octave Collin, begin jaren zestig, kwamen zowel Philippe als Roger Vanden Stock, toen respectievelijk zestien en twintig jaar, mee in het bedrijf. Zij hielpen aan de enorme expansie, onder meer in het buitenland, al hield Constant de touwtjes strak in eigen handen. Met de veroveringsdrang die hij ook in het voetbal zou tentoon spreiden, kocht hij één na één de talloze kleine brouwerijtjes uit het Pajottenland over, en incorporeerde ze in Belle-Vue. Hoe groter dat werd, des te makkelijker was het om wat overbleef, uit de markt te concurreren. Eind jaren tachtig vond Vanden Stock tot zijn ergernis in Interbrew de baas-boven-baas, die dezelfde strategie toepaste.
WEDERZIJDS VERTROUWEN EN RESPECT
In 1989 werden de eerste overnamebesprekingen gevoerd met de Leuvense biergigant, die in het buitenland al mee voor de verspreiding van de gueuze zorgde. Belle-Vue stelde toen ruim 350 mensen te werk. Constant Vanden Stock stond weigerachtig tegen een al te intense samenwerking, laat staan tegen een overname. Geen baas meer in zijn eigen bedrijf, dat was ondenkbaar. Na al die jaren ging hij nog altijd liefst op eigen smaak af om zijn gueuze te proeven, en zeker niet op de slechts matig ontwikkelde papillen van de mannen van de Stella. Anderzijds was het comfortabeler om Interbrew als medestander dan als tegenstander te hebben. Roger Vanden Stock en Philippe Collin waren voor nauwe samenwerking of zelfs fusie, Constant was met zijn hart tegen, met zijn verstand twijfelde hij.
In die periode kwam hij in conflict met de vakbonden, die aanspraak maakten op een reservefonds dat de brouwerij had opgebouwd. Constant schoot in een Franse colère. ?De geest van wederzijds vertrouwen en respect tussen werkgever en werknemer,? zo vertelt hij in het boek van Camps, ?was geschonden. De eis van de vakbonden was een knauw in de geschiedenis en traditie van het bedrijf, en maakte me verdrietig en woedend.? Daar kwam bij dat hij niet honderd procent geloofde in de capaciteiten van de derde generatie. Diezelfde twijfel deed hem lang aarzelen om de scepter in de voetbalclub aan zijn zoon door te geven.
De brouwerij werd in twee stappen van de hand gedaan : in ’89 verwierf Interbrew 43 procent, en bleef Vanden Stock baas. Maar de moderne en agressieve verkoopsstrategie van Leuven botste onmiddellijk met zijn eigen conservatieve stijl. En herstructureringsplannen, waarin zijn naam niet eens meer vernoemd werd, waren een steek door zijn ziel. In enkele dagen tijd besliste Vanden Stock er een punt achter te zetten, verkocht zo goed als alle aandelen aan Interbrew, verliet de brouwerij en zette er sindsdien geen voet meer. De verkoopprijs, die in de miljarden liep, geeft de huidige en komende generaties Vanden Stock en Collin geen appeltje maar een hele boomgaard voor de dorst.
KEUZEHEER BIJ DE RODE DUIVELS
Met voetballen begon Vanden Stock op zijn tiende. Hij doorliep de jeugdreeksen en debuteerde op zijn achttiende als linksback in het eerste elftal van Anderlecht. Na een beenbreuk was hij anderhalf jaar buiten strijd. De terugkeer verliep moeizaam, en toen Union met een interessant voorstel op de proppen kwam, verhuisde Vanden Stock naar het Dudenpark, waar hij vier jaar zou spelen.
Via de veteranenploeg kwam hij later opnieuw bij Anderlecht, en werd er mee verantwoordelijk voor de jeugdafdeling. Hij zou er onder meer de niet eens negenjarige Paul Van Himst ontdekken en anderhalf jaar vóór dat eigenlijk mocht een aansluitingskaart laten tekenen. Na een conflict met de raad van bestuur, over de bevoegdheden van de jeugdafgevaardigden, verliet Vanden Stock voor de tweede keer het Astridpark en werd voorzitter van Forestoise.
