Weinig Belgen denken er bij leven aan, maar ooit krijgen we allemaal een uitvaart. Knack stortte zich in de wondere wereld der uitvaartverzekeringen, begrafenisondernemers, en rouwprentjes. Stoofvlees op de koffietafel, het kan tegenwoordig allemaal.

A ls we dood zijn, groeit er/ gras op onze buik/ gras op onze buik/ gras op onze buik. Maar zoals het met oude volkswijsjes wel vaker het geval is, zijn de zeden onderhand veranderd, en is het tegenwoordig niet meer vanzelfsprekend dat het gras na uw dood nog op uw buik groeit. Want op een bepaald moment komen we allemaal te gaan, en over wat nabestaanden dan bekokstoven, hebben u en ik geen controle. Uitvaarten zijn big business geworden. Koen Wauters componeerde enkele jaren geleden zelfs een lied voor de Nederlandse uitvaartverzekeraar Dela. Daarom besluit ik mijn uitvaart op voorhand te regelen. Want één ding wil ik bij leven voorkomen: Koen Wauters komt niet zingen op mijn uitvaart. Over mijn lijk.

Gelukkig hoeft u tegenwoordig niet dood te gaan eer u uw begrafenis kunt regelen. In tegenstelling tot buurlanden als Nederland en Frankrijk zijn uitvaartverzekeringen in België evenwel nog geen gemeengoed. Volgens een schatting van de Nederlandse uitvaartmaatschappij Dela beschikt slechts dertien procent van onze landgenoten over een uitvaartverzekering. Ter vergelijking: in Nederland is dat om en bij de 75 procent. Afhankelijk van het soort verzekering heeft de begunstigde na overlijden recht op diensten (een begrafenis) of een bepaald bedrag, waarmee de begrafenis bekostigd kan worden. Als de uitvaart goedkoper uitvalt dan het verzekerde bedrag, wordt het overschot aan de nabestaanden uitgekeerd.

Kopzorgen

We lopen binnen bij een niet nader te noemen uitvaartcentrum. De toonzaal is opgetrokken uit sobere tegels. In het funerarium is een begroeting aan de gang: mensen sjokken af en aan in kleine groepjes. Ik word er ontvangen in een klein kantoortje. Echt vaak gebeurt het niet, dat zijn klanten hun uitvaart helemaal op voorhand uitstippelen, zegt de zaakvoerder me. ‘Dat is jammer, want je bezorgt er je nabestaanden een hoop kopzorgen mee. Vaak ervaart de familie het juist als positief dat de overledene een regeling heeft getroffen. Dan weten ze dat ze echt de laatste wens uitvoeren.’

Ter zake. De begrafenisondernemer heeft een notitieblokje genomen en noteert mijn wensen. Het samenstellen van een uitvaart is een rigoureuze oefening, zo blijkt. ‘De meeste klanten die op voorhand hun uitvaart samenstellen, zijn mensen zonder kinderen’, vertelt hij. ‘Dat geeft hen een zekere gemoedsrust: zo weten ze zeker dat ze na hun dood deftig begraven zullen worden.’ Hij ontkracht ook enkele urban legends. Lijken komen niet overeind zodra de oven aanslaat. Ze worden ook niet in stukken gebroken als ze niet in de kist kunnen. Hij vertelt over dat ene oude vrouwtje, dat erop stond dat haar man zaliger dikke kousen aan zou hebben, opdat hij geen koude voeten zou krijgen in zijn doodskist.

Over de basisbestanddelen van mijn uitvaart zijn we snel uitgepraat: crematie, verstrooiing, doodskist, bloemen noch kransen. Mijn begrafenisondernemer drukt me op het hart zeker op voorhand een mooie foto te laten nemen, zodat hij niet met Photoshop aan de slag hoeft. Wanneer ik de plaats van de dienst moet kiezen, geeft hij toch een waarschuwing mee. ‘Dat kan in een kerk of een crematorium, maar evengoed in een cultureel centrum. Alleen moet je daarmee oppassen. Voor hetzelfde geld gaat je familie een week later in dezelfde zaal naar pakweg Urbanus kijken, en zien ze in gedachten de hele dag die kist staan. Hetzelfde geldt trouwens voor de muziek. Zeker als je een bekend nummer kiest, krijgen mensen dat nadien nog vaak te horen. Dat vinden de meeste mensen zeer onaangenaam.’ Tegen beter weten in vraag ik hem dan maar wat standaard klassieke muziek te draaien. Daar gaat mijn plan om The Final Countdown of Highway to Hell te laten spelen.

