Twintig jaar geleden lag hij overhoop met SP-voorzitter Louis Tobback. Vorig jaar had hij het aan de stok met SP.A-voorzitter Bruno Tobback. Dylan Casaer heeft zijn controversiële bestuursakkoord in Aalst duur betaald: zijn volledige afdeling werd uit de partij gezet. Een gesprek over kille kameraden, gefnuikte ambities en het stemgedrag van nonnetjes.
‘Ik ben een paar dagen diep verdrietig geweest’, zegt Dylan Casaer. ‘Maar ik zit hier niet als een geslagen hond. En ik wil niet zuur klinken, want dat ben ik niet.’
Tot een dikke week geleden was Casaer schepen voor de SP.A in Aalst. Vandaag is hij nog altijd schepen in Aalst, maar niet meer voor de SP.A. Hij werd, samen met de rest van zijn afdeling, uit de partij gezet. ‘Die klap is hard aangekomen’, zegt hij. ‘Zeker bij de gewone leden en militanten, die het nieuws in de krant hebben moeten lezen: dat hun lidmaatschap van geen tel meer is en dat de afdeling gewoon wordt ontbonden. Dat vinden wij een brutale en weinig democratische manier van beslissen.’
De Aalsterse soap begon al voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2012. De SP.A van Casaer had er een voorakkoord met de N-VA van huidig burgemeester Christoph D’Haese. Na de verkiezingen, toen bleek dat oud-Vlaams Belanger Karim Van Overmeire namens de N-VA schepen zou worden en het bestuursakkoord een aantal rechtse accenten leek te bevatten, stak een storm op die nooit helemaal is gaan liggen. Tot SP.A-voorzitter Bruno Tobback onlangs de knoop doorhakte en de afdeling ontbond.
En zo gaat het socialisme in Aalst vier schizofrene jaren tegemoet, tot de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Casaer blijft met zijn collega’s in het gemeentebestuur zitten, terwijl twee dissidente gemeenteraadsleden een nieuwe afdeling van de SP.A in het leven zullen roepen.
‘We hebben nog een brief naar de partijtop gestuurd met tekst en uitleg over onze positie’, zegt Casaer. ‘Maar ik besef dat de kans klein is dat Tobback zal terugkomen op zijn beslissing. Daarom hebben we van de nood een deugd gemaakt en zijn we met een nieuwe politieke beweging gestart: de SD&P, de Sociaal-Democraten & Progressieven.’
Wanneer is de miserie begonnen?
Dylan Casaer: De partijtop was op de hoogte van het voorakkoord dat wij met de N-VA hadden afgesloten. Maar ze waren niet tevreden. De grote struikelsteen was niet de inhoud van het akkoord, want er wás nog geen akkoord. Het probleem was ook niet dat we een afspraak hadden met de N-VA. Het probleem was Karim Van Overmeire.
Begreep u die reserve niet? Van Overmeire kwam van het Vlaams Belang en heeft destijds nog meegeschreven aan het beruchte 70 puntenplan.
Casaer: Het is niet aan mij om Van Overmeire te verdedigen, maar het was ook niet aan ons om te beslissen wie er schepen zou worden voor de andere partijen.
Maar u hebt zelf altijd tegen het Vlaams Blok gestreden.
Casaer: Dat is juist. Toen Van Overmeire nog bij het Vlaams Belang zat, gaf ik hem zelfs geen hand. Dat gaat vrij ver, maar mijn mens- en maatschappijbeeld is het tegengestelde van dat van die partij. Toch vind ik dat je mensen niet kunt blijven uitsluiten als ze hun verleden afzweren. Ik wil er trouwens op wijzen dat Van Overmeire als lid van de N-VA-fractie deel uitmaakt van de Vlaamse meerderheid, waar ook SP.A toe behoort. Maar dat is blijkbaar geen probleem voor SP.A.
Wilden zij in 2012 liever dat u met Open VLD in zee ging?
Casaer: Dat was duidelijk. Twee weken voor de verkiezingen werden wij op het nationale hoofdkwartier ontboden bij Bruno Tobback en Freya Van den Bossche, die onze provinciale voorzitster is. Zij wilden dat wij met Open VLD gingen praten. Er werd zelfs gezegd dat andere steden en gemeenten door onze weigering in de problemen zouden komen. Er waren duidelijk afspraken op provinciaal niveau gemaakt.
Waarom weigerde u dat?