Sportief was dat geen onverdeeld succes, maar Vanden Stock hield er een interessante promotie aan over : hij werd in 1957 door de voetbalbond gevraagd om toe te treden tot het selectiecomité van de nationale ploeg. Dat bestond uit vier leden, die hun beslissingen meestal troffen in de cafetaria van Union. Met Vanden Stock erbij waren ze met vijf, wat beslissen ingewikkeld en tijdrovend maakte. Er was ook nog een trainer, in die tijd de Hongaar Geza Toldi. Omdat die situatie onwerkbaar was, werd Vanden Stock de enige selectieheer en bracht meteen meer discipline en organisatie rond die nationale ploeg. Toldi werd vervangen door de Oostenrijker Victor Havlicek, korte tijd later door Tuur Ceuleers.
De start onder Vanden Stock verliep moeizaam, en het duurde negen wedstrijden vooraleer de eerste overwinning werd geboekt. Eén van die eerste matchen was de legendarische 9-1 nederlaag in de Kuip van Rotterdam, de laatste interland van Rik Coppens. Die afstraffing kwam hard aan. Vanden Stock bood zijn ontslag aan, maar de bond weigerde. Na deze Feye-moord was iedereen er wel van overtuigd dat het roer bij de nationale ploeg drastisch moest worden omgegooid.
Dat gebeurde, onder invloed van de toenmalige Anderlecht-voorzitter Albert Roosens, een voetbalexpert die in België en ver daarbuiten zijn gelijke niet had. Roosens kende elke speler, van de kleinste miniem tot de mannen van de fanion-teams. Al wie talent had, haalde hij naar Anderlecht. Dat leverde eind jaren vijftig, begin jaren zestig een uitzonderlijk getalenteerde ploeg op. Met Jef Jurion en Pierre Hanon als onovertroffen duo in het middenveld, en met vooraan de jonge Paul Van Himst.
De Corsicaanse trainer Pierre Sinibaldi deed dat elftal een voor die tijd opzienbarend voetbal spelen. Met de nadruk op techniek en balbezit, in de plaats van het ruwe buske-stamp dat elders werd vertoond. Dankzij die technische superioriteit overvleugelde Anderlecht in België elke tegenstander en werd in tien jaar tijd zeven keer kampioen.
ELF SPELERS VAN ANDERLECHT
Vanden Stock kon van die opgang profiteren in de nationale ploeg, waar hij niet alleen het concept, maar ook het elftal van Anderlecht gewoon overnam. Met als climax de België-Nederland van 30 september 1964, toen na de rust elf Anderlechtenaren op het veld stonden. Voor velen gaf de keuzeheer blijk van een gebrek aan objectiviteit, en de invloedrijke Standardbaas Roger Petit fulmineerde tegen de ?Anderlechtisation? van het Belgische voetbal. Gesteund door bepaalde strekkingen in de pers, waar Antwerpenaars, Luikenaars en Brusselaars elkaar het licht in de ogen niet gunden.
Vanden Stock had één ding goed gezien : de meest getalenteerde voetballer was Paul Van Himst, maar het echte genie en de leider was Jef Jurion. Die kreeg een bijna doorslaggevende stem in de samenstelling en de tactiek van de nationale ploeg. Vanden Stock ging zo ver om Jurion uit eigen zak extra premies te betalen, onder de strikte voorwaarde dat Jef niets aan Van Himst zou zeggen.
