3 MEDAILLES, 300 UITVLUCHTEN
Op zes tot acht medailles had het BOIC vooraf gehoopt, die van Lionel Cox niet eens meegerekend. Amper drie werden er behaald. Twee bronzen van erkende topatleten, en gelukkig ook één zilveren. Maar in uitvluchten waren we niet te kloppen.
En zeggen dat het BOIC in Londen de zaken organisatorisch zeer goed voor elkaar had. Het Belgium House in het historische Temple-district was state of the art. Misschien dat de Brazilianen met het naburige Somerset House over een even indrukwekkend historisch kader beschikten maar The Temple, met zijn steegjes, zijn pleintjes en tussendoor zijn op Belgenmaat neergezette galerijen en zalen zorgde voor een bijzonder Britse sfeer.
Dat was goeddeels het werk van Piet Moons, commercieel directeur van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC). Moons had aanvankelijk zijn oog laten vallen op een complex vlak bij het St. Pancrasstation, het Eurostarstation waar het gros van de Belgische bezoekers in Londen aankomt. Maar om allerlei redenen bleek dat niet aangewezen, en een beetje bij toeval maakte hij kennis met The Temple.
Het werd in alle opzichten een voltreffer: gemiddeld 1500 bezoekers per dag in de Central Hall in Middle Temple, en het ene congres na het andere met in België, Wallonië of Vlaanderen geïnteresseerde bedrijfsleiders en investeerders in Inner Temple. Tevreden bezoekers, want een opperbeste sfeer. Het BOIC boekte financieel een mooi resultaat, zoals dat heet. En dat ondanks, opnieuw, het gebrek aan spraakmakende sportieve Belgische resultaten.
Resultaten! Het was het ‘beep-woord’ in de omgeving van The Temple, bij elke BOIC-official en bij uitbreiding bij zowat elke olympische atleet of trainer. Wie vindt dat de Belgische resultaten tegenvallen, is een negativist. Die heeft geen oog voor al het goede wat er is gepresteerd. Dat ‘we’ toch op de goede weg zijn. En vergelijkingen met Nederland gaan niet op. Waarom niet, dat heeft nog niemand op een min of meer logische wijze kunnen uitleggen, maar: ze gaan niet op, daarover bestaat een ruime consensus.
Zeker, er waren ook behoorlijke prestaties. Bij de Belgische atleten zijn er alvast een paar Europese top. Helaas voor hen zijn de Olympische Spelen een mondiaal concours, en dat laatste verschil kregen ze in Londen niet dicht. De zwemmers hebben bij de mannen hier en daar aansluiting gemaakt met de wereldtop, maar op de meeste nummers nog lang niet. En de zwemsters, in hun plonsbad, deden heimwee krijgen naar Brigitte Becue.
Ook in het hockey was het beeld verdeeld. De mannenploeg behaalde een vijfde plaats door het ooit zo sterke Spanje met droge 5-2-cijfers weg te spelen. Dat is bijzonder behoorlijk: ze waren ongelukkig uitgeloot in de ‘poule des doods’, en de twee landen waarvan ze verloren, Nederland en Duitsland, waren uiteindelijk de twee finalisten. Met elke andere loting was brons binnen bereik geweest.
Maar de hockeyvrouwen claimen ook een geweldig toernooi omdat ze, je gelooft je oren niet, elfde op twaalf waren. De redenering is zo: de hockeydames staan als zestiende op de wereldranglijst, elk gelijkspel (China, Japan) of die ene winst (VS) was tegen toptienlanden, dus het team heeft sowieso boven zijn niveau gespeeld. Ze zien echt niet in waarom ze geen dikke proficiat zouden verdienen. Nogmaals: elfde op twaalf.
‘We hebben onszelf niets te verwijten’
Het waren niet alleen de olympische sporters die de goeie sfeer erin hielden, ook al was dat soms tegen beter weten in. In het Belgium House kwam elke atleet na zijn laatste proef het publiek even groeten. Ongeacht de prestatie kreeg iedereen een hartelijk applaus. Soms was er echt enthousiasme, wat erop wijst dat de modale Belgische supporter, of toch degene die naar Londen trok, een finaleplaats al het summum vindt. Bij een vierde stek is hij euforisch.
Langeafstandszwemmer Brian Ryckeman, die uitgerekend op de Olympische Spelen, dixit zijn eigen coach, zijn slechtste wedstrijd van de laatste vijf jaar zwemt: applaus.
