De Franse schrijver Patrick Modiano wordt bekroond met de Nobelprijs voor Literatuur.

Patrick Modiano: Ik had het helemaal niet verwacht. Toen mijn dochter me vertelde dat ik de Nobelprijs gewonnen had, moest ik even naar adem happen. Zoiets overkomt altijd iemand anders. Ik voelde me vervreemd van mezelf, het besef kwam niet meteen. Ik was als een slaapwandelaar die bruusk wakker geschud werd. Schrijven is een zeer eenzame bezigheid: een schrijver bevindt zich in een soort donkere kamer, en plots stond ik in een felle schijnwerper. Ik was een beetje groggy. De reacties van mijn lezers waren dan weer zeer ontroerend.

De huidige aandacht rond mijn persoon vloekt ook wat met mijn eenzame activiteit als schrijver. Maar in wezen zal er niets veranderen: ik zal in eenzaamheid blijven verder schrijven. Tijdens het schrijven ben ik volledig afgesloten van iedereen. De Franse schrijvers die in het verleden de Nobelprijs ontvingen, waren in de eerste plaats filosofen, meesters in het denken, grote getuigen van hun tijd. Denk maar aan Anatole France, Romain Rolland of Albert Camus. De Engelse en Amerikaanse Nobelprijswinnaars waren dan weer eerder romanschrijvers of dichters. Ik zou graag weten waarom ze mij uitgekozen hebben.

De jury roemde u ‘voor de kunst van het herinneren waarmee u de meest ongrijpbare menselijke lotsbestemmingen weet op te roepen’. Een goede samenvatting van uw werk?

Modiano: Die lezers begrijpen alleszins beter dan ikzelf wat ik geschreven heb. (lacht) De kunst van het herinneren? Misschien. Maar de essentie in mijn werk is toch ‘het vergeten’. Dat vormt de rode draad in al mijn romans. Het vergeten is als een groot laken dat over onze herinneringen hangt. Het geheugen probeert om kleine gaatjes in dat laken te boren en slaagt daar soms in. Maar het laken van het vergeten blijft altijd aanwezig.

In uw romans brengt u de kwestie van herinneren en vergeten in kaart met de hulp van al dan niet verbeelde topografie.

Modiano: Plaatsen helpen dikwijls het verleden herleven. Vooral steden lenen zich daartoe, of ze nu veel veranderd zijn of niet. Het is dankzij de topografie of de geografie dat het verleden tot ons kan komen. De herinnering put uit alles wat veranderd is, uit alles wat verdwenen is. Toen ik kind was, lag Parijs midden in het platteland. Vandaag wordt de stad omringd door voorsteden met tentakels tot diep in de binnenstad. Herinneringen aan vroeger vormen een soort intern landschap. Het reële Parijse landschap mag dan volledig veranderd zijn, met de hulp van mijn verbeelding leeft in mijn hoofd het landschap verder zoals het vroeger was. Ik moet enkel mijn ogen sluiten om dat inwendige, tijdloze en onveranderde landschap opnieuw te laten verschijnen.

In bijna al uw romans is Parijs de voornaamste plaats.

Modiano: Ja, maar mijn Parijs is een gedroomd Parijs. Het Parijs waar ik heb geleefd en dat ik in mijn boeken weergeef, bestaat niet meer. Natuurlijk schrijf ik om dat oude Parijs terug te vinden, maar het is geen nostalgie. Ik verlang niet naar hoe het vroeger was. Het Parijs uit mijn fictie is samengesteld uit mijn oude indrukken van de stad, en die zijn tijdloos geworden. In mijn romans leer je mijn innerlijke Parijs kennen: een dromerige stad waar de tijd gelaagd is. Mijn Parijs belichaamt wat Friedrich Nietzsche ‘de eeuwige terugkeer’ noemde.

Veel van onze jeugdherinneringen zijn verdronken in een grote ‘zee van het vergeten’. Af en toe rijzen er eilandjes op, raadselachtige uitstulpingen, samengesteld uit afgeluisterde tekstflarden, geïsoleerd uit hun context. Kinderen zien het ruimere plaatje niet, maar kijken naar details en vergroten die uit. Hun herinneringen op volwassen leeftijd worden gevormd door die uitvergrotingen. Jeugdherinneringen zijn puzzels waarvan vele stukken ontbreken. De tand des tijds heeft flink aan de overblijvende stukken geknaagd. Terugkeren naar het verleden is zoals een misdaadonderzoek voeren: de herinneringen liggen aan stukken, het ene detail spreekt het andere tegen. Dat is wat me altijd heeft geintrigeerd.Daarover schrijf ik, boek na boek.