Dankzij Anderlecht brak voor de Rode Duivels vanaf de winter van ’61 een gunstige periode aan. België ging winnen in Portugal en Spanje, troefde de Hollanders in Amsterdam met 0-4 af, pakte met 0-3 uit in Parijs, speelde 2-2 gelijk op Wembley, en behaalde op 24 april 1963 één van de meest glorieuze overwinningen in zijn geschiedenis : 5-1 tegen Brazilië. De Rode Duivels werden ?de wereldkampioen van de vriendschappelijke matchen? genoemd. Een verdienste, want in die tijd was er minder internationaal voetbal dan nu, en werden vriendschappelijke interlands voor volle stadions en op het scherp van de snee gespeeld. De goede resultaten straalden af op Constant Vanden Stock, maar een kwalificatie voor een eindronde van EK of WK lukte niet. België was er nochtans dichtbij in 1965, toen het in de voorronde van de wereldbeker een testmatch tegen Bulgarije moest spelen.
De Belgen verloren met 2-1. De Bulgaren speelden als wilde stieren. Het schuim stond hen op de lippen. Jurion klaagde naderhand bij Vanden Stock over dat verschil in fysiek, en drong aan op de komst van een dokter die bereid was om vóór de match al eens een pilletje te geven. Geen doping, zo ver zou Jef nooit gaan, maar een keer een tabletje, u weet wel.
Vanden Stock ging daar niet op in, en toen Jurion de volgende interland met opzet zwak speelde, werd hij niet meer opgeroepen. Dat maakte ophef in de pers, en elke keer werd de selectieheer bestookt met de vraag : ?Wanneer komt Jurion terug ?? Waarna Vanden Stock antwoordde : ?Als hij zijn pillekes gevonden heeft.? Jurion was hierover zo verbolgen, dat hij weigerde om het nationale shirt nog aan te trekken. Het heeft Raymond Goethals, die na de nederlaag in Firenze tegen Bulgarije Tuur Ceuleers als veldtrainer had opgevolgd, heel wat overredingskracht gekost om Jurion op zijn besluit te doen terugkeren. En Vanden Stock ongetwijfeld een paar extra extra premies.
NIET WELKOM, DAN NAAR DE VIJAND
Vanden Stock nam ontslag in 1968, toen de Gentse ligavoorzitter notaris Hoste zich met de selectie wenste te bemoeien. Op vraag van Albert Roosens maakte hij zich op om via de grote poort het Anderlecht-bestuur binnen te stappen. Toen voor hem enkel een plaats in de rekruteringscommissie vrij bleek, voelde hij zich diep beledigd en liep over naar de vijand : Club Brugge. Vanden Stock was het gewoon geworden om zijn zin te krijgen, en zijn principe met geld is alles te koop was toevallig ook dat van Club Brugge. Vanden Stock was er welkom, en zijn financiële inbreng nog meer. Helaas luidt een ander Brugs principe : geef nooit macht af. Zeker niet aan iemand van buitenuit, en al helemaal niet aan iemand uit Brussel. Dus kreeg Vanden Stock minder te zeggen dan hij gehoopt had, en omdat hij de brouwerij niet alleen wenste te laten, hield hij dat heen en weer rijden naar Brugge al na één jaar voor bekeken.
Gelukkig voor hem zaten zowel Anderlecht als clubvoorzitter Albert Roosens financieel in slechte papieren. Roosens was een voetbalman in hart en nieren die, hoewel zelf kolenhandelaar geweest, weinig verstand had van zaken. Vanden Stock was een zakenman in hart en nieren die, hoewel zelf bondscoach geweest, niet echt een goede kijk had op voetbal. De eerste moest noodgedwongen een stap opzij zetten voor de tweede, die prompt enkele miljoenen in de clubkas stortte. Roosens, twintig jaar lang boegbeeld van de club, werd in feite gedegradeerd tot secretaris.
