Op 2 september begint voor het Hof van Cassatie in Brussel het Agusta- en Dassault-proces. Of een afrekening met een Belgisch verleden.
Met dertien waren ze – drie ex-ministers, een topadvocaat, vier voormalige kabinetschefs en één adjunct-kabinetschef, de penningmeester van een van de traditionele partijen, een gewezen Europees topambtenaar, een Italiaanse en een Franse wapenfabrikant. Door het plotse overlijden van gewezen Agusta-baas Raffaelo Teti afgelopen zaterdag verschijnen er op woensdag 2 september nog twaalf beklaagden voor het Hof van Cassatie, voor een van de belangrijkste processen uit de vaderlandse geschiedenis: dat van het oude politieke regime.
Het drama dat vanaf volgende week zijn beslag krijgt voor het Hof van Cassatie, begon op 18 juli 1991 met de moordaanslag op de Luikse PS-leider André Cools. In de daaropvolgende maanden en jaren legden de enquêteurs rond de Luikse onderzoeksrechters Véronique Ancia en Jean-Louis Prignon een aantal politieke en financiële schandalen bloot die telkens het politieke bestel op zijn grondvesten deden daveren. De affaire die meteen de meeste aandacht van de speurders opeiste, was de Agusta-zaak, omwille van een mogelijk verband met de moord op Cools.
De Luikse Parti Socialiste, geleid door Cools, had immers met de Italiaanse helikopterbouwer Agusta gepraat over een commissie. Die zou worden betaald in het geval de Belgische regering besloot tot de aanschaf van 46 gevechtshelikopters. Die aankoop, ten belope van 11 miljard frank, werd gesloten op 9 december 1989.
Naderhand vond het gerecht eerst in Italië, daarna in Zwitserland sporen van de betaling van 51 miljoen frank via een Panamese vennootschap aan vertegenwoordigers, niet van de PS, maar van de Vlaamse socialisten.
In de loop van dat onderzoek stootte het gerecht op een nieuwe smeergeldaffaire, dit keer rond de Franse wapenfabrikant Dassault, die commissies had betaald aan SP en PS, en mogelijk aan andere partijen. Waren de betalingen door Dassault een attentie omdat de Belgische overheid besloot de F-16’s van de luchtmacht uit te rusten met het Franse beveiligingssysteem Carapace – kostprijs: zes miljard frank? Of hadden de schenkingen van doen met de modernisering van de oude Mirage-toestellen van de Belgische luchtmacht door Dassault-dochter Sabca – een prijzige opknapbeurt die de schatkist elf miljard frank lichter maakte? Of was de commissie bedoeld als aanmoediging voor de partijen om de aanmaak van een Europese gevechtsvliegtuig, de Rafale, te steunen – een project dat intussen onder de mottenballen ligt?
Wat er ook van zij: in de loop van 1989 stortten Agusta 51 miljoen frank, en Dassault 60 miljoen frank, bestemd voor de partijkas van de Vlaamse socialisten. Eind 1996 dan achterhaalde het gerecht dat Dassault nog eens minstens 30 miljoen neertelde voor de PS. Hoeveel Dassault-geld naar andere partijen, en meer bepaald naar de Franstalige christen-democraten, vloeide, is intussen voorwerp van een bijkomend onderzoek door Cassatie.
NIET GEWEND AAN ONEERBIEDIGHEID
Dat alles kwam de voorbije zeven jaar naar boven drijven. Nooit eerder werden dergelijke schokken door de Belgische politieke wereld gejaagd. In het verleden regelde het politieke milieu de smeergeldschandalen bijna altijd in der minne. Betrokken politici werden stilletjes afgevoerd of traden terug “om zich beter te kunnen verdedigen”, waarna het definitief stil rond ze werd. Zelfs het obussenschandaal, een doorslag haast van de Agusta- en Dassault-affaires, werd zonder de minste gêne – en met de hulp van het gerecht – onder de mat gestopt.
