Het aanhoudende tekort aan orgaandonoren kan ingeperkt worden als meer mensen die euthanasie krijgen hun organen zouden afstaan. De kwestie ligt gevoelig in de medische wereld.
Er is in ons land behoefte aan donoren van hart, lever, longen, nieren en pancreas. Sinds 1986 hebben we een wet die bepaalt dat elke Belg orgaandonor is, tenzij je je daar uitdrukkelijk tegen verzet met een verklaring op het gemeentehuis – opting out, zoals dat heet. België telt ongeveer 30 donoren per miljoen inwoners en staat daarmee op de derde plaats in Europa, na Spanje en Kroatië. Toch staan mensen soms jaren op de wachtlijst, of overlijden ze omdat niet tijdig een geschikte donor werd gevonden. Eind 2013 stonden in België 1161 mensen op de wachtlijst, maar waren er slechts 306 geschikte donoren. In datzelfde jaar kregen ook 1807 mensen euthanasie. 10 procent van hen blijkt potentieel geschikt als orgaandonor. Op het eerste gezicht lijkt het dus simpel om het aantal donoren fors op te trekken met euthanasiepatiënten als orgaandonor.
Alleen is orgaandonatie na euthanasie nog vrij onbekend bij het brede publiek. Een nieuwe brochure – het resultaat van twee jaar overleg tussen de Belgische Transplantatie Vereniging (BTV), het Levenseinde Informatie Forum (LEIF) en vzw De Maakbare Mens – moet het idee verspreiden. Een van de auteurs is professor Dirk Van Raemdonck, voorzitter van de Raad voor Transplantatie van het UZ Leuven en specialist in longtransplantaties.
DIRKVAN RAEMDONCK: In 2005 werd een orgaandonatie na een euthanasie uitgevoerd in het UZ van Antwerpen (UZA) door een team van professor Dirk Ysebaert. Een vrouw die na een hersenbloeding volledig hulpbehoevend was, vroeg euthanasie. Een maand voor haar euthanasie hoorde ze op de radio dat er een groot tekort was aan donororganen. Ze vroeg haar arts of ze ook donor kon worden. ‘Dan doe ik nog iets goeds met mijn lijf’, zei ze. Haar vraag werd voorgelegd aan het ethisch comité van het UZA, en dat heeft ermee ingestemd. Het was een wereldprimeur, waarover in medische vakbladen wel wat commotie ontstond. Transplantatiechirurgen kregen kort nadien een soortgelijke vraag van een psychiater die een patiënt begeleidde bij zijn euthanasievraag, en die ook organen wilde doneren. Uiteindelijk heeft het bestuur van de BVT overlegd met LEIF-artsen. Daaruit bleek dat mensen die euthanasie willen geregeld vragen dat hun zelfgekozen levenseinde nut zou hebben voor de samenleving. De voorbije tien jaar waren er 21 zulke donoren, van wie we 84 organen konden transplanteren.
Orgaandonatie na euthanasie gebeurt dus al in alle discretie sinds 2005. Willen transplantatieartsen de praktijk stimuleren met de brochure?
VAN RAEMDONCK: Nee, het is niet de bedoeling om het te promoten, maar om uit te leggen hoe het praktisch mogelijk is. Trouwens, slechts een kleine minderheid van de euthanasiepatiënten komt in aanmerking als donor, en van die potentiële donoren valt wellicht nog eens de helft af om allerlei medische redenen. Maar zo’n honderd extra donoren per jaar kunnen een groot verschil maken voor de wachtlijst. We hebben een duidelijke donorwetgeving en een goede euthanasiewetgeving, en bij orgaandonatie na euthanasie worden die allebei nauwgezet toegepast. Volgens de donorwet zouden we zelfs zonder expliciete toestemming bij een euthanasiepatiënt organen kunnen wegnemen, zoals bij elke patiënt die overlijdt en zich niet tegen orgaandonatie heeft verzet. Maar dat doen we niet. Het gaat uitsluitend over patiënten die vrijwillig en uitdrukkelijk zowel voor euthanasie als voor orgaandonatie kiezen. In feite gaat het dus altijd om een dubbele wilsbeschikking van de patiënt. De transplantatiechirurg is ook helemaal niet betrokken bij de euthanasievraag. We wéten dat zelfs niet. Pas nadat een euthanasievraag is goedgekeurd, en de patiënt ook besliste dat hij organen wil doneren én nadat die beide beslissingen door de ethische commissie van het ziekenhuis zijn goedgekeurd, worden wij op de hoogte gebracht.
Hoe verloopt het in de praktijk?