Casaer: Omdat we een getekend akkoord hadden met de N-VA. Woordbreuk kan je in de lokale politiek jarenlang blijven achtervolgen.
En bij de N-VA had u een goed gevoel? De lijsttrekker kwam van Open VLD.
Casaer: Christoph D’Haese is zes jaar voorzitter van de gemeenteraad geweest en met hem hebben wij altijd een correcte verstandhouding gehad.
D’Haese was eerst een liberaal, maar hij stapte over naar de N-VA omdat Jean-Jacques De Gucht bij Open VLD het lijsttrekkerschap opeiste. Speelde dat mee bij de weigering om met de liberalen te praten?
Casaer: Die spanningen speelden bij N-VA ongetwijfeld mee.
Klopt het dat Jean-Jacques De Gucht ook geprobeerd heeft om een coalitie te vormen? En dat hij daarbij het burgemeesterschap opeiste?
Casaer: Hij beweert zelf van niet, maar ik moet hem op dat punt corrigeren. De manier waarop hij met ons onderhandelde, nam ons ook niet meteen voor hem in.
Was hij te arrogant?
Casaer:(glimlacht) Iedereen heeft het recht om ambitie te hebben. Wij kenden onze plaats en waren realistisch genoeg om het burgemeesterschap niet op te eisen.
Hebt u een rechts bestuursakkoord moeten slikken?
Casaer: Wij staan volledig achter dat bestuursakkoord. Ik mag erop wijzen dat Aalst het voorbije jaar niet meteen Kosovo aan de Dender is geworden. In tegenstelling tot de karikatuur die men ervan gemaakt heeft in sommige media.
Laten we eens een aantal pijnpuntjes overlopen. Het Vlaamse karakter van de stad was ook een struikelblok voor velen. Vlaamse leeuwtjes op de straatnaamborden, geen koninklijke foto’s meer in de raadszaal…
Casaer:(blaast) Ik word niet warm of koud van al die symboliek. Ik vind trouwens ook dat de N-VA er niet goed aan doet om haar programma te laten reduceren tot een symbolenstrijd.
Maar u kunt ermee leven?
Casaer: Ik zie in de Vlaamse Rand rond Brussel voortdurend borden die je welkom heten in Vlaanderen, ook in steden waar de SP.A aan de macht is, zoals Vilvoorde. Men is zich daar in de rest van Vlaanderen niet van bewust, maar er wordt steeds meer Frans gesproken in Aalst. De Brusselse rand breidt uit.
Is dat erg?
Casaer: Ik zie dat niet als een bedreiging. Maar we mogen onze kop niet in het zand steken. We moeten een gepast beleid voeren. Ik vind het goed als mensen ertoe worden aangespoord om Nederlands te leren.
Nog in het bestuursakkoord: een verbod op dissident stemgedrag in de gemeenteraad. Ook dat kwam nogal autoritair over.
Casaer: Ik heb van 2004 tot 2007 voor de SP.A in de Kamer gezeten. Daar was het ook niet echt gewenst dat iemand zich onthield of tegenstemde bij strategische dossiers. Aan allochtone parlementsleden bij de SP.A werd soms gevraagd om bij de stemming van ethische dossiers even te gaan plassen. Bij de stemming van het homohuwelijk is dat gebeurd. Bij de PS kreeg een aantal Kamerleden toen dezelfde boodschap.
In dat verband: als schepen voor integratie had u in de vorige bestuursperiode een goed contact met de islamitische gemeenschap.
Casaer: Voor het Offerfeest werkten wij samen met de dienst Volksgezondheid. Er werd een slachtvloer georganiseerd, we betaalden een dierenarts die altijd aanwezig was en de administratieve opvolging gebeurde door de stadsdiensten. Dat is vorig jaar trouwens ook gebeurd.
Wij dachten dat uw opvolger Karim Van Overmeire, die behalve Vlaamse Zaken ook Inburgering in zijn portefeuille heeft, dat allemaal teruggeschroefd heeft.
Casaer: Ik stel vast dat dit niet veranderd is. Het Offerfeest is verhuisd naar de dienst Landbouw. Alles is gebleven zoals het was.
Dus de krantenkop ‘Moslims moeten Offerfeest zelf bekostigen’ klopt niet?
Casaer: De rituele slachtingen zijn vorig jaar op dezelfde manier begeleid als voordien. En de integratieprojecten die ik in gang heb gezet, worden ook voortgezet: de zomerse taalcursussen voor nieuwkomers, bijvoorbeeld, heeft Van Overmeire overgenomen en zelfs uitgebreid.