Alles wat we tot de leeftijd van drie of vier jaar beleefd hebben, is volledig verdronken in het grote vergeten. De herinneringen die later komen bovendrijven, grenzen aan het imaginaire. Een kind klampt zich vast aan verschillende los van elkaar staande details, en wordt zo een romanschrijver zonder het zelf te beseffen. Hoe ouder we worden, hoe raadselachtiger de herinneringen aan de kindertijd die komen bovendrijven. Hoe ouder we worden, hoe meer vragen we ons ook beginnen te stellen over de verdwenen puzzelstukken uit onze jeugd die we ons proberen te herinneren. Vergeten gebeurtenissen uit onze kindertijd kunnen later als een tijdbom in ons geheugen ontploffen. Jeugdherinneringen worden soms gevaarlijk, zelfs als onze jeugd vredig verlopen is.

Uw jeugd was niet echt vredig te noemen.

Modiano: Ja… Ach, sommige gebeurtenissen in de kindertijd dienen om de verbeelding te voeden. Toen Alfred Hitchcock een jaar of vier was, gaf zijn vader hem een brief die hij naar een politiecommissaris in Londen moest brengen. Alfred belandde dus in een politiecommissariaat en de commissaris schepte er blijkbaar een duivels genoegen in om die arme jongen bang te maken. Hij sloot de kleine Alfred op in een cel en zei: ‘De volgende drie uur kom je hier niet meer uit.’ Hitchcock stond doodsangsten uit. Toen de commissaris hem vrijliet, waarschuwde hij: ‘Dit kun je verwachten als je je slecht gedraagt wanneer je groot zal zijn.’ Het zou best kunnen dat alle films van Hitchcock uit die jeugdervaring ontsproten zijn: de spanning en de angst in zijn films zijn in die cel in Londen geboren. Voorvallen uit onze jeugd komen pas jaren later aan de oppervlakte, en vinden een weg in een boek, een film, een schilderij of in muziek.

Weet u welke gebeurtenis uit uw jeugd aan de basis ligt van uw boeken?

Modiano: Ik denk het wel. Als kind leefde ik een tijdje in een huis in de buurt van Parijs. Ik werd niet opgevoed door mijn ouders, maar door mensen die me op dat moment heel vertrouwd leken. Later begon ik hen vreemd te vinden, heel vreemd. Ik had het gevoel dat ik in een rare mix leefde van het banale, zoals elke dag gewoon naar school gaan, en het bizarre, een bestaan zonder ouders. Maar eigenlijk was mijn leven niet zo buitengewoon. Wie heeft in zijn kindertijd geen boek gelezen dat hem deed fantaseren dat hij geadopteerd was, of dat hij dezelfde avond nog zou vertrekken met het circus dat in de buurt zijn tenten had opgeslagen? Kinderen houden van een beetje angst, en verwarren snel verbeelding met realiteit.

In uw nieuwe roman Als je maar niet in de wijk verdwaalt heeft het hoofdpersonage Jean Daragane last van een telkens weerkerende droom die hem al van in zijn kindertijd achtervolgt. Hebt u ook zo’n droom?

Modiano: Ja. Mijn pleegmoeder uit het huis vlakbij Parijs neemt me mee op de trein. Onderweg is er een probleem met onze reiskoffers. Uiteindelijk blijken ze verdwenen te zijn. Die droom krijg ik telkens weer. Het lijkt dan alsof ik verzeild geraakt ben in iets heel ergs, zonder dat ik echt weet waarover het gaat. Elk moment kan ik opgepakt worden door de politie voor verhoor. Er hangt dreiging in de lucht. Die droom verwijst ongetwijfeld naar gebeurtenissen uit mijn kindertijd, maar wat die gebeurtenissen precies waren, weet ik niet. Dat soort dromen en de vermenging van de werkelijkheid en de verbeelding uit mijn jeugd liggen aan de basis van mijn schrijverschap.

Het motto van uw nieuwe roman is een citaat van de 19e-eeuwse schrijver Stendhal: ‘Ik kan de reële feiten niet weergeven, maar alleen een schaduw ervan.’