Ook het gerecht en zelfs het Hoog Comité van Toezicht wisten met de Luikse affaires aanvankelijk niet precies van welk hout pijlen maken. Die onwennigheid wordt niet beter gedemonstreerd dan door een nachtelijk feestdiner dat commissaris Jean-Pierre Lachapelle ooit thuis organiseerde voor Agusta-vertegenwoordiger Georges Cywie, die tot kort voordien te gast was in Lantin, en dat meteen na een urenlange ondervraging.
Het politieke milieu reageerde gepikeerd. Het was zoveel oneerbiedigheid van het gerecht, van de media en van de publieke opinie niet gewend. Oude krijgers als Willy Claes en Guy Spitaels waren onthutst omdat ze om uitleg werden gevraagd over de partijfinancies en de manier waarop ze hun verkiezingsfondsen verzamelden. Geschokt waren ze ook omdat ondergeschikten ze niet meteen uit de wind zetten door spontaan alle schuld op zich te nemen.
Aanvankelijk dachten sommigen de schade te kunnen beperken. Zo kreeg penningmeester Etienne Mangé, belangrijkste pion in het SP-verhaal, door zijn partij twee verdedigers aangemeten, de Gentenaars Piet Van Eeckhaut en Patrick Devers, vertrouwensmannen van de SP-top. Een van de pleiters had zelfs ooit samen met Mangé gezeteld in een vzw die de verkiezingsfondsen voor de Gentse SP inzamelde. Ironisch genoeg was een deel van het Agusta-smeergeld door Mangé uitgerekend aan die Gentse SP overgemaakt. De bijstand van de Gentse juristen had evenwel het voordeel dat de verdedigingsstrategie van de SP-top – “wij wisten van niks” – snel op één lijn geraakte met die van Mangé.
Het is maar een van de vele voorbeelden. Een laatste en wellicht het meest schrijnende is de ultieme doofpotoperatie die vanuit de omgeving van vice-premier Elio Di Rupo, een intimus van Spitaels, werd uitgeprobeerd ( zie kader). Bij de PS is blijkbaar weinig veranderd, want ook hier eindigt het verhaal met de militant die alles op zich neemt.
GEOFFERD AAN DE PUBLIEKE OPINIE
Met de Agusta-affaire, mogelijk gekoppeld aan een politieke moord, en later de Dassault-zaak, viel aan een doofpotoperatie niet eens te denken.
De politieke gevolgen waren dan ook niet te overzien. Begin 1994 werden één federale en twee Waalse ministers tot ontslag gedwongen – Guy Coëme, Guy Spitaels, Guy Mathot, de drie Guy’s, kopstukken van de machtige Parti Socialiste. Later in 1995 pleegde gewezen luchtmachtgeneraal Jacques Lefèbvre zelfmoord, en werden een minister van Buitenlandse Zaken, Frank Vandenbroucke, en luttele maanden nadien zelfs een Navo-secretaris-generaal, Willy Claes, opgeofferd om de geschokte publieke opinie te bedaren. Een publieke opinie die plots werd geconfronteerd met een geperverteerd partijsysteem, met de wanstaltigheid van een bepaald politiek milieu.
Toch is het proces dat volgende week voor Cassatie begint, geen proces over al dan niet geoorloofde partijfinanciering – die kwestie, indien niet verjaard, wordt later voor een correctionele rechtbank afgehandeld. Het komt Cassatie zelfs niet toe het politieke of morele gedrag van de beklaagden te beoordelen – dat komt alleen de kiezer toe. Tijdens het komende proces gaat het om de vraag of in het Agusta- en Dassault-dossier sprake is van actieve en passieve corruptie.
De beklaagden houden uiteraard vol dat van corruptie geen sprake kán zijn, omdat zowel de Agusta-helikopters en het Carapace-systeem van Dassault telkens de correcte keuze was. In het Agusta-dossier krijgen ze voor die stelling zelfs de volle steun van huidig premier Jean-Luc Dehaene (CVP), de enige minister van de toenmalige regering- Martens VIII die de moed opbracht om in 1995, in een brief aan onderzoeksrechter Véronique Ancia, de aankoop van de 46 Agusta-toestellen als de enig mogelijke beslissing te verdedigen. Het is een opmerkelijke brief, die tijdens het komende proces meermaals zal worden geciteerd, en die bovendien haaks staat op een verklaring van Louis Tobback, SP-minister in dezelfde regering die naderhand toegaf dat het Agusta-contract “stonk”.