En Aalst heeft geen hoofddoekenverbod voor haar loketpersoneel.
Casaer: Vlaams Belang heeft vorig jaar in de gemeenteraad zo’n verbod voorgesteld, maar dat is weggestemd. In het bestuursakkoord wordt ook met geen woord gerept over hoofddoeken. (sarcastisch) Maar dat hebt u allicht niet in de krant gelezen.
Uw partijgenote Ann Van de Steen, die ook schepen is, heeft wel laten weten dat ze tegen het standpunt van de SP.A is, dat zij wel voor zo’n verbod is.
Casaer: Ann stamt uit de vrijzinnige beweging. U weet dat men in die kringen tegen de hoofddoek is uit emancipatorisch oogpunt. Etienne Vermeersch zit ook op die lijn. Binnen een democratische partij mag er plaats zijn voor verschillende meningen.
Hebt u niet eens een kandidate met hoofddoek van de verkiezingslijst geweerd?
Casaer: Dat was een beslissing van de hele afdeling. Het ging om een kandidate die ik zelf had aangebracht. Maar als we onze research beter hadden gedaan, zouden we geweten hebben dat zij op de lokale radio de evolutietheorie in twijfel had getrokken. En dat was erover.
Als het bestuursakkoord geen onaanvaardbare punten bevat, waarom is de discussie met SP.A-nationaal dan zo uit de hand kunnen lopen?
Casaer: Dat is duidelijk: de SP.A heeft op een bepaald moment positie gekozen ten aanzien van Karim Van Overmeire, en kon daarna niet meer terug. Zodra je publiek een standpunt inneemt, zit je vast. Bovendien werd de partijleiding door de media regelmatig aan Aalst herinnerd.
U bedoelt: Tobback moest optreden, om gezichtsverlies in de media te voorkomen?
Casaer: Dat denk ik wel. Tobback heeft zich laten opjutten, vooral door De Standaard. Eind vorig jaar werd hem nog eens gevraagd wanneer hij nu eindelijk zou optreden. (sarcastisch) Maar misschien is dat jullie rol wel: politici opjutten.
Hebt u uw hand niet overspeeld? U had dit toch kunnen zien aankomen? Als de partijtop uw coalitie afkeurt, dan weet u dat het hard gespeeld zal worden.
Casaer: En wat had ik dan moeten doen? Het bestuursakkoord verbreken? Ontslag nemen als schepen? Dan had ik moeten toegeven dat ik fout zat, en ik zat niet fout. Zeventig procent van onze leden was akkoord gegaan met bestuursdeelname. Welke opties had ik? Met de broek af het podium op? Denkt u dat de partijtop mij dan met kussen zou hebben overladen?
Nee. Het zou sowieso afgelopen geweest zijn voor u.
Casaer: Dat denk ik ook. Als ik begin vorig jaar ontslag had genomen als schepen, dan zouden ze mij vandaag ook geen verkiesbare plaats op de lijst hebben aangeboden.
Met welke ambitie bent u destijds in de politiek gestapt?
Casaer: Met de ambitie om de wereld te veranderen.
Maar concreet: wilde u ooit minister worden?
Casaer: Dat was zo ongeveer het niveau dat ik toen voor ogen had, ja. De vraag is of ik altijd de juiste strategie heb gevolgd om dat te bereiken.
U hebt veel mensen carrière zien maken. Wat kwam u tekort?
Casaer: Het juiste netwerk? De juiste mensen aan de top die je op het juiste moment steunen? En soms het juiste geslacht misschien?
U bent het slachtoffer geworden van de vrouwenquota?
Casaer: Nee, dat zeg ik niet. Maar het is wel een element dat meespeelde bij de lijstvorming. Dat zie je niet alleen bij de SP.A. Maar voor alle duidelijkheid: er was absoluut nood aan meer vrouwen in de politiek en de wettelijke regels zorgen ervoor dat die er nu ook zijn. Wat ook niet meer dan correct is.
Mist u ook niet een beetje killer instinct? Om de top te bereiken, moet je over lijken kunnen gaan.
Casaer:(lachje) U moet mij ook niet onderschatten, hoor.
Als jongerenvoorzitter ging u er midden de jaren negentig wél stevig tegenaan.
Casaer: Laten we zeggen dat ik toen nogal assertief was.
