De Joden in België deden alles om aan de nazi’s te ontsnappen in de Tweede Wereldoorlog, en de betrokkenheid van de Belgische politie bij de deportaties naar Auschwitz was minder groot dan werd aangenomen. Tot die conclusies komt de Duitse historica Insa Meinen van de Carl von Ossietzky-universiteit in Oldenburg in haar studie De Shoah in België.

Ongeveer 25.000 mensen – bijna de helft van de geregistreerde Joden in België – werden (vanuit Mechelen) naar Auschwitz gedeporteerd. Voor een groot deel, zowat 90 procent, ging het om Joden die voor de oorlog uit Polen, Duitsland en Oostenrijk naar België waren geëmigreerd. Onder hen waren bekende namen zoals de schilder Felix Nussbaum en de schrijver Jean Améry.

Het aandeel van de Belgische politie in de razzia’s is volgens de auteur minder groot dan tot dusver werd aangenomen, al wijst Insa Meinen ook op het verschil in aanpak tussen Antwerpen en Brussel. Heel actief waren de Duitse douane, het grenspolitieregiment Clüver, dat tot de Wehrmacht behoorde, en het Duitse Devisenschutzkommando, dat deel uitmaakte van het financiële bestuur van de bezetter en dat uit was op het goud, de deviezen en de sieraden van Joden. Dat Duitse commando pakte heel wat Joden op die naar Frankrijk probeerden te vluchten.

Steeds meer Joden doken onder. Dat had tot gevolg dat de Duitse bezetter alsmaar minder zijn toevlucht nam tot razzia’s. De Duitsers schakelden over op individuele vervolging, maar die was heel tijdrovend en arbeidsintensief, zodat de Jodentransporten van België naar Auschwitz minder vlot verliepen dan de Duitsers zich hadden voorgesteld. Bovendien groeide overal de weerstand tegen de deportaties, wat tot gevolg had dat van de ongeveer 60.000 in België geregistreerde Joden meer dan de helft kon overleven.

Insa Meinen interesseert zich al lang voor de geschiedenis van het nationaalsocialisme en concentreert zich al geruime tijd op de Duitse bezetting van Frankrijk en België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Alleen al omdat dat onderwerp in Duitsland weinig belangstelling geniet, is het zinvol werk. “Je moet je eens voorstellen: er bestaat in Duitsland nog altijd geen globaal historisch overzicht van de Duitse bezetting van België in de Tweede Wereldoorlog. De Duitse Holocaustresearch heeft sinds de jaren tachtig weliswaar grote vooruitgang geboekt, maar concentreerde zich om plausibele redenen vooral op Oost-Europa. Mijn boek is het eerste Duitse wetenschappelijke werk dat de zogenaamde Endlösung van de Jodenkwestie in België in haar totaliteit behandelt.’

Wat zijn de belangrijkste resultaten van uw onderzoek?

Insa Meinen: Een van de belangrijkste resultaten betreft de reacties van de vervolgde Joden en hun pogingen om aan de Duitse politie te ontsnappen. Mijn boek focust minder op de Joden die aan de deportaties ontsnapten of Auschwitz overleefden. Mijn studie toont veeleer voor het eerst aan dat een groot deel van de Joden die uiteindelijk in de handen van de Gestapo vielen en gedeporteerd werden al het mogelijke heeft gedaan om zich in veiligheid te brengen en de Duitse plannen te dwarsbomen. Aan de hand van twee doodstreinen uit Mechelen naar Auschwitz kon ik aantonen dat minstens de helft van de gedeporteerde Joden eerder al een poging ondernomen had om uit de greep van de Duitse achtervolgers te blijven. Alleen al in het 21e transport van Mechelen naar Auschwitz bevonden zich niet minder dan honderd Joodse mannen, vrouwen en kinderen die nog in 1942-’43, als de doodstreinen al reden, geprobeerd hadden uit Nederland te vluchten en die in België alsnog in Duitse handen vielen.