Pièce de résistance van elke uitvaart is het rouwprentje. Want ze bestaan, de verwoede verzamelaars die dienst na dienst afschuimen om hun verzameling aan te vullen. Wens ik een gedichtje op mijn rouwprentje, wil de begrafenisondernemer weten. Ik antwoord dat ik eerlijk gezegd geen idee heb. ‘Geen probleem’, reageert hij, terwijl hij twee dikke zwartlederen mappen op het bureau ploft met daarin een kleine bibliotheek aan rouwteksten. Als het lichaam niet meer wil/ en het leven wordt een lijden/ kan men dankbaar zijn/ dat God het komt bevrijden. Stichtende woorden, alleen jammer dat ik nog niet weet waaraan ik ga sterven. Of wanneer.

Ook de koffietafel is niet meer wat ze geweest is. ‘De meeste nabestaanden opteren nog steeds voor de klassieke belegde broodjes, maar eigenlijk is alles mogelijk. Ik heb het al meegemaakt dat de overledene liet optekenen dat hij stoofvlees met frieten wou laten opdienen, omdat hij dat zelf zo graag at.’ Bij gebrek aan culinaire verfijning besluit ik het bij een gewone broodjesmaaltijd te houden. Hoeveel volk verwacht ik eigenlijk? Is iedereen welkom op de koffietafel of wil ik enkel ‘ingewijden’?

Tijdens mijn gesprek dwalen mijn ogen af naar een onopvallend kadertje aan de muur. Zij die niets meer vragen zijn mijn klanten/ Hun eeuwige rust ligt in mijn handen/ Ik verzorg hun uitvaart tot in en op de punt/ En dat is hen dan ook in vredige rust gegund, staat er te lezen. Omdat ik als klant voorlopig wel nog vragen kan stellen, wil ik weten of ik mijn uitvaart nu volledig naar eigen wens zal krijgen. ‘Helemaal begraven worden zoals u het wilt, kan niemand u garanderen’, waarschuwt de begrafenisondernemer me. ‘Zelfs als u uw begrafenis volledig uittekent, kan het zijn dat uw nabestaanden beslissen het op een andere manier te doen.’ Hij raadt me aan mijn laatste wilsbeschikking te laten registreren. Dan heb ik zelfs na mijn dood een stok achter de deur.

Registratie

De volgende dag loop ik binnen op de Dienst Bevolking. Het is ongepast stralend weer, werkelijk iedereen lijkt wel vrolijk. Wanneer ik mijn volgnummer zie oplichten, schuifel ik met het nodige lood in de schoenen naar het loket. Aan de andere kant zit een vriendelijke jongedame. Ze kijkt niet eens op als ik haar zeg dat ik mijn laatste wil wens te laten optekenen. Droog doorloopt ze de procedure. ‘Wenst u begraven te worden volgens de katholieke, protestantse, anglicaanse, orthodoxe, joodse, islamitische, vrijzinnige of neutraal filosofische eredienst?’ hoor ik haar stem in de verte galmen. Wat is het verschil tussen vrijzinnig en neutraal filosofisch, wil ik weten. De blik van de jongedame op het computerscherm verstart. ‘Geen flauw idee, mijnheer.’

Ondanks mijn ontkerstening ben ik even geneigd om ‘orthodox’ te zeggen, maar ik beheers me. Als ik Pussy Riot ooit op mijn eredienst wil, kan ik maar beter voor vrijzinnig kiezen. De jongedame laat het toetsenbord even ratelen. Wat moet er met mijn lichaam gebeuren? Begraving? Crematie gevolgd door begraving van de assen binnen een begraafplaats? Bijzetting van de assen in een columbarium? Verstrooiing van de assen in een strooiweide? Verstrooiing van de assen in de Belgische territoriale zee? Begraving of verstrooiing van de assen buiten de begraafplaats? De mogelijkheden suizen me om de oren. Een laatste wilsbeschikking is blijkbaar nog uitgebreider dan een Ikea-catalogus, en zorgt voor minstens evenveel existentiële twijfel. Ik voel er eigenlijk wel iets voor om na mijn dood in Belgische territoriale wateren te vertoeven. Op die manier wordt mijn heengaan toch een beetje een vrolijk uitje aan de kust.

Wanneer ik mijn handtekening zet, voelt het niet alsof ik mijn doodvonnis teken. Een zekere gemoedsrust maakt zich van me meester. Mijn nabestaanden hoeven zich geen zorgen meer te maken. Het komt misschien toch nog goed tussen de Belgische kust en ik. Er komt geen Clouseau tijdens mijn herdenking. Met een energieke krabbel onderteken ik het document. Na mijn dood word ik uitgestrooid in Belgische territoriale wateren. Benieuwd of België dan nog bestaat.

DOOR JEROEN ZUALLAERT

Koen Wauters komt niet zingen op mijn uitvaart. Over mijn lijk.

Een laatste wilsbeschikking is blijkbaar nog uitgebreider dan een Ikea-catalogus, en zorgt voor minstens evenveel existentiële twijfel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content