Volgens de beklaagden kan van corruptie geen sprake zijn, want het geld van Agusta en Dassault arriveerde telkens nadat de Belgische regering haar aankoopbeslissingen had genomen.
ER WERD VOORAF OVERLEG GEPLEEGD
Die uitleg snijdt volgens het gerecht weinig hout. Want, zegt justitie, de beklaagden wisten dat zij van Agusta en van Dassault een commissie mochten verwachten, op voorwaarde dat ze de beslissing van de toenmalige rooms-rode regering van Wilfried Martens over de aankoop van 46 gevechtshelikopters en een elektronisch beveiligingssysteem voor de Belgische F-16’s in hun richting stuurden.
Het gerecht gelooft niet dat de toenmalige SP- en PS-leiders niet op de hoogte waren van de gesprekken met de Italiaanse en Franse wapenconstructeurs over het commissiegeld. In een grondige analyse van het intussen ontbonden Hoog Comité van Toezicht, dat in beide enquêtes een doorslaggevende rol speelde, staat het met zoveel woorden. Al geldt dat vooral voor het veel duidelijker afgelijnde SP-luik.
Zowel in het helikopter-dossier als in de Dassault-zaak werd vooraf overleg gepleegd, telkens door advocaat Alfons Puelinckx. Zo begint het Agusta-verhaal van de SP met het consultancycontract, geparafeerd door Puelinckx op 18 november 1988, samen met de nummer twee van Agusta, Enrico Guerra. Het ging om een soort pre-akkoord tussen Agusta en Kasma Overseas, de Panamese vennootschap van Puelinckx’ Syrische cliënt Mohammad Mamoun Kassab Bashi, die eerder dit jaar in de buurt van Genève om het leven kwam.
Puelinckx parafeerde de overeenkomst omdat zijn goede vriend Luc Wallyn, gewezen adjunct-nationaal secretaris van de SP, niet aanwezig kon zijn op de afspraak met Guerra. Van het akkoord zou eind december ’88 een definitieve versie worden ondertekend door Agusta-baas Raffaelo Teti, Guerra en Bashi.
In die overeenkomst was een commissie van één procent op het helikoptercontract voorzien voor Kasma Overseas. Via de Zwitserse rekeningen van Kasma moest dat Agusta-geld naar de SP-kas vloeien. Hoe dat gebeurde, via Zwitserse ABN-AMRO-rekeningen van Wallyn, werd naderhand omstandig aangetoond.
Voor het gerecht is uitermate belangrijk dat het consultancycontract werd ondertekend vooraleer de regeringstop op 9 december ’88 besliste om de Agusta-helikopters te kopen. Nog belangrijker is dat Puelinckx zelf verklaarde vooraf overleg te hebben gepleegd met Wallyn. Die belde midden oktober ’88 zelf naar Milaan om van Guerra de bevestiging te krijgen van het voorstel dat de Agusta-directeur eerder aan Bashi en Puelinckx had gedaan. Het gerecht heeft dit telefoongesprek kunnen opsporen.
Daarna contacteerde Wallyn, naar eigen zeggen, ook Johan Delanghe, kabinetschef van minister Willy Claes van Economische Zaken, en Etienne Mangé, penningmeester van de partij. Mangé wilde eerst de partijtop raadplegen vooraleer het geld te aanvaarden. Zelf getuigde hij over een bijeenkomst met SP-voorzitter Frank Vandenbroucke (in een eerste verklaring noemde hij diens voorganger Karel Van Miert), Louis Tobback en Willy Claes waar over de Agusta-gift werd gepraat. De SP-top zou het aanbod unisono hebben geweigerd.
Toch besloot Mangé het geld te incasseren. Een eerste stap daartoe was het ondertekenen van het consultancycontract, nodig om de Agusta-commissie op een wettelijke wijze uit Italië te sluizen.