Modiano: Een roman kan verschillende vormen aannemen, als schrijver maak je uiteindelijk een keuze. Dit boek had bijvoorbeeld een vrij klassieke politieroman kunnen zijn: het verhaal van een vlucht of een ontvoering. Maar net als Stendhal wil ik meer dan alleen de gebeurtenissen uit het verleden beschrijven. Ik ga ook op zoek naar de echo, de schaduw, de sporen die de gebeurtenissen hebben achtergelaten. Ik doe dat op een indirecte manier, want er is sowieso al afstand, die van de tijd. Een herinnering zal nooit helemaal juist te vatten zijn door de tijd die eroverheen gegaan is. In plaats van het verleden met de grootste zorg te reconstrueren, verkies ik als schrijver om naar de echo te peilen. Ik ga op zoek naar de melodie die die sporen uit het verleden achterlaten.

In mijn romans verstop ik soms ook bepaalde details, zoals de namen van personen die echt hebben bestaan, in de hoop dat ze hun namen zullen herkennen als ze ooit mijn boek in handen krijgen, en misschien een teken van leven zullen geven. In mijn romans zaai ik witte keitjes, net zoals Klein Duimpje in het immense woud. Maar eigenlijk houd ik er niet echt van om bestaande personages te gebruiken. Ik vind dat zelfs gênant. In een van zijn romans voerde Nabokov een personage op dat geënt was op een vrouw die hij goed had gekend. Achteraf kreeg hij daar spijt van, want ze raakten er allebei verward door. Ik vind het altijd gevaarlijk om iemand die dicht bij je staat te gebruiken in een roman. Maar ik vind het dan weer wel heel fijn om één specifiek element in het verhaal te smokkelen dat slechts door één iemand begrepen kan worden.

Heeft zo’n persoonlijke boodschap al effect gehad?

Modiano: Mijn romans staan bol van dat soort boodschappen. Ik schrijf ze in de hoop dat iemand misschien een teken van leven zal geven en dat zo de spoken uit het verleden weer tot leven zullen komen. Alleen is dat nog nooit gebeurd. Misschien verstop ik die boodschappen wel omdat ik toch weet dat er nooit een antwoord zal komen.

Dat niemand antwoordt, geeft me in feite net zin om te schrijven. Ik leef graag in de illusie dat er zo nog enige raadsels kunnen worden opgelost. Want valt er eigenlijk nog iets te schrijven als alle raadsels opgelost zijn? Ik denk het niet. Er hoeven geen antwoorden te zijn. Alleen zo kan ik verder blijven schrijven. Al schrijvende ga ik op zoek naar iets waarvan ik weet dat ik het nooit zal vinden, en net doordat ik het niet vind, blijft het verlangen naar het schrijven bestaan.

Wat vindt u van het genre autobiografie?

Modiano: Autobiografisch schrijven heeft me altijd gestoord. Het verveelt me. Ik vind het delicaat om over echt intieme dingen te praten. Schrijvers die over zichzelf schrijven, zijn dikwijls verblind. Er zit altijd een valse ondertoon in een autobiografie. De schrijver overwaardeert zichzelf. Ofwel vergeet hij veel dingen, ofwel verbergt hij ze. Ik vind een autobiografie vreemd en verdacht. Al moet ik wel toegeven dat ik de autobiografieën van anderen vroeger graag heb gelezen, ook al klonken ze leugenachtig. Schrijvers liegen soms uit ontkenning, of ze stellen de dingen niet vanuit het perspectief van de waarheid voor, maar vanuit dat van het verraad. Een autobiografie is vaak een waanvoorstelling. Ik schrijf niet om mezelf te leren kennen, ik zoek niet naar mezelf. Ik probeer enkel het verband te vinden tussen zaken die op het eerste gezicht futiel zijn, zoals mijn eigen geboorte vlak na de oorlog en de ouders die ik heb gehad.

Is het in 2005 verschenen Een stamboek dan geen autobiografie?