De kajakkers Olivier Cauwenbergh en Laurens Pannecoucke. Vierde op het laatste WK, hier weggeblazen. In hun geval: zoek gepeddeld. Hun tijd was inderdaad beter dan die op het WK, maar die van de andere boten nog veel meer. Dus geen bijna-medaille, zelfs geen A-finale, maar een bleke tiende plaats. Cauwenbergh, een beetje verbaasd: ‘Ik kan alleen maar vaststellen dat het niveau van de concurrentie in vergelijking met het WK een pak hoger is geworden.’ Dat is zo: de Olympische Spelen zijn namelijk ook ‘een pak’ belangrijker. Waarop Pannecoucke op zijn beurt herhaalde wat voortdurend opklonk uit de Belgische echoput: ‘We hebben onszelf niets te verwijten.’
Sommige Belgische ruiters zagen er geen probleem in hun tegenvallende resultaat te verklaren door de slechte prestatie van hun paard. Een excuus waar anderen helaas geen gebruik van konden maken.
Hoe poverder de prestatie, des te minder ze zich iets te verwijten hadden, des te minder ze in de fout gingen, en des te meer ze hadden gedaan wat ze konden. Vooral dat laatste argument zou wel eens juist kunnen zijn. Misschien staat België met zijn één zilveren en twee bronzen medailles gewoon waar het hoort: de juiste beloning voor een land van underdogs. Als verliezers al aandacht krijgen, applaus en waardering, waarom dan gaan voor het podium, laat staan voor de overwinning?
Het was dus een opluchting om af en toe ook een slechtgeluimde Belg te zien. De persconferentie van de Borlées, bijvoorbeeld. Officieel was het die van het 4×400-meterteam, maar in de praktijk werd het dus die van de kmo Borlée. Het zal niet zo bedoeld zijn, maar het was zelfs vestimentair te zien: coach Jacques Borlée en toplopers Kevin en Jonathan in rood trainingsvest, de andere lopers in het wit. Een A- en een B-team. En hoewel de Borlées twee finales hadden gelopen, droop de teleurstelling van hun gezicht. ‘Gemengde gevoelens’, was hun commentaar, maar hun lichaamstaal vertelde een ander verhaal. Eén over het missen van een unieke kans.
Slechtste resultaat in 20 jaar
Het ergste is natuurlijk dat allerlei verantwoordelijken ter plaatse ballonnetjes moeten oplaten over hoe het in de toekomst beter kan. Want die paradox zit ingebakken in dat ‘het was toch niet zo slecht’-discours: volgende keer mag het misschien ietsje beter. Dat zal wel.
De oogst van Londen stopt bij twee bronzen en één zilveren medaille. Geef goud 3 punten, zilver 2 en brons 1, dan leer je dat dit slechter is dan in Peking 2008 met één keer goud en één keer zilver. Het is ook slechter, en soms zelfs véél slechter, dan de Belgische prestaties in Athene 2004 (één goud, twee brons), Sydney 2000 (twee zilver, drie brons) en zeker Atlanta 1996 (twee goud, twee zilver, twee brons).
Als simpele maar juist daarom redelijk heldere evaluatie van zo veel jaren topsportbeleid kan dat tellen. Vooral omdat de georganiseerde sportwereld alleen de bronzen medailles van judoka Charline Van Snick en zeilster Evy Van Acker op zijn hoed mag steken. Daarvoor is gewerkt, en ook betaald. Het beste Belgische resultaat, van schutter Lionel Cox, was voor de BOIC-delegatie in Londen in alle opzichten een lucky shot.
Het BOIC hoopt zijn evaluatie van Londen 2012 rond half november klaar te hebben. Enkele politici hebben nu al snelle beleidsopties klaar. Zoals Vlaams minister van Sport Philippe Muyters (N-VA). Die redeneerde: de laatste jaren hebben er meer Belgische vrouwen dan mannen een medaille gewonnen, dus vrouwensport is gemakkelijker, dus ‘wij’ kunnen daar blijkbaar sneller scoren. En suggereerde dan maar om meer in te zetten op vrouwensport.
Aha, als onze vrouwen meer successen behalen, komt dat dus omdat voor hun medailles de concurrentie niet zo groot is. Zegt de minister. Daarover volgde in het Belgium House een kort maar duidelijk debat tussen interviewster en ex-topsporter Ingrid Berghmans en atlete Elodie Ouedraogo.
Berghmans: ‘Wat vind jij ervan?’
Ouedraogo: ‘Bullshit!’
Berghmans: ‘Voilà.’
DOOR WALTER PAULI IN LONDEN
Misschien staat België met zijn één zilveren en twee bronzen medailles gewoon waar het hoort.