Uit welke bronnen kon u putten?

Meinen: Wat de bronnen over de Shoah betreft, is de situatie in België uitzonderlijk. Enerzijds is er een enorme leemte. We beschikken niet over de dossiers van de Gestapo. Kort vóór de Duitsers zich uit België terugtrokken, kregen de plaatsvervangers van het Reichssicherheitshaupt-amt in Berlijn het bevel om alle dossiers te vernietigen, wat ook gebeurde.

Anderzijds kunnen we steunen op rijk bronnenmateriaal. We beschikken over verscheidene kaartregisters van de Joodse bevolking in België, en over dossiers die de Belgische oorlogsslachtofferdienst (SVG of Service des Victimes de Guerre) en de Belgische militaire tribunalen na 1945 aanlegden. Verder kunnen we Duitse dossiers raadplegen die lange tijd geen aandacht kregen. Het betreft documenten van andere Duitse instanties dan de Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst (Sipo-SD) die aan de vervolging van Joden deelnamen: het zogenaamde Devisenschutzkommando, dat een filiaal was van de Reichsfinanzverwaltung, en de Duitse Grenzschutzorgane, die aan de grens met Nederland en Frankrijk opereerde. Met die instanties heeft het wetenschappelijk onderzoek zich weinig beziggehouden, al bevatten hun dossiers belangrijke informatie.

De centrale Duitse vervolgingsinstanties in België – de plaatsvervangers van het Reichssicherheitshauptamt (Eichmann en zijn chef Heydrich) – hebben ook rapporten naar Berlijn geschreven. Tot nu toe dacht men dat die verslagen alleen maar sporadisch bewaard waren gebleven en dat er geen berichten waren die van 1942 dateerden. Ik heb de rapporten toevallig gevonden in het Berlijnse Bundesarchiv. Ze zijn heel interessant, want ze bekrachtigen het vermoeden van de nestor van de Belgische Holocaustresearch, Maxime Steinberg, dat de in België vervolgde Joden direct na het begin van de deportaties hun huizen begonnen te verlaten, onderdoken, de gele ster aflegden en valse papieren probeerden te krijgen.

Die tendens nam meteen zo’n grote dimensie aan dat de Duitse vervolgingsinstanties zich genoodzaakt zagen af te zien van grote razzia’s. Ze moesten overgaan tot een nieuwe methode, die erin bestond dat ze de Joden individueel of in kleine groep begonnen te arresteren.

Die conclusie is een nieuw kernpunt in uw betoog…

Meinen: Ja. Eerst heeft de Duitse politie geprobeerd de Joodse bevolking te dagvaarden met appels die zogezegd betrekking hadden op de gedwongen tewerkstelling. Die oproepen gingen gepaard met het dreigement dat wie zich niet meldde, zou worden opgesloten in een Duits concentratiekamp. Toch hebben grote delen van de Joodse bevolking de bevelen niet opgevolgd.

Daarop begonnen de Duitsers grote razzia’s te organiseren. Ze pakten ook geïnterneerde Joodse dwangarbeiders op die het Duitse militaire bestuur naar Noord-Frankrijk gedeporteerd had om er de zogenaamde Atlantikwall te bouwen, de gigantische verdedigingsgordel aan de Noord-Franse kust. Dat is allemaal al lang bekend. Maar het verbazingwekkende is: als je je intensief met de cijfers bezighoudt, constateer je dat meer dan de helft van alle Joden die uit België naar Auschwitz gedeporteerd werden niet tijdens grote razzia’s gearresteerd werd maar als individu of in kleine groep, wat een heel andere aanpak was dan in Frankrijk of Nederland.