Dat gaf Vanden Stock de kans om een andere figuur, die hem in de weg stond, uit te schakelen : de beruchte secretaris Eugène Steppé, die hem ooit hautain had wandelen gestuurd toen hij in ruil voor een financiële injectie de voorzittersstoel wou opeisen. Steppé zag graag de goede kant van het leven, en stond erop dat genoegen met anderen te delen. Aangezien hij dat deed op kosten van de club, was het niet moeilijk een reden voor zijn verwijdering te vinden. Twee jaar later kreeg Roosens een baan met vast salaris als secretaris-generaal van de voetbalbond, waar zijn leven naderhand verwoest werd door het Heizeldrama. Bij Anderlecht werd hij vervangen door Armand Schelfhaut, al sprong ook Vanden Stocks rechterarm op de brouwerij, Gustave De Louvien, een paar keer in.
INTERNATIONALE SUCCESSEN
In de beginjaren van zijn voorzitterschap greep Vanden Stock op Anderlecht de absolute macht. Hij rangeerde iedereen uit die een bedreiging voor zijn heerschappij kon vormen. Om te beginnen de Algemene Vergadering. Vroeger werd Anderlecht geleid volgens democratische principes. De supporters die lidgeld betaalden, kregen een stem in de Algemene Vergadering, en konden elk jaar de bestuurders en de voorzitter bevestigen of weg stemmen. Het is het systeem van de socio’s, zoals dat bestaat bij Barcelona. Bij Anderlecht waren er zo’n twaalfhonderd.
Uiteraard kon Vanden Stock het risico niet lopen dat die hem op een dag zouden afzetten. Hij schafte dat systeem af door het lidgeld voor stemgerechtigde socio’s fors op te trekken, en hun beslissingsmacht te beperken. En wie in de raad van bestuur wilde zetelen, moest heel diep in de portemonnee tasten. Op die manier kocht Vanden Stock zich een raad van bestuur van eigen voorkeur. Hij bracht zijn zoon en zijn neef erin, en enkele medewerkers van de brouwerij. Naast hen zetelden een paar oude clubfiguren, van wie de leeftijd de alertheid ver overtrof. In feite heeft de raad van bestuur van Anderlecht jarenlang bestaan uit Constant Vanden Stock zelf. Dat stelt de club nu onverwacht voor problemen, want de raad van bestuur en de dagelijkse leiding zijn ook anno ’97 dezelfde twee, drie mensen. Als die het bijltje erbij neer gooien, dondert Anderlecht in mekaar.
In de jaren zeventig zou het verlicht despotisme van Vanden Stock Anderlecht naar grote nationale en internationale successen leiden. Dat had minstens zo veel met geldelijke mogelijkheden als met voetbalkundigheid te maken. Want wie een lijstje maakt van de aankopen van de voorbije twintig jaar, zal naast een paar voltreffers, ook een onwaarschijnlijke rij blunders ontdekken. Geen enkele club heeft zo veel dure miskopen op zijn erelijst als Anderlecht. De club was nochtans anders gewoon. Albert Roossens vergiste zich zo goed als nooit in een speler. Zo lang hij, ook als secretaris-generaal van de bond, adviezen bleef geven, deed Vanden Stock er zijn voordeel mee. Verder legde de president zijn oor te luisteren bij Raymond Goethals, maar die verdween na de omkoopaffaire van Standard lange tijd naar het buitenland. En bij spelersmakelaar Jenoe Bekeffi, maar die overleed midden jaren tachtig. En toen was er niemand meer. Met als gevolg een hele rist dwaze transfers van het genre John Van Loen.
Vóór het zover kwam, zette Anderlecht wel de grote stap voorwaarts. Door het uitbreiden van het professionalisme, en door de aankoop van een indrukwekkende reeks buitenlandse en binnenlandse topspelers. De gouden zet die Vanden Stock op zijn eigen conto mocht schrijven, was de ruil Puis-Rensenbrink. Waarbij hij zijn tijdelijke club van enkele jaren voordien, Club Brugge, mooi bij de neus nam. Want Wilfried Puis op zijn retour, was uiteraard geen ruilwaarde voor Rob Rensenbrink, in de jaren zeventig samen met Johan Cruijff één van de beste voetballers in de hele wereld.
