Voor de Limburgse CVP is het bij de gemeenteraadsverkiezingen erop of eronder. In de provincie waarin de paarse coalitie haar eerste vingeroefeningen hield, kreeg de plaatselijke CVP de primeur om zich te trainen in de oppositie.
De Limburgse CVP kan zich prettigere tijden voorstellen. Wat mandaten betreft, zit de partij op een historisch dieptepunt. Nationaal in de oppositie, dus geen ministers, provinciaal in de oppositie, dus geen bestendig afgevaardigden. Sinds 1994 bestaat er bovendien in veel grotere Limburgse steden en gemeenten een verbond tussen SP, VU of VLD – als er maar geen CVP’ers in het bestuur zitten. Resultaat: minder burgemeesters en schepenen dan ooit. Dat is een hoogst oncomfortabele uitgangspositie voor een formatie die zich altijd heeft geprofileerd als dé beleidspartij. Steve Stevaert vertelt nog altijd de anekdote dat hij in het begin van de jaren negentig werd berispt door Jef Gabriëls, CVP-burgemeester van Genk – op provinciaal niveau zat de CVP toen al in de oppositie. Gabriëls ging niet akkoord met een topbenoeming bij Interelectra: ‘Het móét een christen-democraat zijn. Dat kan niet anders. Volgende keer zitten we immers weer in de meerderheid.’
Die terugkeer verliep trager dan Jef Gabriëls had gedroomd. Dat zorgt voor extra hoofdbrekens. Zeker vandaag krijgt een beleidspartij in de oppositie het moeilijk om zich te profileren. Het huidige paarse beleid is immers het slechtste niet, en bovendien boomt de economie in Limburg – de laatste grote economische ramp was het faillissement van Nova, de Tongerse producent van elektrische huishoudtoestellen. En al laakte het ACV niet helemaal onterecht de weinig actieve opstelling van de Tongerse burgemeester Patrick Dewael in dat dossier, Nova heeft geen diepe sporen nagelaten.
Ook overtuigde CVP’ers ervaren wel dat het vandaag beter toeven is in Limburg dan halverwege de grauwe jaren tachtig, de tijd van de mijnsluiting. Dat maakt de klus voor hen niet makkelijker. Want net zoals paars in Limburg een voortrekkersrol speelde, deed de CVP dat eigenlijk ook. Limburgse CVP’ers hebben zich eerder en langer kunnen trainen in de oppositie. Pittiger uitgedrukt: willens nillens moesten ze leren omgaan met politieke frustraties.
MONOPOLIE
Want pijn doet het wel, die oppositiekuur. Merkwaardig overigens hoe snel een ogenschijnlijk oninneembare burcht gesloopt werd. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 1976 (de start van de nieuwe fusiegemeenten, dus de eerste uitslag waarmee zinvol te vergelijken valt) domineerde de CVP Limburg zoals de CSU dat graag doet in Beieren. In 27 van de 44 gemeenten behaalde de CVP de absolute meerderheid. Elders miste ze die meestal op één of twee zetels na.
Die cijfers deden ook in Brussel de wenkbrauwen fronsen. In Knack presenteerde Frans Verleyen die verkiezing onder het motto Vlaanderen stemt braaf, en bij die beoordeling had hij vooral Limburg voor ogen. En omdat de Belgische politieke regels de grootste politieke partij nog een extra bonus geven, kreeg de CVP Limburg helemaal in haar greep. In een destijds ophefmakende studie voor het CRISP (Centre de Recherche et d’Information Socio-Politique) legden LUC-hoogleraar Mieke Van Haegendoren en haar assistent Ludo Vandenhove uit hoe de CVP in Limburg haar macht organiseerde. In Hasselt behaalde de CVP bijvoorbeeld met 48,8 procent van de stemmen 20 van de 37 zetels, dus de absolute meerderheid. Van Haegendoren en Vandenhove rekenden uit dat de CVP in Limburg met 40 procent van de stemmen 47 procent van de gemeenteraadsleden mocht leveren, 68 procent van de schepenen en 70 procent van de burgemeesters. Op het provinciale niveau was het niet anders: vijf van de zes bestendig afgevaardigden waren CVP’ers, alsook acht op de tien intercommunale bestuurders.
DE KERK LOOPT LEEG
De meeste waarnemers deden Limburg toen af als een soort Beieren in de Kempen. Slechs weinigen begrepen (en bijna niemand schreef het) dat de politieke constellatie steeds minder strookte met de maatschappelijke realiteit. Uitgerekend in datzelfde 1976 merkte godsdienstsocioloog Karel Dobbelaere in het gespecialiseerde tijdschrift Collationes op dat de Limburgse clerus sterker verouderde dan elders, dat er ginds dus beduidend minder roepingen waren. Maar dat was politiek zogezegd niet relevant.