Toen rees de grote vraag bij me: hoe hebben de Duitsers dat voor elkaar gekregen? Hoe is het de Duitsers gelukt om met hun beperkt personeelsbestand meer dan tienduizend Joden op te pakken als ze hun toevlucht niet namen tot grote arrestatieacties zoals razzia’s? Ik heb geprobeerd dat uit te zoeken. Ik kwam tot de interessante conclusie dat er een samenwerking bestond tussen een aantal Duitse instanties over wier activiteiten we niet zoveel weten. Het gaat om Duitse instellingen die niet onder de bevoegdheid vielen van Himmler, de chef van de Duitse politie en de Reichsführer-SS, maar die desondanks hebben meegewerkt aan de vervolging van de Belgische Joden.

Welke instanties bedoelt u?

Meinen: In de eerste plaats de Feldgendarmerie of de Duitse militaire politie en de Geheime Feldpolizei, het uitvoerend orgaan van de Duitse Abwehr of contra- spionage. Andere instanties heb ik al genoemd: het gaat om Duitse bataljons van de Grenzschutz en medewerkers van de Reichsfinanzverwaltung die in België opereerden. Al die instanties hebben zich steeds meer toegelegd op het vervolgen van Joden. Ze werden handlangers van Adolf Eichmann, omdat ze onafgebroken Joden arresteerden, die ze aan de Duitse SD en de Sipo uitleverden.

Hoe past de Belgische collaboratie daarin?

Meinen: Wat de collaboratie betreft, moet je twee grote groepen onderscheiden. Je hebt enerzijds de officiële instanties, het Belgische bestuur en de Belgische politie. Anderzijds heb je de informele collaborateurs, die vrijwillig of onder druk bereid waren voor de Duitsers te werken.

Enkele jaren geleden zijn we dankzij Belgisch wetenschappelijk onderzoek veel te weten gekomen over die groepen. Over de samenwerking van het Belgische bestuurlijke niveau en de politie met de Duitse bezetter zijn er in archieven heel wat dossiers bewaard gebleven. In de hele Shoah-research legt men al jaren steeds meer nadruk op de collaboratie van de Belgische autoriteiten met de Duitsers. Ik denk dat de hoofdrol van de Duitsers daarbij iets te veel op de achtergrond is geraakt.

Bedoelt u dat de rol van de Duitsers gebagatelliseerd werd door Belgische historici?

Meinen: Nee, maar het is normaal dat de perspectieven veranderen in de loop van het wetenschappelijk onderzoek. Soms kan het gebeuren dat de gewichten tamelijk drastisch verschuiven. Als je spreekt over een genocide en over de verantwoordelijkheid daarvoor, dan moet je dat heel concreet en precies onderbouwen. Je moet de verantwoordelijkheid kunnen meten en je moet heel goed differentiëren.

Als ik zeg dat in het recente onderzoek de tendens bestaat om het belang van de Belgische bijdrage tot de Shoah te overschatten, dan moet ik daar een voorbeeld van geven. In België zijn de razzia’s in Antwerpen in 1942 heel bekend. Daar kon de Duitse bezetter rekenen op de hulp van de gemeentelijke politie om Joodse gezinnen te arresteren die naar Auschwitz werden gedeporteerd.

De grondlegger van de Belgische Holocaustresearch, Maxime Steinberg, karak-teriseerde die Antwerpse razzia’s als het Belgische pendant van de Parijse Vel’ d’Hiv. In Frankrijk was de ‘Rafle du vélodrôme d’hiver’ een razzia die de Parijse politie in juli 1942 in eigen regie uitvoerde. Ze pakte in Parijs bijna 13.000 Joden op. Die Parijse razzia was het resultaat van een afspraak op het allerhoogste niveau: een typisch voorbeeld van wat men de staatscollaboratie tussen Duitse en Franse autoriteiten in het bezette Frankrijk genoemd heeft.

Wat is er gebeurd? De secretaris-generaal van de Franse politie, René Bousquet, deed de leiding van de Duitse SS in Frankrijk een aanbod. Dat bestond erin dat de Franse politie voorstelde om de Joden zelf te arresteren, zonder medewerking van de Duitsers. Bousquet was ook bereid de Joden uit de door de Fransen gecontroleerde zuidelijke zone uit te leveren aan de Duitsers. Bousquet stond bij dat aanbod niet onder druk, hij volgde eigen oogmerken, omdat hij de autonomie van de Franse politiemacht wilde terugwinnen.

