Paars slaat aan, al baart de zwakste schakel -de SP- Guy Verhofstadt zorgen. Gelukkig voor hem is ook de CVP, één jaar na 13 juni 1999, nog altijd niet overeind gekrabbeld. Een tussenstand.

Een fles champagne voor wie één A4’tje kan vullen met realisaties van de paarse regeringen! Dat was het aanbod van CVP-voormannen Eric Van Rompuy en Stefaan De Clerck. Die hebben met de kopstukken van hun vroegere coalitiepartner SP gemeen dat ze zich heel manmoedig houden, en in het geval van de SP zelfs jolig zelfverzekerd. Maar net als de socialisten worden ook zij diep vanbinnen nog elke dag verscheurd door vragen over hun eigen positie en de toekomst van hun partij.

13 juni 1999 mag dan al ver weg lijken, de verliezers van die dag zijn nog lang niet uit het dal geklauterd. De strijd om de verloren stemmen is bikkelhard. En hij zal na acht oktober misschien wel luwen, maar zeker niet overgaan. Bij de CVP tast hij de efficiëntie van de oppositie aan (zie kader), bij de SP de stabiliteit van de coalitie.

Wellicht omdat gedeeld verlies een band schept, worden er de jongste maanden al eens begrijpende blikken gewisseld tussen SP en CVP. De CVP deelt in haar vernietigend rapport over één jaar paars opvallend minzame complimentjes uit aan de SP. En sommige socialistische excellenties betrappen zichzelf op heimwee naar de wat saaiere, minder bevlogen maar ook steviger manier van aanpakken die Jean-Luc Dehaene en Herman Van Rompuy eigen was. Met de CVP kon je zaken doen, zonder tierlantijntjes, zonder dure praatjes over nieuw-nieuwer-nieuwst, zonder clowneske nummertjes.

Verder gaat deze verstandhouding tussen de op 13 juni door de kiezer uit elkaar gespeelde partners evenwel niet. Hoe graag sommige CVP’ers dat ook mogen uitbazuinen, hoe graag ze zichzelf ook oppeppen in het geloof dat ze na acht oktober er opnieuw bij zullen zijn. Stel dat aan Vlaamse zijde een partij de brui zou geven aan paars, dan is er nog altijd Louis Michel (PRL). Hij maakte paars, zonder hem zal paars niet kraken. Over dat eerste – dat Michel (zeg maar: Wallonië) de kingmaker van paars in Vlaanderen is geweest – heeft de CVP in de begindagen van de regering vruchteloos geprobeerd publieke verontwaardiging los te weken. De CVP had een punt, en Pierre Chevalier (VLD) heeft dat twee weken geleden in Knack impliciet erkend, maar de publieke opinie zag en ziet er geen graten in.

ONDANK WAS DEHAENES LOON

De CVP heeft het afgelopen jaar wel vaker een punt gehad, maar de partij miskeek zich even vaak op die publieke opinie. Omdat de uitgediende CVP-ministers altijd gewend geweest zijn om met rationele analyses te overtuigen, kunnen ze niet begrijpen waarom hun oppositie niet aanslaat. Ze kunnen er met hun verstand niet bij waarom iedereen blijft zeggen en schrijven dat het goed gaat met paars, terwijl de CVP al meer dan eens een indrukwekkend lijstje heeft opgemaakt van paarse blunders en vooral van wat alle aangekondigde maatregelen samen de schatkist en dus de burger zoal zullen kosten.

Andere CVP’ers die minder gepokt en gemazeld zijn in de cultuur en het denken van de macht, en die iets meer feeling voor politieke marketing hebben, beseffen dat de vermaning ‘wie zal dat betalen?’ nooit lonend is voor diegene die de vermaning uitspreekt. De mensen willen geen slecht nieuws horen, de tijden zijn er niet meer naar. Ook Guy Verhofstadt heeft dat overigens in het laatste jaar van zijn oppositie begrepen: de term ‘Belgische ziekte’ heeft hij sindsdien niet meer uitgesproken. Gedaan met treuren en zeuren, dat heeft Noël Slangen er zeer goed ingepompt.

‘Ooit, vele jaren later, als de schatkist opnieuw in ademnood komt door dit paarse avontuur’, zegt een CVP’er, ‘zal de CVP misschien kunnen zeggen: zie je wel, we hebben het altijd al gezegd, maar niemand luisterde toen naar ons. Wel, we mogen dan al gelijk hebben, wat kopen we ermee?’