Maar amper drie gemeenteraadsverkiezingen later is dat CVP-bolwerk wel ontmanteld. In 1976 sloeg Jaak Gabriëls in Bree een eerste bres, in ’82 en ’88 werd de CVP-burcht verder gesloopt. Na de verkiezingen van 1991 vloog de CVP uit de bestendige deputatie, waardoor de zogenaamde ‘CVP-gemeenten’ plots niet meer automatisch bevoorrechte partners waren voor de deputatie.
De CVP reageerde verongelijkt – zeer verongelijkt. ‘We hadden het even moeilijk om in de oppositie een goede strategie te kiezen, want aanvankelijk zaten de frustraties diep’, geven vooraanstaande CVP’ers vandaag schoorvoetend toe. Tussen 1991 en 1995 waren het telkens CVP’ers die een golf van scandalitis in Limburg veroorzaakten. Het KS-dossier ontaardde in een regelrechte guerrilla, negen op de tien keer aangestookt door CVP’ers, de christelijke en socialistische ziekenfondsen vochten hun Limburgse concurrentieslag bij het RIZIV uit – hier moest de socialistische Voorzorg inbinden.
GROOT-OOSTEN
De CVP hoopte wellicht dat harde oppositie zou resulteren in een hoge electorale score, maar de verkiezingen van 1994 draaiden uit op een kleine ramp. Het waren bovendien de eerste lokale verkiezingen volgens de Sint-Michielsafspraken, dus gemeente en provincie samen. In Limburg sloeg paars haar grote slag. Niet alleen bleef de CVP in het provinciebestuur in de oppositie, bovendien zorgde paars op gemeentelijk niveau voor een domino-effect: het ene CVP-college na het andere werd vervangen door een paarse coalitie. In provinciehoofdstad Hasselt, in nagenoeg alle belangrijke Zuid-Limburgse steden en gemeenten (Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen); in het hele Maasland (Lanaken, Maasmechelen, Maaseik, Kinrooi); in de hele westelijke grensstreek met haar nijverheid en industrieën (Tessenderlo, Ham, Lommel); overal belandde de CVP in de oppositie. Het refrein was bekend: waar de CVP de absolute meerderheid verliest, belandt ze met een grote wetmatigheid in de oppositie. De rest in de meerderheid, de CVP eenzaam in de oppositie, zo luidt de politieke invulling van Limburg allein. Sommige CVP’ers geloven oprecht dat de loge achter dat manoeuvre zit. Zowat alle CVP’ers verkondigen voor de eigen achterban ook die theorie, maar de verstandige christen-democraten weten beter en zullen de invloed van de Hasseltse werkplaats Tijl Uilenspiegel zeker niet overschatten. Laïcisering speelt in twee richtingen: Limburgers die wegblijven uit de kerk, bezoeken toch niet de tempels van het Groot-Oosten? En VU’ers als Johan Sauwens – in Limburg een essentiële component van paars – zijn trouwens praktiserend katholiek, bijvoorbeeld.
Wat wél klopt, is dat de oude christen-democratische machtsstructuur met gezamenlijke vlijt werd afgebroken. Vandaag erkennen paarse politici dat het om een bewuste strategie ging. Stevaert: ‘Ik weet dat Tobback geen voorstander was van paars, maar ik was geen voorstander van de trouw aan één partner, de CVP. Zo gaven we de CVP de kans om als het hen uitkwam aan partnerruil te doen. Maar partnerruil is geen katholieke deugd, en daarom hebben we hen daarvoor in Limburg behoed: vanaf het ogenblik dat het wiskundig kon, zochten we zelf andere partijen aan. Dat is de enige manier om van de CVP een partij als alle andere te maken. Deden we het niet, dan bestond altijd het risico om op een goede dag zonder veel verhaal gedumpt te worden.’
Door dat nieuwe – ‘paarse’ – begrip kantelden de krachtsverhoudingen in één generatie tijd. In het merendeel van hogervermelde steden en gemeenten – Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen, Tessenderlo, Lommel, Lanaken, Maaseik – had de CVP in 1976 immers nog de volstrekte meerderheid. Hier en daar slagen anderen daar nu in: de SP in Gingelom (Eddy Baldewijns) en Lommel (al vond Louis Vanvelthoven een meerderheid van 16 zetels op 29 te krap en behield hij de VLD als partner), de VLD doet dat in Zonhoven en Bree (Gabriëls).
TEGENAANVAL
Toch staat de Limburgse CVP hier en daar nog sterk. Wie de kaart bekijkt, ziet dat de oranje vlek weliswaar sterk krimpt, maar dat in centraal- en noordelijk Limburg een stevige kern overblijft. Twee gemeenten spelen daarin een sleutelrol: in het centrum ligt Genk, noordelijk daarvan Peer. Genk symboliseert de mijnstreek, Peer de perifere zandgronden van het Noorden.