Anderlecht zou zijn status en succes bouwen op zijn buitenlanders. Eerst Nederlanders. Jan Mulder en Pummy Bergholz werden opgevolgd door Rensenbrink, Arie Haan en Jan Ruiter. Later volgden de Denen met Morten Olsen, Benny Nielsen, Kenneth Brylle en Per Frimann. En in België kocht Vanden Stock alles en iedereen op die elders het goede weer maakte : Ludo Coek, Erwin Vandenbergh, Juan Lozano, Enzo Scifo, Luc Nilis, Marc Degryse, Gilles De Bilde en vele anderen.
Toen Anderlecht eind jaren tachtig plotseling bedreigd werd door het KV Mechelen van John Cordier, kocht Vanden Stock trainer Aad De Mos en manager Paul Courant weg, plus de spelers Graeme Rutjes, Johnny Bosman (na een ommetje bij PSV), Philippe Albert, Marc Emmers en Bruno Versavel. Cordier stak de winst op zak en Vanden Stock was alweer een concurrent kwijt.
HET STADION BRENGT OP
De allergrootste bedreiging voor Anderlecht was intussen al afgewimpeld : het onderzoek naar zwart geld van Guy Bellemans. Dat de club die financiële klap te boven kwam, dankte Vanden Stock aan een ander moment van inspiratie : het aantrekken van Michel Verschueren. In feite de verdienste van Roger, die Verschueren in de bondscommissies had leren kennen als een spijkerharde pleitbezorger voor zijn toenmalige club RWDM.
De driftige manager zou een tomeloze inzet voor zijn club en zijn voorzitter ontwikkelen. Onder zijn impuls bouwde Sporting het oude Emile Verséstadion om tot wat toen één van de modernste voetbalstadions in Europa was. Loges en businesseats waren een revolutionaire innovatie, die op heel wat kritiek stuitten, maar waarvan de opbrengsten Anderlecht in staat stelden om in het spoor van de Europese top te blijven. Het stadion zou de naam van Constant Vanden Stock dragen, en Verschueren schoot iedereen dood die het daar niet mee eens was.
Wat de manager, door Vanden Stock nooit met de voornaam aangesproken, perfect inschatte, was de drang naar respect en prestige van de president. De vleierij die Verschueren zijn baas te pas en te onpas betoonde, was soms gênant. Al scheen dat Vanden Stock allerminst te hinderen. In Verschueren had hij de ideale man om klappen uit te delen en op te vangen, al is de keerzijde van die medaille dat de manager wat al te goed op de hoogte is van de clubgeheimen. Degenen die hem nu opzij willen zetten, houden daar best rekening mee.
DE ANGST VOOR DE CEL
Dat Constant Vanden Stock op het einde van zo een carrière niet publiekelijk te schande wil staan als een vulgaire omkoper, hoeft geen betoog. Het verklaart waarom hij bereid was tientallen miljoenen zwijggeld te betalen aan Jean Elst en René Van Aeken, die dreigden uit te brengen dat in april ’84 in de halve finale van de Uefacup tegen Nottingham Forest, scheidsrechter Guruceta Muro van de president een miljoen had gekregen. Vanden Stock heeft in deze affaire de macht van de pers, en het wapen van het lekken naar de pers, onderschat.
Anderlecht heeft gewacht tot de straftermijn voor de Europese federatie Uefa verjaard was, en heeft dan al te overmoedig klacht neergelegd tegen Elst en Van Aeken. Wellicht niet met de bedoeling om voor het gerecht genoegdoening te krijgen, wel om de twee maître-chanteurs (dixit Roger Vanden Stock) af te schrikken. De club heeft daarbij op haar relaties in gerechtelijke en politionele kringen gerekend. Want wat de geïntegreerde eenheidspolitie betreft, liep Vanden Stock jaren voorop. In de eretribune van Anderlecht zaten hoge officieren van de rijkswacht en hoge ambtenaren van de gerechtelijke politie zij aan zij. Op één van hen, Georges Marnette, werd gerekend om het gerechtelijk onderzoek in goede en discrete banen te leiden, maar twee goed getimede lekken naar de BRTN-radio gooiden roet in het eten. De geloofwaardigheid van de Anderlecht-topdrie, de twee Vanden Stocks en Verschueren, werd in enkele dagen tijd tot quasi nihil herleid.