Het is misschien maar psychologie, maar het heeft evenzeer als de virtuele realiteit van opiniepeilingen een keiharde waarde in de Wetstraat. Dehaene heeft tot zijn laatste dag moeten opboksen tegen een diep geworteld crisisgevoel en -discours in de publieke opinie. Het oranje-rode project stond in het teken van besparen en rationaliseren. Ondank was Dehaenes loon. En op 13 juli 1999 werd alles anders. Alleen al het woordgebruik – ‘anders’ – volstond tot nu toe om de connotatie ‘beter’ ingang te doen vinden. ‘Er wordt op café weer over politiek gepraat’, zegt een regeringsbron. ‘ Gepraat zeg ik wel, en niet of toch minder gekankerd’.

De economie boerde onder Dehaene II niet veel beter of slechter dan sinds het aantreden van paars, en er was niet meer of niet minder crisis dan vandaag. Omgekeerd weten ze in regeringskringen vandaag dat België nog altijd de tweede hoogste schuldratio van de Europese Unie heeft en – het is een goed bewaard geheim – dat er in de eerste helft van 2000 eigenlijk al 40 miljard meer (te veel) is uitgegeven dan in heel 1999. De begrotingsopmaak voor het jaar 2001 wordt een harde klus, en ze zal bovendien samenvallen met de al even moeilijke knopen die moeten worden doorgehakt in het pensioendossier en de fiscaliteit.

Maar nogmaals, stemmingen, in goede of slechte zin, laten zich weinig gelegen aan harde feiten. Ook de bevraging van de bevolking over de modernisering van het overheidsapparaat mag dan al een dure propagandastunt zijn, en wetenschappelijke onzin, ze kan bijdragen tot een herwonnen goed gevoel bij de bevolking. Dat laatste mag voor rationele analisten dan al quatsch zijn, in de mechanismen van de politiek is zoiets uiterst belangrijk en zelfs beslissend voor winst of verlies.

PROCTER AND GAMBLE

Macropolitiek gesproken heeft paars een jaar na de aftrap dus nog altijd de wind in de zeilen. Dat maakt er de sfeer binnenskamers, in de microkosmos van de Wetstraat, desondanks niet minder grimmig om. Ten eerste weet iedereen dat een goede ambiance net zo snel en onverklaarbaar weer kan omslaan. Tony Blair kan daar de jongste tijd van meespreken. En ten tweede, los van de paarse collectieve wil om te slagen blijft het voor elk van de partijen in de regeringen vooral om zichzelf gaan. De vragen die op 13 juni werden opgeworpen, blijven door de gangen van kabinetten en partijkwartieren spoken: hoe groot blijven we, hoe worden we groter, hoe blijven we – in het geval van de SP – ter linkerzijde de eerste viool spelen, enzovoort.

Dat is een heel ander gegeven dan voor 13 juni. In de oranje-rode regeringen waren de regeringspartijen niet elkaars voornaamste electorale concurrenten. De concurrentie zat aan de andere kant, in de oppositie: de VLD voor de CVP, Agalev voor de SP (en het Vlaams Blok voor iedereen, maar dat is hier minder relevant).

Paars-groen daarentegen moest er de ingebouwde concurrentie bijnemen. Een topminister, ook handelsingenieur, vergeleek de regering met Procter and Gamble: twee of meer waspoeders moeten zich binnen hetzelfde huis tegen elkaar bewijzen. Dat heeft nadelen – het stelt de stabiliteit permanent op de proef – maar ook voordelen. ‘Als een paarse minister een idee lanceert’, zegt een CVP’er, ‘moeten wij ons reppen om onze kritiek te formuleren. Meestal is iemand uit de meerderheid ons voor. Zo blijven wij buiten beeld.’

Of zoals het maanden geleden al heette in een interne CVP-analyse: ‘Velen wachten gewoon tot de huidige regering uit de bocht gaat en valt. Maar dat is verre van evident. Als deze coalitie de rit uitrijdt dan zullen alle partijen van de meerderheid zich elk voor zich profileren en zal je dus periodes krijgen waarbij bepaalde partijen zich profileren als oppositie binnen hun eigen meerderheid. Dat zal alle aandacht krijgen in de pers, en intussen zal de echte oppositie buiten de meerderheid geen of slechts geringe aandacht krijgen. En waar staat de CVP dan? Dan is de overbodigheid van de CVP aangetoond.’

