Dit jaar zullen opnieuw 20.000 vrouwen in ons land een abortus ondergaan. Maar na een kwarteeuw is de Belgische abortuswet niet aangepast aan de nieuwe medische en maatschappelijke ontwikkelingen. Niemand lijkt echter een nieuw debat aan te durven. ‘Onze wet is een van de liberaalste ter wereld.’
Pubermeisjes en vrouwen in de overgang, carrièrevrouwen en werklozen, allochtonen en autochtonen, overtuigde gelovigen en atheïsten: het is een dwarsdoorsnede van de vruchtbare, vrouwelijke bevolking die voor abortus kiest. Vijfentwintig jaar na de invoering van de destijds zo omstreden abortuswet worden er in ons land zo’n 20.000 zwangerschapsafbrekingen per jaar geregistreerd. In de praktijk ligt het aantal wellicht aan pak hoger. Volgens de wet mag een zwangerschap worden afgebroken tot het eind van de twaalfde week na de bevruchting. Daarna mag het alleen als er een ernstige medische reden voor is.
Hoewel abortus al in 1990 werd gelegaliseerd, rust er nog altijd een zwaar taboe op. Veel vrouwen schamen zich ervoor, voelen zich schuldig en houden het angstvallig geheim. Abortus heeft altijd tot hevige ethische discussies geleid – ook vandaag vatten rabiate tegenstanders nog post aan de ingang van Vlaamse abortuscentra om er folders uit te delen die vrouwen op andere gedachten moeten brengen. In november 2014 waarschuwde paus Franciscus de Italiaanse katholieke artsenvereniging voor ‘valse compassie die vrouwen tot abortus aanzet’. Maar de rol van de katholieke kerk is al bij al beperkt. Van groter belang is de perceptie. Wie vandaag ongewenst zwanger wordt, moet wel onvoorzichtig, onverantwoordelijk of gewoonweg dom zijn, is vaak de redenering. ‘Het culpabiliseren gaat soms ver’, zegt gynaecologe Kristien Roelens van de Vrouwenkliniek van het UZ Gent. ‘Maar zolang mensen seks hebben, zullen er ongeplande zwangerschappen zijn. Zelfs als je anticonceptie gebruikt en heel goed oplet, valt een ongelukje niet uit te sluiten.’
Bovendien staat abortus nog altijd in het strafwetboek. ‘Wettelijk zit het nog in de sfeer van openbare orde en zedenschennis’, zegt huisarts en docent medische ethiek en deontologie Marc Cosyns. ‘Dat is niet meer van deze tijd. Als men abortus uit de strafwet zou halen, zou de stigmatisering veel minder groot zijn.’
Ook de manier waarop de wet destijds tot stand kwam, versterkt het taboe. Omdat koning Boudewijn in 1990 de wet weigerde te bekrachtigen, moest er met kunst- en vliegwerk een oplossing worden gevonden: 36 uur lang verkeerde de koning ‘in de onmogelijkheid te regeren’, zodat de regering de wet zelf kon ondertekenen. Precies vanwege die constitutionele crisis heeft de politieke wereld zich nooit aan een evaluatie of modernisering van de wet gewaagd. ‘Niemand heeft zin om er weer over te beginnen’, zegt Herman Nys, professor medisch recht aan de KU Leuven. ‘Dat hoefde aanvankelijk niet, want er doken geen noemenswaardige problemen op.’
Maar een kwarteeuw later willen veel gynaecologen en medewerkers van abortuscentra dat de wet wordt bijgesteld, of dat er ten minste over wordt gesproken. Maar waar moet die discussie gevoerd worden? De Senaat heeft amper nog bevoegdheden, en in de Kamer is er geen tijd om diepgravende hoorzittingen te organiseren. Bovendien zijn veel betrokkenen bang voor de gevolgen van een nieuw debat. ‘We mogen al blij zijn dat abortus in België kán, en dat we heel goede abortuscentra hebben waar vrouwen de eerste twaalf weken van hun zwangerschap terechtkunnen’, zegt Kristien Roelens. ‘Als de discussie weer wordt geopend, hebben we geen enkele garantie dat die verworvenheden niet zullen worden teruggedraaid.’