In een Humo-interview uit die tijd noemde u zichzelf ‘een onbeschoft kereltje voor wie geen huisje te heilig is’.
Casaer: Dat is misschien een correcte samenvatting. Ik ging op congressen weleens in de clinch met de toenmalige voorzitter Louis Tobback.
Is er toen iets persoonlijks gebroken? Stond het niet in de sterren geschreven…
Casaer: Dat ik later een conflict zou krijgen met zijn zoon? Dat geloof ik niet. Er was een conflict met Louis, dat wel. Hij vond dat een jongerenafdeling een verlengstuk van de partij was en niet tegen de partij mocht ingaan. Ik vond net het tegenovergestelde. Dat een jongerenafdeling de partij alert moest houden en dus soms wel een schop onder de kont mocht verkopen.
Waar verzette u zich toen tegen?
Casaer: In de jaren negentig leverde socioloog Mark Elchardus de ideologische inspiratie voor de partij. Hij adviseerde Tobback om vooral stoere taal te spreken, over veiligheid en vreemdelingenzaken bijvoorbeeld.
Het was de periode van ‘flinks’.
Casaer: Precies. Op die manier hoopte de SP.A kiezers van het Vlaams Blok terug te halen. Ik vond dat een verkeerde strategie. Ik had toen liever gezien dat de toenmalige SP sterker het voortouw had genomen voor een open, progressieve frontvorming.
U bent zelf minder links dan vroeger.
Casaer: Zo’n evolutie maken wel meer mensen mee. Ik heb bijvoorbeeld meer begrip voor ondernemers. Om een goed sociaal model in stand te houden, heb je groei nodig. En twintig jaar geleden zou ik een groot tegenstander van camera’s in de binnenstad geweest zijn. Vandaag begrijp ik dat zulke camera’s een goede zaak zijn om misdrijven op te lossen. Ik vind van mezelf dat ik nog links ben, maar dan eerder centrumlinks.
En wat migratie en asiel betreft?
Casaer: Ik blijf voorstander van een humaan asielbeleid. Als mensen na tien jaar nog altijd geen duidelijkheid hebben over hun situatie, omdat de administratieve molen zo traag draaide, kun je ze niet meer op een vliegtuig zetten, vind ik. Als mensen niet kunnen blijven, moet hen dat snel worden meegedeeld.
Is het de bedoeling om met uw nieuwe beweging, de SD&P, op termijn ook buiten Aalst aan verkiezingen deel te nemen?
Casaer: In Aalst hebben we in elk geval de sympathie van de mensen. Zij weten dat we hier hard werken aan stadsvernieuwing. De Aalstenaar vindt dat die van Brussel zich niet met onze politieke keuzes moeten komen bemoeien. Ze vinden die uitsluiting redelijk brutaal. Hier surfen we op een golf van sympathie. We blijven ook welkom in het Volkshuis van het ABVV. Maar ik ben realistisch genoeg om te weten dat wij met SD&P morgen geen twintig procent in Vlaanderen zullen halen.
Sterker nog: in de rest van Vlaanderen bent u kansloos. Het enige wat u kunt doen, is de SP.A nog een procentje kleiner maken.
Casaer: Dat is zeker niet de bedoeling. Als we zullen meedoen aan nationale verkiezingen, is dat niet om onze oud-partij een loer te draaien. Als links iets moet doen in Vlaanderen, is het de taart groter maken, niet elkaar stemmen afsnoepen.
U hebt wel de steun gekregen van Piet Van Eeckhaut, een socialist met gezag die lid is van de Vlaamse Gravensteengroep en zo de rechterflank van het Vlaamse socialisme vertegenwoordigt.
Casaer: Ik noem geen namen, maar er zijn wel meer mensen uit de Gravensteengroep die interesse hebben laten blijken. Met Piet Van Eeckhaut heb ik nog geen contact gehad.
Op uw bureau staat een bronzen buste van wijlen uw stadsgenoot Louis Paul Boon. Wat hebt u met hem?
Casaer: Ik heb het Boonjaar georganiseerd. En daarom heb ik mij in zijn werk verdiept. Hij was een fascinerende man, hij had sympathie voor mensen die hun nek durfden uit te steken, zoals Daens. Ik vraag mij af wat hij over onze Aalsterse situatie zou geschreven hebben, mocht hij nog leven.
Wat denkt u?
Casaer: Ik wil hem niet claimen voor de SD&P, maar ik denk wel dat hij respect zou hebben gehad voor onze tegendraadsheid.