Klopt dit tijdsverloop, zoals het door het gerecht gereconstrueerd werd uit de verklaringen van Puelinckx, Wallyn, Mangé en Delanghe, dan is het uitgesloten dat Mangé, zoals hij volhoudt, pas op 19 januari 1989, weken na de ondertekening van het helikoptercontract de partijtop raadpleegde. De analyse van het Hoog Comité plaatst die ontmoeting met de SP-top veel vroeger – wellicht voor 18 november ’88. Trouwens, eind december ’88 ondertekenden Teti, Guerra en Bashi het definitieve consultancycontract. Het valt te betwijfelen dat de heren zich al die moeite van een dergelijke bijeenkomst, mogelijk in Milaan, zouden getroosten als ze niet vooraf wisten dat die van de SP de gift hadden aanvaard.
Er wordt ook getwijfeld aan de weigering van de SP-top. Zowel Puelinckx als Wallyn hadden de stellige induk dat de partijtop afwist van het geld en van de manier waarop het naar de partijkas werd gesluisd. Als oud-bestuurder van de krant De Morgen, wist Wallyn alles af van fondsen die de partij in die moeilijke jaren had aanvaard, onder meer van Waalse staalbazen – fondsen die vanuit het buitenland arriveerden – om de noodlijdende krant te stutten. Waarom zou nu verboden zijn geweest, wat toen werd toegelaten?
DE REKENINGEN VAN DE ADVOCATEN
Wanneer het gerecht op het spoor van de Agusta-commissies geraakte en een tweetal keer afstapte voor een huiszoeking op het kantoor van Puelinckx, stelde de advocaat voor de hele zaak op te biechten bij onderzoeksrechter Ancia. In een eerste reactie stemde Mangé daarmee in. Hij was zelfs bereid zelf naar Ancia te stappen om de zaak uit de doeken te doen. Enkele dagen later kwam hij terug op zijn besluit. Sterker: Mangé betaalde uit de SP-kas de honoraria van de Zwitserse advocaten van Puelinckx en Wallyn die het openbreken van de rekeningen in Zürich moesten verhinderen. Een rekening die in de miljoenen liep.
Al staat vast dat een deel van het Dassault-geld door Puelinckx en Wallyn werd opgenomen, toch kan Mangé niet volhouden dat hij nooit een centiem van het Franse geld zag en alleen het Agusta-geld opstreek. Een optelling van de fondsen die Mangé in die dagen spendeerde en verkaste, zit al snel boven de 51 miljoen van Agusta. Vooral voor Gentse en Antwerpse mandatarissen lijkt Mangé zeer gul te zijn geweest.
En dan hebben we het nog niet over de zes miljoen die diende om SP-personeel in het zwart te betalen – het ging, zo getuigde Mangé, om Agusta-geld in de Codep-koffer dat voorzitter Vandenbroucke wilde laten verbranden. Er is ook een vreemde uitleg over fondsen die Mangé privé vanuit Nederland ontving. Het zou gaan om geld van een buitenlandse rekening van zijn overleden vader, een havenarbeider. Maar tot voor kort kon de SP-penningmeester daarvoor niet één bewijsstuk voorleggen.
Bovenop al die onduidelijkheden komt dan nog het onopgehelderde mysterie van de ontmoeting van Willy Claes, op zondag 8 januari 1989, met Agusta-baas Raffaelo Teti die vorige zaterdag in Rome aan een hartaanval bezweek. Willy Claes ontkent met de grootste stelligheid die ontmoeting. Maar prompt kwam de oude reflex weer boven. Want hij liet terloops vallen dat het niet uitgesloten is dat Teti iemand anders van het kabinet van Economische Zaken ontmoette. Een goed verstaander, zoals Delanghe, had meteen het manoeuvre van Claes begrepen en schreef prompt een nota naar het Hof van Cassatie. Daarin eiste Delanghe alle klaarheid over de ontmoeting tussen Teti en Claes, “en alle andere zaken die voor hem verborgen bleven.” Voor hem en voor ons. Teti kan alvast geen klaarheid meer brengen.
Illustratie Leo Timmers
De PS is bereid alles te betalen, maar dan is discretie aan de orde.
Nooit eerder werden dergelijke schokken door de Belgische politieke wereld gejaagd.
Er wordt getwijfeld aan de weigering van de SP-top.
Rik Van Cauwelaert