Het is absoluut onbegrijpelijk waarom Vanden Stock uitgerekend in april ’84 een miljoen aan een scheidsrechter heeft gegeven. Want in die periode beefde het hele Belgische voetbal voor Guy Bellemans, de sheriff die een onderzoek naar het zwart geld in het voetbal was begonnen en in de marge daarvan de omkoopzaak Standard-Waterschei had boven gespit. Wat het einde betekende voor de fiere Standardpraeses Roger Petit, ondervoorzitter van de Belgische voetbalbond, die te kijk werd gezet als een ordinaire bedrieger en door de bond werd geschorst. Vanden Stock was zwaar onder de indruk. Dat hem ooit hetzelfde zou overkomen, was van toen af aan een nachtmerrie.
En Anderlecht had reden genoeg om zich zorgen te maken over Bellemans. Want de pleiade buitenlandse vedetten, die de club aan de Europese top hadden gebracht, was meer dan rijkelijk in het zwart betaald. Guy Bellemans besloot de zaak op de spits te drijven, en legde Constant Vanden Stock vijf avonden na elkaar op de rooster. De vijfde avond stond hij op het punt de fiere Anderlecht-president in de cel te stoppen.
Dat was al een keer gebeurd begin jaren zestig, na wat we zullen omschrijven als een meningsverschil met de belastingen. Vanden Stock, op dat moment nationaal bondscoach, werd droog en wel in de gevangenis opgesloten. Als zoiets nu zou gebeuren, kwamen de kranten papier te kort. Toen bleef het bij bescheiden berichtjes : ?Nationale keuzeheer in verzekerde bewaring genomen.? Vanden Stock deed wat hij altijd heeft gedaan, trof een financiële regeling, en kwam spoedig weer vrij. Maar een herhaling van die vernedering, die twintig jaar later heel wat meer stof zou doen opwaaien, wilde hij te allen prijze vermijden.
Toen Bellemans het zo ver dreef dat Vanden Stock zijn broeksriem en zijn veters moest afgeven, stelde Michel Verschueren een regeling voor. Anderlecht zou een (zware) boete betalen, en de achterstallen van de betrokken spelers op zich nemen. Dat was een geste die kon tellen, maar die Vanden Stock wel voor de zoveelste keer ettelijke tientallen miljoenen heeft gekost. Bovendien mag wel eens de vraag gesteld worden, uiteraard zonder iets te suggereren, of er niet meer is gebeurd in dat bureautje van de sheriff. Want Antwerp-voorzitter Eddy Wauters, die als topbankier maatschappelijk heel wat hoger in aanzien stond dan brouwer Vanden Stock, belandde wél in de cel. En hoewel Guy Bellemans Anderlecht bijna ten gronde richtte, was hij enkele jaren nadien al vaste klant in de loges van het Vanden Stockstadion. Honni soit qui mal y pense.
Ook in de Bellemans-affaire bereikte Vanden Stock de oever dankzij het kopen van een oplossing. In de zaak Nottingham lijkt het water net iets te diep. Een ongeschonden imago kan je niet terugkopen. En dan mag hij zich gelukkig prijzen dat omkoperij niet in het Belgische strafrecht staat, of de celdeur stond alweer op een kier. Constant Vanden Stock vorige week in Het Laatste Nieuws : ?Ik had wat meer respect verwacht.? Wie niet ?
Koen Meulenaere
Constant Vanden Stock : tegelijk afstandelijk en gemoedelijk.
Constant Vanden Stock proeft van zijn zoete gueuze.
Het naar Constant Vanden Stock genoemde stadion : een hoeksteen van het sportief succes van Anderlecht.