Wat moet een sociaaldemocratische partij vandaag doen om te groeien?
Casaer: De prioriteit van een sociale partij ligt altijd bij de strijd tegen ongelijkheid en voor rechtvaardigheid. Maar ze mag zich niet uitsluitend richten tot mensen die armoede om ethische redenen een onrecht vinden. Dat is een te smalle basis om een succesvolle partij uit te bouwen. Ik weet niet hoeveel klassieke linkse intellectuelen Vlaanderen telt, maar meer dan tien procent zal dat niet zijn. En een Vlaamse sociaaldemocratische partij moet de ambitie hebben om 25 procent te halen.
Op wie moeten socialisten zich dan wel richten?
Casaer: Op de werkende mensen, vooral op de onderkant van de middenklasse. Als de kassierster van de Aldi die samenleeft met een groenwerker van de stad zich niet meer herkent in de sociaaldemocratie van vandaag, als die mensen niet meer het gevoel hebben dat de SP.A voor hen opkomt, dan heeft die partij toch een probleem.
U zei onlangs in de krant dat ‘de hardwerkende Vlamingen’ al te vaak vergeten worden ‘door de traditionele partijen’.
Casaer: Heb ik dat zo gezegd?
Zo stond het in de krant. En dat is N-VA-jargon.
Casaer: Dan ben ik verkeerd geciteerd. Maar iedereen moet toch toegeven dat de belastingdruk hoog is, ook voor wie een gemiddeld inkomen heeft. En dat heel wat mensen die het moeilijk hebben net iets te veel verdienen om aanspraak te kunnen maken op studiebeurzen of sociale woningen. Daar moet een sociaaldemocratische partij rekening mee houden. Ze moet ook de jongeren kunnen aanspreken. Die zien de SP.A vandaag als een conservatieve partij, niet als een dynamische, frisse, vernieuwende beweging waar je bij wilt horen.
Dat is vandaag de N-VA.
Casaer: Jammer genoeg wel, ja. En dat is de VLD ook ooit geweest. Maar in 2003 was dat de SP.A. Toen waren wij geweldig hip. Onze foldertjes werden massaal meegenomen. En in scholen waren wij zeer populair.
Hoe kwam dat?
Casaer: De socialistische partij is de voorbije decennia twee keer boven zichzelf uitgestegen, met scores boven de twintig procent. En dat was in beide gevallen omdat de partij zich profileerde als een open beweging: de eerste keer met Karel Van Miert in de jaren tachtig, en daarna met Steve Stevaert na de eerste paarse regering. Stevaert stond open voor zelfstandigen en voor katholieken. Zelfs de nonnetjes stemden voor hem.
U bent de eerste socialist in jaren die nog eens iets positiefs durft te zeggen over Stevaert.
Casaer: Voor mij is zijn beroemde oneliner nog altijd de essentie van wat een partij en een beweging zouden moeten zijn: ‘Het socialisme zal gezellig zijn of niet zijn.’
Is ‘gezellig’ geen vreselijk knullig woord voor een politieke partij?
Casaer: Nee. De manier waarop men met ons in Aalst is omgegaan, lijkt een nieuwe ijstijd in te luiden. Voor partijleden en militanten is gezelligheid essentieel. In een partij speelt een groot deel van je sociale leven zich af, daar wil je warmte vinden.
Bij de Ku Klux Klan kan het ook gezellig zijn.
Casaer:(sarcastisch) Als ze een kruis in brand steken, bedoelt u?
Bijvoorbeeld. Het punt is maar: op gezelligheid bouw je geen partijprogramma.
Casaer: De boodschap van Stevaert was nochtans duidelijk: hij wilde een warm Vlaanderen. Nu goed, als ik de enige ben die nog iets positiefs durft te zeggen over die periode, dan is dat maar zo.
Wat moet het verschil worden tussen de SP.A en uw nieuwe beweging, de SD&P?
Casaer: Ik heb een boekje meegebracht dat mij altijd enorm heeft aangesproken: Voor wat hoort wat, van Patrick Janssens en Frank Vandenbroucke.
Gaat dat boek wel samen met de stevaertiaanse gezelligheid?
Casaer: Absoluut. Een partij kan perfect genereus zijn en toch duidelijk maken dat mensen ook iets moeten terugdoen voor de samenleving. Een samenleving is niet vrijblijvend. Maar dat mag blijkbaar niet meer gezegd worden tegenwoordig, omdat het naar de N-VA ruikt.