In het federale parlement is er niet meteen een meerderheid die dat wenst. ‘Zeker in Vlaanderen is er geen enkele partij die de wet wil terugschroeven’, zegt Nys. ‘Ik zie dus niet in waarom we geen sereen debat over abortus zouden kunnen voeren.’ Tijdens zo’n debat zou gepraat kunnen worden over een doorverwijsplicht voor artsen die zelf niet aan abortus willen meewerken, en voor een herziening van de verplichte bedenktijd van zes dagen. Maar de echte angel zijn de ethische kwesties.
Naar Nederland
Wie minder dan twaalf weken zwanger is, hoeft geen reden op te geven om een abortus te kunnen krijgen. Je gaat langs in een abortuscentrum, en na de verplichte zes dagen bedenktijd kun je kiezen voor een curettage of een abortuspil.
Wie langer dan twaalf weken zwanger is, kan alleen abortus krijgen als er medische redenen voor zijn. Wie te laat is en geen medische redenen kan aanvoeren – bijvoorbeeld: je hebt pas na maanden ontdekt dat je zwanger bent, of je hebt te lang getwijfeld -, die wordt meestal naar een buitenlandse kliniek doorverwezen. Vooral naar Nederland, waar abortus tot de 24e week mag. Maar de ingreep is daar een pak duurder: een abortus in het buitenland wordt niet terugbetaald en kost 600 à 900 euro. Jaarlijks steken honderden Belgische vrouwen de grens over. ‘Ook wij sturen elke week wel een of twee vrouwen door’, zegt Lut Daniëls, directeur van het Gentse abortuscentrum Kollektief Antikonceptie. ‘Maar het is een bijzonder hypocriete situatie. Wat zegt de Belgische overheid eigenlijk? Als je na de vastgelegde termijn nog een abortus wilt, mag dat, maar dan moet je er wel zelf voor betalen. Ik pleit ervoor om abortussen die in Nederland worden uitgevoerd terug te betalen. Dat zou al een heel verschil maken.’
Vaak zijn het de kwetsbaarste vrouwen die te laat om een abortus vragen: minderbegaafden, kansarmen, adolescenten ook. Veelal mensen die het voor hun zwangerschap al moeilijk hadden, het kind echt niet willen, en ook niet in staat zijn om ervoor te zorgen.
Sommige gynaecologen omzeilen de wet weleens door vrouwen die langer dan twaalf weken zwanger zijn toch nog te helpen. Wettelijk mag dat niet, maar in de medische sector is er begrip voor. ‘Niet-medische situaties (vrouwen die niet in staat zijn om voor het kind te zorgen, nvdr.) kunnen net zo’n negatieve invloed op het leven van een kind hebben als een zware fysieke afwijking’, zegt gynaecologe Kristien Roelens. ‘Ik vraag me af of het niet beter zou zijn om geen tijdslimiet meer te hanteren, en een vrouw helemaal baas in eigen buik te laten zijn. We kunnen niets beginnen tegen een zwangere vrouw die weigert haar hiv-medicatie te slikken, die drugs neemt of zich lazarus drinkt, maar we kunnen haar wel verplichten om een kind te krijgen dat ze helemaal niet wil.’
Het schrappen van de tijdslimiet heeft serieuze ethische en praktische consequenties. Tegenwoordig kan een foetus van 24 weken al levensvatbaar zijn, en voor heel wat mensen is het een brug te ver om een zwangerschap daarna nog af te breken. Bovendien zijn Vlaamse abortuscentra niet uitgerust voor de meer gecompliceerde ingreep die nodig is bij een gevorderde zwangerschap.
Maar er zijn nog andere goede redenen om de abortuswet tegen het licht te houden.