Modiano: U mag het gerust op de plank met autobiografieën zetten, daar staat het immers toch al door de critici geklasseerd. Zelf vind ik dat boek verbonden met mijn romans. In Een stamboek heb ik het niet over mijn leven, maar over de dingen die me opgedrongen werden. Dat is niet het perspectief van de autobiografie. Ik schreef over dingen die me hebben doen lijden, maar die me toch vreemd leken. Natuurlijk ging dat boek over mijn ouders: zij drongen me zaken op die ik helemaal niet wilde. Ik moest dat boek schrijven om daarmee af te rekenen, niet om mijn leven te vertellen. De ‘stamboek’ uit de titel mag u gerust interpreteren zoals bij honden of paarden wordt gedaan. ‘Stamboek’ verwijst naar zaken waarvoor we niet verantwoordelijk kunnen zijn, zoals onze afstamming en dus ook onze ouders. In Een stamboek onderneem ik geen enkele poging om mezelf te begrijpen. Het boek is dus geen autobiografie, maar geeft een opsomming van alle dingen die me als kind hebben doen lijden.

Wanneer mogen we de echte memoires van Patrick Modiano verwachten?

Modiano: Geen flauw idee, maar het is wel grappig dat u dat vraagt. Een stamboek is een stukje uit een veel groter werk waaraan ik al geruime tijd bezig ben. Het bestaat uit een twintigtal schriften en samen vormen ze min of meer mijn memoires. Ik heb 120 bladzijden ervan gebruikt voor Een stamboek. Maar ik weet nog niet wanneer de rest gepubliceerd zal worden. Ik betwijfel of ik de juiste afstand heb gevonden. Het is echt moeilijk. Moet ik die memoires wel uitgeven? Ik weet het niet. Ik zou het alleszins vreemd vinden.

Waarom?

Modiano: Omdat lezers dan echt zullen ontdekken hoe mijn romans tot stand gekomen zijn. Dat zou net zijn als een fraai ogende gigantische machine waarvan je de rommelige achterkant en de lelijke funderingen kunt zien. Ik vraag me af of lezers al dat gewriemel achter die boeken ook echt moeten kennen. Ik houd van de romans zoals ze gepubliceerd zijn. Elk boek vormt op de een of andere manier een onderdeel van mijn autobiografie; mijn romans zijn samengesteld uit brokken autobiografie. Die schriften publiceren? Ik weet het niet.

Waar ligt in uw romans dan de grens tussen fictie en werkelijkheid?

Modiano: Het vertrekpunt is altijd iets uit de werkelijkheid, een detail of een scène, iets wat echt heeft plaatsgevonden. Een stukje werkelijkheid. Daarna meng ik die restjes werkelijkheid met wat ze hadden kunnen worden. Zo wordt het geheel fictie. Bij de start van een nieuwe roman tast ik als een blinde in het duister. De eerste maand van het schrijfproces voel ik me teleurgesteld, ik vraag me dan altijd af of ik wel moet doorzetten. Het is alsof ik in dichte mist rijd, geen steek zie en toch gas blijf geven. Ik blijf maar rijden, zonder te weten waarheen, en sla soms de verkeerde richting in. Ik keer dan niet terug, maar probeer de hoofdweg te vinden. Dat overkomt me bij het schrijven van elke roman. Soms neem ik een kleine omweg, soms rijd ik hele blokken om. Om weer op het juiste pad te raken, ontwikkel ik vaak een verhaallijn die perfect als grondstof zou kunnen dienen voor een andere roman. Ik heb dat soort uitdagingen nodig, ze werken als doping en stimuleren mijn creativiteit.

Maakt schrijven u gelukkig?

Modiano: Nee, ik vind schrijven onaangenaam. Ik ben zoals die mensen die urenlang aan de rand van het zwembad staan te treuzelen alvorens te springen. Ik loop eerst urenlang te dagdromen voor ik aan de slag kan. Ik heb nood aan een vorm van bewustzijnsverlaging om te kunnen schrijven. Ik denk dat daarom zoveel grote schrijvers alcoholici zijn: ze zijn verslaafd geraakt aan die toestand van bewustzijnsverlaging en de drank helpt daarbij.

Is drank ook uw doping?

Modiano: Nee, helemaal niet. Ik wandel veel en ik dagdroom. Ik schrijf ook elke dag om niet gedemotiveerd te raken. Als ik te veel tijd laat tussen twee schrijfsessies, is het moeilijk om me opnieuw op te peppen. Als ik een dag laat voorbijgaan, ben ik verloren. Ik vaar blindelings en moet elke dag de zeilen bijzetten, anders zink ik.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content