Genk is een unicum: Genk is het centrum van het geïndustrialiseerde Limburg, het middelpunt van de oude mijnstreek. Zowat overal elders in Europa zijn uitgerekend dat de regio’s waar socialisten, ooit zelfs communisten hun machtsbasis organiseerden. In Limburg is het net omgekeerd. In Genk behaalt de CVP de absolute meerderheid, in Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder en Beringen omgorden CVP’ers de burgemeesterssjerp. Een degelijke verklaring voor dat fenomeen is totnogtoe niet gegeven. Komt het door de sterkte van het ACV? Door het feit dat veel migranten (nog) niet mogen stemmen, of dat de oudste groepen – Polen, Italianen, Spanjaarden en Grieken – de positie van de CVP eerder versterken dan verzwakken?
Minder verrassend is het behoud van de traditionele, noordelijke machtsposities (gemeenten als Overpelt, Neerpelt, Peer, Hamont-Achel, Hechtel-Eksel, Meeuwen-Gruitrode en Bocholt): of een absolute CVP-meerderheid, of een bijna absolute meerderheid. Zowel letterlijk als figuurlijk is Peer het epicentrum. Wie het ‘Peerse model’ analyseert, spreekt natuurlijk over Theo Kelchtermans. Ook zijn politieke tegenstrevers erkennen Kelchtermans als de feitelijke leider van de CVP in Limburg. Zijn woord telt, punt uit. Al won Kelchtermans die eersterangsrol mede door het wegvallen van andere sterkhouders, zoals Leo Delcroix en zijn Overpeltse ‘buurman’ Karel Pinxten (de affaire-Zincpower, de ophef rond zijn belastingaangifte, de dioxinecrisis). Kelchtermans kreeg alleen de zaak van de milieuboxen te verwerken. Maar de kiezer lijkt zich meer te amuseren met de praktische onhandigheid van dat ding dan dat hij de politieke rekening maakt van wat toch ruikt naar een zakelijke vriendendienst in de aanbesteding van dat contract.
Maar in de persoon van Theo Kelchtermans worden meteen de sterkte en de zwakte van dit model duidelijk. Sterkte, omdat Kelchtermans een politicus is zoals de traditionele CVP-achterban die graag ziet. Niet te cerebraal in zijn optreden, een no-nonsensebestuurder die vooral rust en kalmte uitstraalt, iemand die ook in zijn AN een Limburgse tongval laat doorklinken, binnen de partij ook een ACW’er die desondanks respect afdwingt en vertrouwen krijgt van middenstanders en werkgevers. Zwakte, omdat Kelchtermans niet de man is van de visionaire nieuwe ideeën en politiek vaak te zeer op veilig speelt. Dat blijkt ook uit zijn ministeriële carrière. Hoewel hij tussen 1985 en 1999 in vijf regeringen van wisselende kleur onafgebroken minister was, heeft hij nooit het gezicht van het kabinet ‘bepaald’. Vraag is dus of Kelchtermans in Noord-Limburg de laatste weerstand organiseert dan wel een nieuwe aanval kan lanceren.
Limburgse CVP’ers maken zich sterk dat ze in verschillende gemeenten de macht zullen heroveren. In Bree put de CVP – zij het onder de noemer Breek – moed uit de ’tegenvallende’ uitslag voor Jaak Gabriëls sinds hij de VU inruilde voor de VLD. Gabriëls behaalde in 1994 wel een comfortabele meerderheid van 15 zetels op 23, maar in ’88 behaalde de VU alleen al er 16, de PVV nog eens 2. In Bilzen aast de ambitieuze Erika Thijs op een terugval van Johan Sauwens. Die behaalde in ’94 weliswaar nog 41 procent van de stemmen, maar bij de parlementsverkiezingen van ’99 ‘nauwelijks’ een goede twintig procent. Nog altijd het drievoudige van het nationale gemiddelde van de VU, maar voor Sauwens heet dat ‘een tegenvaller’.
Maar intussen vormen de opposanten van ’76 wel de nieuwe generatie politieke gezagsdragers, en zijn de oude machtshebbers de nieuwe opposanten. Het kan verkeren – op alle gebied. Neem die Ludo Vandenhove – bovenvermeld als assistent van Mieke Van Haegendoren en co-auteur van de kritische CRISP-studie. Die is vandaag beter bekend onder zijn juiste naam, Ludwig. Sinds 1994 is hij SP-burgemeester van Sint-Truiden. Hij leidt er – jawel – een paarse coalitie van SP en VLD. De CVP zit er te kniezen in de oppositie, met 16 zetels op 33. Symbolischer kan het niet.
Walter Pauli