VAN RAEMDONCK: Zodra we op de hoogte zijn, neemt de transplantatiecoördinator contact op met de patiënt en met de artsen die voor de euthanasie zorgen. De patiënt moet bijvoorbeeld akkoord gaan met enkele extra onderzoeken. We nemen bloed af, controleren de medische historiek, nemen een echografie van de buik en röntgenfoto’s van de longen om te controleren of organen bruikbaar zijn. Dat is allemaal niet evident voor iemand die al besloten heeft om te sterven. We moeten ook uitleggen dat de euthanasie niet thuis in de vertrouwde omgeving maar in een ziekenhuis moet gebeuren, dicht bij het operatiekwartier. Na het overlijden moeten we snel handelen, want organen sterven snel af. Ook de familie moet weten dat ze na het overlijden maar enkele minuten bij hun dierbare zal kunnen blijven. Zodra de dood is vastgesteld wordt de overledene naar de operatiezaal gebracht, en daar moeten we vijf minuten wachten voor we opereren. Euthanasiemiddelen veroorzaken hartstilstand, waardoor de bloedcirculatie stilvalt. Maar een patiënt is pas overleden als hij ook hersendood is, en dat duurt ongeveer vijf minuten nadat de hersenen geen bloedtoevoer meer krijgen door de onomkeerbare hartstilstand. Ook dat wordt scrupuleus toegepast.
Welke euthanasiepatiënten zijn ongeschikt als donor?
VAN RAEMDONCK: Kankerpatiënten komen bijvoorbeeld nooit in aanmerking omdat het risico van uitzaaiingen in vitale organen te groot is. Die groep vormt ongeveer driekwart van alle euthanasiepatiënten. In de praktijk komen dus vooral patiënten in aanmerking met ongeneeslijke en fatale neurologische en spierziekten, of mensen die aanhoudend en ondraaglijk psychisch lijden.
Niet-terminale psychiatrische patiënten die euthanasie vragen en orgaandonor worden, is dat niet delicaat?
VAN RAEMDONCK: Wie ondraaglijk psychisch ziek is, kan perfect fysiek gezond zijn. Het is inderdaad delicaat, en de artsen die de euthanasievraag behandelen moeten dat zeer zorgvuldig afwegen. De wet schrijft voor dat geen twee maar drie artsen – onder wie een psychiater – de euthanasievraag van niet-terminale patiënten moeten beoordelen. Transplantatieartsen zijn daar totaal niet bij betrokken, en die scheiding is terecht zeer streng. Wij mogen ook niet zelf de dood van de patiënt vaststellen. Ook dat gebeurt door drie artsen die niet bij de transplantatie betrokken zijn, en onafhankelijk van elkaar.
Speelt de leeftijd van een patiënt een rol?
VAN RAEMDONCK: De gemiddelde leeftijd van die 21 donoren na euthanasie was ongeveer 50 jaar. Maar de leeftijd stijgt voor alle donoren. Begin jaren negentig hadden we vooral jonge donoren, vaak verkeersdoden of zware arbeidsongevallen. Intussen is de verkeersveiligheid toegenomen en zijn er ook meer maatregelen voor veiligheid op het werk. Maar leeftijd is eigenlijk geen probleem, want we kijken vooral naar het donororgaan zelf. Iemand van zeventig jaar die nooit gerookt heeft, kan betere longen hebben dan een achttienjarige die cannabis heeft gerookt.
Wie beslist over de donororganen?
VAN RAEMDONCK: Alle donororganen worden volgens specifieke richtlijnen verdeeld door Eurotransplant, de organisatie waarin acht Europese landen samenwerken. Het blijft gevoelige materie en daarom is binnen Eurotransplant afgesproken dat donororganen van euthanasiepatiënten uitsluitend worden toegewezen aan landen met een euthanasiewet. Dus alleen Nederland, Luxemburg en België komen in aanmerking en niet Duitsland, Hongarije, Kroatië, Oostenrijk en Slovenië.
In België is euthanasie niet evident in katholieke ziekenhuizen. Geldt dat ook voor orgaandonatie na euthanasie?
VAN RAEMDONCK: We leggen meer de klemtoon op palliatieve zorg dan op euthanasie, maar onze ethische commissie staat positief tegenover deze mogelijkheid van orgaandonatie. Ook rector Rik Torfs van de KU Leuven steunt dit. Toen ik onze ethische commissie de transplantatie van donorlongen van een euthanasiepatiënt voorlegde, was haar advies dat het onethisch zou zijn om de laatste wens van de euthanasiepatiënt níét te respecteren.
De brochure Orgaandonatie na euthanasie is verkrijgbaar via www.leif.be
DOOR JAN LIPPENS
‘Honderd extra donoren per jaar kunnen een groot verschil maken voor de wachtlijst.’