Klinkt u nu zelf niet nogal flinks?
Casaer: Nee, als het over veiligheid of criminaliteit gaat, vind ik nog altijd dat we moeten inzetten op preventie. Het flinkse discours van Tobback senior is overgenomen door de N-VA, omdat ze daarmee de vroegere kiezers van het Vlaams Blok aan zich wil binden. Daar willen wij niet naartoe. Sociaaldemocraten moeten ter harte nemen wat Janssens en Vandenbroucke schreven: een moderne sociale zekerheid, maar: voor wat, hoort wat.
Had de SP.A Vandenbroucke aan boord moeten houden als minister?
Casaer: Natuurlijk. Frank is geen gemakkelijke man, maar hij is bijzonder intelligent en heeft het lef om een visie op de langere termijn te ontwikkelen. In de Vlaamse regering was hij ook een sterk tegenwicht voor Kris Peeters. Ik vind het onbegrijpelijk dat men hem heeft laten gaan.
Toen Vandenbroucke in 2004 zijn Open Brief schreef over de toekomst van onze welvaartsstaat, terwijl voorzitter Stevaert net in Cuba zat, hebben weinig mensen hem gesteund. U ook niet.
Casaer: Daar hebt u een punt. Misschien kampten we toen allemaal met een soort Stockholmsyndroom: we bekeken alles louter vanuit de partij en konden daarom niet adequaat reageren op die brief van Frank.
Vandaag overkomt u hetzelfde. Wie in ongenade valt, heeft nog maar weinig vrienden in de republiek der kameraden.
Casaer: Ja, misschien overkomt mij vandaag hetzelfde. Maar laten we een kat een kat noemen: veel mensen zijn bang voor hun positie en zijn zenuwachtig voor de komende lijstvorming. Als de partijtop dan een beslissing neemt, vergt het veel moed om daar tijdens het partijbureau tegenin te gaan.
Had u geen steun verwacht van Philippe De Coene, bijvoorbeeld, met wie u toch samen in de Kamer hebt gezeten? Hij bestuurt in Kortrijk ook samen met de N-VA.
Casaer: Ik heb Philippe goed gekend. We hebben veel samengewerkt. (diepe zucht) In de politiek is dat nu eenmaal zo: aan het einde van de rit is het ieder voor zich. Dat zal Frank Vandenbroucke ook wel gevoeld hebben. Of Caroline Gennez, toen ze geen minister werd.
U had dit niet verwacht, blijkbaar: zo’n zware ingreep.
Casaer:(zucht) Nee, ik had nooit gedacht dat Brussel een hele afdeling zou durven uitsluiten. Ik had verwacht dat Ann en ik nog eens op het appel zouden moeten komen. Maar ineens de stekker eruit trekken in de tweede grootste stad van Oost-Vlaanderen?
Denkt u dat het ooit nog goed komt?
Casaer: Zeg nooit nooit. Vandaag moeten onze militanten hier in Aalst niets meer van de SP.A weten. Een verzoening is niet voor meteen. Maar misschien liggen de kaarten straks na de verkiezingen toch weer anders. Of misschien verandert de SP.A-top zelf ooit nog van mening.
En anders? Eindigt u straks bij de N-VA?
Casaer: Nee. Jean-Jacques De Gucht strooit dat verhaal al rond sinds de verkiezingen. Maar ik kan u verzekeren dat dat niet het geval zal zijn.
Niet? Of nooit?
Casaer: Niet én nooit. Ik kom nooit bij de N-VA terecht. Nooit. Zou het kunnen dat mijn politieke carrière in 2018 eindigt? Dat zou kunnen. Wie weet. Maar ik ga daar niet van uit.
Voor welke partij stemt u op 25 mei?
Casaer: Ik heb nog wat tijd. (lacht) Ik wacht het slotdebat af.
DOOR JOËL DE CEULAER EN WALTER PAULI, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE
‘Tobback werd door de media regelmatig aan Aalst herinnerd. Hij heeft zich laten opjutten. Maar misschien is dat jullie rol: politici opjutten.’
‘Wat had ik dan moeten doen? Ontslag nemen als schepen? Met de broek af het podium op? Zou de partijtop mij dan met kussen hebben overladen?’
‘Aan allochtone parlementsleden bij de SP.A werd soms gevraagd om bij de stemming van ethische dossiers even te gaan plassen.’