Als je dat met België vergelijkt, zie je meteen de verschillen. Er was in België niets vergelijkbaars op het hoogste niveau. Bij de enige razzia die de Antwerpse politie in 1942 in eigen regie uitvoerde, zonder medewerking van de Duitsers, werd door de Duitse bezetter grote druk uit-geoefend op enkele ondergeschikte Antwerpse politiecommissarissen. Ze werden bedreigd met opsluiting in het concentratiekamp van Breendonk als ze er niet in slaagden tegen de volgende ochtend duizend Joden op te pakken. Daaraan zie je hoe groot het verschil met Frankrijk was, een verschil dat volgens mij tot nu toe onvoldoende is belicht in het onderzoek. Daartoe behoort ook het wezenlijke verschil dat de Antwerpse politie maar een klein deel van de Joden arresteerde, terwijl de overgrote meerderheid van de uit Frankrijk gedeporteerde Joden werd opgepakt door de Franse politie.

Waarom werd de Brusselse politie niet op dezelfde wijze bedreigd?

Meinen: De Brusselse politie was niet beschikbaar voor razzia’s tegen Joden. Ook in Brussel hebben de Duitsers in 1942 geprobeerd om de lokale politie in te zetten bij razzia’s tegen de Joodse bevolking. De Brusselse burgemeester Jules Coelst en de Brusselse politie hebben die eis twee keer afgewezen. Daarmee was die kwestie van de baan.

Ik denk dat het in dat verband erg belangrijk is erop te wijzen dat bij de Brusselse autoriteiten de bereidheid ontbrak om de vraag van de Duitsers in te willigen om willekeurige arrestaties te doen. In 2007 publiceerde het internationaal gerenommeerde SOMA (Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij) de grote en belangrijke studie Gewillig België. Daarin wordt onderzocht in hoever Belgische instanties meegewerkt hebben aan de vervolging en de deportatie van de Joden uit België. In een bijdrage wordt de indruk gewekt dat de Brusselse politie in grote mate meewerkte aan de afzonderlijke arrestaties van Joden. Maar daar kan geen sprake van zijn. Verbazingwekkend is juist dat de Brusselse politie al lang vóór de deportaties weigerde tot willekeurige arrestaties over te gaan, niet alleen van Joden maar ook van andere personen. Ze weigerde dat met het argument dat dergelijke arrestaties niet met het Belgische recht strookten.

De Brusselse politie wilde geen personen arresteren die in strafrechtelijk opzicht niets verweten kon worden en die de Duitsers toch wilden oppakken omdat die mannen, vrouwen en kinderen Joden waren. Die feiten zijn voor de Holocaustresearch in haar totaliteit heel belangrijk, omdat de strikte houding van de Brusselse politie er werkelijk toe geleid heeft dat projecten en plannen van de Duitse politiestaat doorkruist werden.

Hoe komt het dat de Duitsers dat aanvaardden?

Meinen: Ik geloof niet dat ze een alternatief hadden. Ze moesten wel met de Belgische autoriteiten samenwerken, want de prioriteit van de Duitse bezettingspolitiek was zeker niet de arrestatie van Joden, maar, zoals dat in heel West-Europa het geval was, het plunderen van de bezette landen ten voordele van de Duitse oorlogseconomie. In België was dat niet anders. De handhaving van de Duitse militaire veiligheid werd in de loop van de bezetting almaar belangrijker. Het Duitse militaire bestuur had in de eerste plaats een goede samenwerking met de Belgische instanties op het oog. Wat hadden de Duitsers moeten doen toen de Brusselse politie weigerde willekeurige arrestaties uit te voeren?

De weerstand van de lokale autoriteiten, zoals in Brussel, loonde dus wel degelijk de moeite?