Direct en indirect geeft de zwakste schakel in de ploeg, de SP, het meest aanleiding tot frictie. En dat is niet in tegenspraak met de vaststelling dat de SP-ministers alom geprezen worden als de sterkste, meest ervaren regeerders in deze regering. Die expertise ten spijt gaat het nog altijd om een partij die elke dag moet denken aan en vechten om zijn overleving. In dat gevecht raakten ze gebrouilleerd met hun ‘natuurlijke’ bondgenoot Agalev. De escalatie van het rood-groene gekissebis – dat Patrick Janssens vorige week onder controle probeerde te krijgen – had heel concrete oorzaken (zie kader).

In de VLD (de top van ministers, fractieleiders en partijvoorzitter Karel De Gucht tafelt elke woensdagavond) wordt de profileringsdrang van de SP met gemengde gevoelens gevolgd. ‘De VLD heeft er geen baat bij dat de SP op acht oktober helemaal tegen de vloer gaat’, zegt een VLD-bron. ‘We begrijpen dus perfect dat ze zich moeten profileren. Overigens gedogen we het ook omdat we voorlopig toch in de opiniepeilingen zien dat het niet echt loont voor de SP. Of nee, laat mij het anders zeggen: baat het de SP niet, het schaadt ook de VLD niet. Dat proberen we ook uit te leggen aan partijgenoten die ongeduldig worden en die zich afvragen waar wij in de federale regering blijven. Paars slaat aan en dus zijn wij er vrij gerust op dat dit op termijn ook wel zal afstralen op de VLD. Per slot van rekening wordt de regering die deze ommekeer gestalte geeft, geleid door een liberale premier en is de VLD de grootste partij in die coalitie.’

Overigens duldt Guy Verhofstadt geen liberale profilering aan zijn zijde. Alleen De Gucht heeft daar een officieel mandaat voor gekregen. Marc Verwilghen heeft er geen belangstelling voor, Jaak Gabriëls mag blij zijn dat hij erbij is, Daems moet er niet aan denken, en als er eens een backbencher zoals Stef Goris amok maakt in het parlement – hij maakte het minister van Defensie André Flahaut (PS) knap lastig over de legerhervorming – wordt dat snel afgestopt door een telefoontje uit de Wetstraat 16. Alleen Pierre Chevalier zit goed in zijn vel.

KOMMA VAN VIJF MILJARD

Krijgen de liberale ministers in de Vlaamse regering veel speelruimte van minister-president Patrick Dewael, en overtuigen Dirk Van Mechelen en Marleen Vanderpoorten door hun degelijkheid, in de federale regering kan Rik Daems onmogelijk zijn officieuze rol als eerste VLD’er in de regering vervullen. ‘Hij is in deze regering niet wat Herman Van Rompuy naast Jean-Luc Dehaene was in de vorige regeringen’, zegt een VLD’er. ‘Rik is het niet, hij kan het niet en hij mag het ook niet’.

Daems zelf zegt dat hij het ook niet wil, natuurlijk. Dat hij zijn rol speelt op het kernkabinet, zoals hij in de boeiende oppositietijden de stille fixer was toen de ego’s botsten (Verhofstadt en Verwilghen). Maar hij voelt niet de behoefte om ook de buitenwereld te overtuigen van zijn gewicht in regering of partij. Iedereen die de man een beetje kent weet dat hij nooit om vorm- of uiterlijkheden gegeven heeft, toch? Didier Reynders (PRL) trommelt de hele pers op als hij eens een bezoek brengt aan een belastingkantoor, geen camera mocht Daems volgen toen hij in het holst van de nacht binnenviel in menig postkantoor en sorteercentrum.

Kampt Daems heel misschien en maar een heel klein beetje met een gebrek aan erkenning in de eigen partij en daarbuiten, hij zoekt en vindt troost in de omvang en de inhoud van zijn portefeuille. Anderen zijn bezig met klassieke uitvoerende taken, Daems managet. Anderen beheren, hij moet creatief zijn. ‘Als ik mij van komma vergis, ben ik vijf miljard kwijt. En ik ben toch al snel verantwoordelijk voor de jobs van zo’n 150.000 mensen. Verwacht van mij dus geen losse flodders of ballonnetjes. Dat laat ik aan anderen over.’ En vooral: Daems is voor op zijn tijd, hij is bezig met het tijdsgewricht dat zal aanbreken na de actieve welvaartsstaat. Als hij Bill Gates wil zien, ziét hij hem. De geschiedenis geve hem zijn juiste plaats.

