The Drop gaat in wereldpremière op het filmfestival van Toronto. Het is de allereerste Hollywoodproductie met een Vlaming als regisseur: Michaël Roskam.
Michaël Roskam: Dat ik blijkbaar de eerste Vlaming ben die voor een Hollywoodstudio mocht werken, doet me toch iets. Telkens als ik dat deuntje van 20th Century Fox hoor, krijg ik kippenvel. Voor mij was The Drop het ideale Hollywooddebuut. Na mijn Oscarnominatie voor Rundskop werden me verschillende goede scripts opgestuurd, maar The Drop was het enige dat meteen aanvoelde alsof het van mezelf kwam. Bovendien kon ik met acteur Matthias Schoenaerts en cameraman Nicolas Karakatsanis deels het team van Rundskop mee aan boord halen. Het cliché dat je als filmmaker je ziel moet verkopen aan Hollywood, dat je een huurling bent die er niks in de pap te brokken heeft, moet je met een korrel zout nemen.
Is het anders werken in Hollywood?
Roskam: Er gelden andere regels. Bij ons werk je met staatsgeld, in Amerika met privégeld. Het is intenser en hectischer. Alles is er groter, maar toch heb je een strak schema en een strak budget waaraan je je moet houden. Terwijl ik voor Rundskop soms een dag nodig had om vier, vijf shots aan elkaar te verbinden, heb ik geleerd om dat in drie uur te doen. Je leert sneller denken en handelen. The Drop heeft ‘slechts’ dertien miljoen dollar gekost, peanuts naar Hollywoodnormen, maar de film wordt wereldwijd bekeken, kreeg prima kritieken en doet het voor een genrefilm ook commercieel goed. Ik heb bewezen dat ik kan aarden binnen de Hollywoodcultuur, dat ik kwaliteit kan leveren binnen het budget en tegen de vooropgestelde deadline. Daarmee heb ik mezelf een tweede, misschien zelfs een derde Hollywoodfilm gekocht. Dat is een comfortabele gedachte. Al ga ik geen gekke dingen doen: het budget mag de volgende keer best wat hoger, maar voor een dure blockbuster over vliegende robotten pas ik. Ik maak keuzes op basis van verhalen. Niet op basis van loonbriefjes. Dat is ook gevaarlijk voor je carrière. Kijk naar Florian Henckel von Donnersmarck, de Duitse regisseur van Das Leben des Anderen. Na dat Oscarwinnende debuut lag Hollywood aan zijn voeten, maar daarna maakte hij The Tourist met Angelina Jolie en Johnny Depp en die film werd afgekraakt. Nu heeft hij wel een riante villa met zwembad, maar hij raakt nauwelijks nog aan de bak.
Enkele Vlaamse publieksfilms deden het dit jaar commercieel slecht. Ook The Loft, Erik Van Looys Amerikaanse remake van zijn Vlaamse monsterhit, werd lauwtjes onthaald. Is er na de successen van de voorbije jaren sprake van een trendbreuk?
Roskam: De verrassing van het ene jaar wordt de evidentie van het jaar daarop. Dat is onvermijdelijk. Marina en Het Vonnis haalden heel mooie recettes, maar het klopt dat publieksfilms als Witse commercieel tegenvielen. We zijn de voorbije jaren verwend geweest. We zijn ook van zes, zeven langspelers per jaar naar vijftien gegaan. Dus is het logisch dat er al eens een tegenvaller tussen zit. Maar ons gemiddelde niveau blijft zeer behoorlijk en ligt een stuk hoger dan in de VS. Daar worden jaarlijks wel 1500 films gemaakt, maar er zitten hooguit 150 goede tussen. De ‘gevoelstemperatuur’ kan ook veranderen tussen het tijdstip dat je een film in de steigers zet, en het moment waarop hij in de zalen komt. Misschien is dat wel gebeurd met The Loft. Ongetwijfeld had Erik Van Looy op meer Vlaamse kijkers gehoopt, maar je mag niet vergeten dat hij die film in eerste instantie voor het Amerikaanse publiek heeft gemaakt. In de VS moet The Loft nog uitkomen, dus is het wel heel voorbarig om van een flop te spreken.
Bret Easton Ellis, de juryvoorzitter van het Gentse filmfestival dit jaar, noemde The Loft ‘hopeloos gedateerd’ en ‘het slechtste wat hij ooit had gezien’.
Roskam: Ellis is een groot schrijver maar of hij ook een groot filmcriticus is, durf ik te betwijfelen. Die uithaal was zo gemeen en overdreven. Had hij mij dat gelapt, had ik hem een muilpeer verkocht. (lacht) Maar wat doet Erik? Die gaat er een paar dagen later gewoon samen mee op de foto. Ik zou het niet kunnen.
Wie ook in Hollywood doorbrak dit jaar, is je vaste cameraman Nicolas Karakatsanis, die ook The Loft, Welp en Violet inblikte.
Roskam: Hij heeft nu ook Triple Nine gedraaid, de nieuwe film van John Hillcoat met Kate Winslet en Woody Harrelson, die volgend jaar uitkomt. Dat Karakatsanis een van de beste cameramannen ter wereld zou worden, had ik je tien jaar geleden al kunnen voorspellen. Toen ik voor een van mijn korte films destijds bij hem terechtkwam en zijn werk bekeek, wist ik meteen: dat is een speciale. Hij heeft zijn eigen stijl en mening, maar hij voegt iets toe aan wat je als regisseur in gedachten hebt. Hij drukt zijn stempel zonder die op te dringen, en dat maakt hem zo geweldig. Ik ben vast van plan om met Nicolas te blijven samenwerken. En ook met Matthias Schoenaerts. Aangezien onze agenda’s drukker worden en we nu ook internationaal veel worden gevraagd, wordt dat wel steeds moeilijker, maar moeilijk gaat ook. Dat heb ik met Rundskop en The Drop geleerd.
Al een idee wat jullie volgende film wordt?
Roskam: Vroeger zei ik altijd dat ik om de andere film een eigen verhaal wilde verfilmen. Dat ben ik ook nog altijd van plan, maar ik heb geleerd daar niet al te rigide in te zijn. Ik ben momenteel enkele eigen scenario’s aan het schrijven, maar als daar een Hollywoodklus tussen komt waar ik zin in heb, dan ga ik ervoor. Het meest concrete project is momenteel Le Fidèle, een misdaaddrama dat ik nog in 2015 in Brussel hoop te draaien. Daarnaast ben ik nog volop bezig met de serie Buda Bridge Bitch voor HBO en er is een tweede film voor Fox op komst. Al is het best mogelijk dat ik volgende maand heel anders op die vraag moet antwoorden, maar net dat houdt je alert en creatief.