Meinen: Daar bestaat geen twijfel over en dat hebben Belgische Holocaust- onderzoekers als Maxime Steinberg en Lieven Saerens ook vroeg beklemtoond. De verschillende gebeurtenissen in beide grootsteden bewijzen dat het de Belgische autoriteiten niet aan manoeuvreerruimte ontbrak. Het hing er maar van af of ze ook gebruik wilden maken van die speelruimte.

Als je nauwkeurig nagaat hoe de Joden in België werden gearresteerd, constateer je trouwens dat de Duitsers heel goed in staat waren om op hun eentje razzia’s uit te voeren. In Brussel voerden ze twee grote razzia’s alleen uit, zonder steun van de lokale instanties. De Duitsers arresteerden het grootste deel van hun slachtoffers bij kleine acties, en daarbij participeerden de Belgische politiekrachten slechts marginaal.

Natuurlijk moet je ook wijzen op de rol van de informele collaborateurs, die mee Joden opspoorden. Ik denk aan leden van Rex, de Vlaamse SS, de Volksverwering van René Lambrichts en allerlei V-leden die voor Duitse politie-instanties werkten. Maar je mag ook niet vergeten dat die krachten heel weinig uitvoerende bevoegdheden hadden en dat de verantwoordelijke hoofdrolspelers Duitsers waren.

Daar komt bij dat de Duitsers Vlaanderen en vooral Antwerpen zo snel mogelijk Jodenvrij wilden maken met het oog op een eventuele aansluiting van Vlaanderen bij Duitsland?

Meinen: Dat is een these van Maxime Steinberg. Er pleit inderdaad veel voor dat de Duitse SS-leiding al vroeg plannen had om Vlaanderen bij Duitsland aan te sluiten. Dat zou aan Duitse kant geleid kunnen hebben tot het streven om van Antwerpen zo snel mogelijk een stad zonder Joden te maken. Dat is erg plausibel, maar helaas hebben we daar geen enkel echt bewijs van.

Hoe was in het algemeen de houding van de Belgische bevolking tegenover de Joden tijdens de Duitse bezetting?

Meinen: Zeker is dat de Duitse instanties naar Berlijn rapporten stuurden waarin ze zegden dat het hen niet lukte de Joden te isoleren in de Belgische bevolking. Het Brusselse filiaal van het Reichssicherheitshauptamt schreef halverwege 1942 naar Berlijn dat zelfs in de zogenaamde ‘vernieuwingsbewegingen’ als de Vlaamse SS, het VNV en Rex de belangstelling voor het Joodse probleem gering was. De bestaande bronnen maken het niet mogelijk iets te zeggen over de dimensies van de verklikking, maar we weten dat de Joden veel steun kregen van de Belgische bevolking. Mijn onderzoek heeft dat bevestigd. Dat is toch wel opmerkelijk, al was het maar omdat het grootste deel van de Joden op Belgisch territorium niet Belgisch was. Meer dan 90 procent waren vluchtelingen en immigranten uit Oost-Europa enerzijds, en Duitsland en Oostenrijk anderzijds.

U hebt zes jaar aan dit project gewerkt. Heeft dat onafgebroken onderzoek naar de omstandigheden van de Shoah in België niet mentaal op u gewogen?

Meinen: Dat ik dit onderzoek kon doen, heb ik als een privilege ervaren. Als je gezin is uitgemoord, als je een overlevende Jood bent of een kind van Joodse ouders die in de kampen zijn omgekomen, heb je niet de luxe om te kiezen of je je met die kwestie wilt bezighouden of niet. Ik kon wel zelf beslissen.

DOOR PIET DE MOOR

‘Duitsers arresteerden het grootste deel van hun slachtoffers bij kleine acties. De Belgische politie participeerde slechts marginaal.’

‘De strikte houding van de Brusselse politie heeft er werkelijk toe geleid dat projecten en plannen van de Duitse politiestaat doorkruist werden.’

Partner Content