Dit alles neemt niet weg dat iedereen in de VLD – en Daems nog het meest – weet dat de posities binnen de partij op een jaar tijd grondig veranderd zijn. Daems is een belangrijk voordeel kwijtgespeeld: jarenlang kon hij in de VLD teren op de steun van liberalen die Verhofstadt ’te hard’ vonden, een sta-in-de-weg om voor de CVP aanvaardbaar te zijn als regeringspartner. Dat gegeven is inmiddels vanzelfsprekend achterhaald, nu zelfs de socialisten de man roemen van wie ze gisteren nog zeiden dat hij de pensioenen van hun kiezers zou afpakken.

Het is in die gekruide sfeer dat het vooral bij VLD-kabinetten al wekenlang gonst van op til zijnde ministerwissels. Voor na acht oktober wel te verstaan. Er wordt dan vooral gedacht aan een eventuele ontdubbeling van Dewaels portefeuille. De VLD zou er dan een ministerpost bij kunnen krijgen, wat een aanleiding kan zijn om maar meteen ook federaal een stoelendans door te voeren. Het zijn maar gissingen natuurlijk, zoveel waard als opiniepeilingen.

VOORUITGANGSOPTIMISME

Botsen doet het tussen VLD en SP alleen als Steve Stevaert of Johan Vande Lanotte al te duidelijk mikken op een publiek waar ook De Gucht op rekent om de grootste volkspartij (met dertig procent) te worden. Dat was onderhuids het geval met de afschaffing van het kijk- en luistergeld. Over het al dan niet afbouwen van het wettelijk pensioenstelsel en het aanboren van kapitalisatieformules kwam het tot een openlijke ruzie tussen Vande Lanotte en de VLD-voorzitter. Louis Michel en Guy Verhofstadt moesten blussen. Op datzelfde terrein wil ook Agalev nog voor het zomerreces van zich laten horen. De groenen maken nog deze week hun wensen voor een sociaal rechtvaardiger en groene fiscaliteit bekend, wel wetende dat het echte debat in het najaar zal worden gedomineerd door liberale en socialistische koppen.

Zoveel nervositeit, zoveel achterklap in de keuken: het heeft niets te maken met een open debatcultuur, des te meer met de zeer onvoorspelbaar geworden evoluties op de politieke markt. Wie staat straks nog waar, en hoe groot of klein? Die vragen reiken zeker en vast verder dan acht oktober. En omdat de CVP met dezelfde vragen zit, is het amper een barometer voor succes of falen van paars. Meer nog, dat nerveuze gesnuffel hindert tot nader order geenszins het paarse vooruitgangsoptimisme. Jean-Luc Dehaene is erin geslaagd om zijn ploeg in veel moeilijker tijden, met een veel minder coherent en vooral minder prettig project toch samen te houden. Verhofstadt heeft het ondanks de schijn van het tegendeel nog geen enkele keer echt lastig gekregen.

‘Het enthousiasme om aan het politieke najaar te beginnen is groot’, zegt een regeringswoordvoerder. ‘Het gaat om inhoudelijk zeer boeiende dossiers. En het gaat over dingen die de mensen begrijpen: over pensioenen en belastingen. Dat is toch een schitterend geschenk voor de politiek?’ Het is inderdaad iets totaal anders dan de politieke negotiatie over wie, hoeveel en op welke post moet besparen. Om nog maar te zwijgen van de ondankbare en nimmer lonende taak om maatschappelijke crisissen te moeten bezweren die België tot voor kort tot de zielige man van Europa maakten. Want dát zal in elk geval zo woordelijk op het A4’tje staan dat Verhofstadt op 9 juli aan de CVP zal voorleggen: ‘België staat opnieuw op de wereldkaart’.

De enige factor die niemand onder controle heeft, is de Volksunie. Geen Louis Michel die daar iets aan te zeggen heeft. Maar tussen vandaag en eind 2001, wanneer de VU de communautaire afrekening wil maken, liggen nog twee prettige zomervakanties.

Filip Rogiers Walter Pauli

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content