Rekbaar begrip
Na twaalf weken is abortus in België alleen toegelaten als de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de moeder, of als er bij de foetus een zware en ongeneeslijke aandoening wordt vastgesteld. ‘Maar wat is een zware en ongeneeslijke aandoening? Over mongolisme zal niet veel discussie zijn, maar wat bijvoorbeeld met het syndroom van Turner, waarbij een kind ook een normale ontwikkeling kan doormaken?’ vraagt Kristien Roelens zich af. Dat er ruimte voor interpretatie is, vindt jurist Herman Nys positief. ‘Artsen hebben inderdaad de mogelijkheid om de wet in te vullen’, zegt hij. ‘Voor een nierafwijking, bijvoorbeeld, bestaan er behandelingen zoals dialyse of een transplantatie. Maar toch zal de betrokken arts of de ethische commissie die om advies wordt gevraagd geneigd zijn om in dat geval een zwangerschapsafbreking toe te staan.’
Op abortus om medische redenen staat in België geen termijn. Dat betekent dat een zwangerschap tot net voor de bevalling kan worden afgebroken. Dus ook als de baby al levensvatbaar is. ‘Dat maakt onze wet tot een van de liberaalste ter wereld’, aldus Nys. ‘Daardoor is er bij ons amper een debat over levensbeëindiging bij pasgeborenen met een zware afwijking.’ Dat is de reden waarom veel betrokkenen bang zijn voor een evaluatie van de wet: ze vrezen dat een pleidooi voor het optrekken van de termijn voor abortus om sociale redenen zal leiden tot het vastleggen van een tijdslimiet bij abortus om medische redenen.
Geregeld laait ook de discussie op over prenatale tests en ingrepen: in welke mate willen we koppels zelf laten beslissen wat voor kind ze krijgen? Vandaag is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een foetus weg te laten halen als hij het ‘verkeerde’ geslacht heeft. In theorie, tenminste. In de praktijk kan het wel, want ondertussen zijn er op het internet behoorlijk betrouwbare tests te koop waarmee je al na tien weken zwangerschap kunt bepalen of het een jongen of een meisje wordt. ‘Stel dat een vrouw al drie zonen heeft en ontzettend graag een dochter wil’, zegt Lut Daniëls. ‘Als zo’n internettest dan uitwijst dat het opnieuw een jongen is, kan ze nog binnen de twaalf weken een abortus laten uitvoeren. De echte reden zal ze ons wellicht niet vertellen. Dat is de realiteit, en dus kunnen we daar maar beter een maatschappelijke debat over voeren.’ Zeker als er in de toekomst ook commerciële tests worden ontwikkeld die al voor de twaalfde week duidelijkheid geven over kleine afwijkingen, zoals een hazenlip of kleurenblindheid.
De abortuspil
De combinatie van de legalisering van abortus en de snelle vooruitgang op het vlak van prenatale tests zou wel eens tot een forse toename van het aantal medische claims kunnen leiden. Zowel van ouders als van kinderen. Onlangs nog daagde een twaalfjarig meisje met een open rug de Kortrijkse gynaecoloog die haar ter wereld bracht voor de rechter omdat ze liever niet geboren was. Normaal wordt zo’n handicap relatief vroeg in de zwangerschap opgemerkt, maar bij haar gebeurde dat niet door een fout van de gynaecoloog. ‘Uiteindelijk werd die zogenaamde wrongful life claim door het Hof van Cassatie verworpen: een toestand van niet-leven zou niet vergelijkbaar zijn met de toestand van leven met een handicap’, zegt Herman Nys. Met andere woorden: je kunt niet weten of niet leven beter is dan gehandicapt zijn. Veel abortussen zouden kunnen worden vermeden als alle seksueel actieve vrouwen elke maand, op de eerste dag van hun maandstonden, een pil zouden slikken die een eventuele zwangerschap afbreekt. De werking is vergelijkbaar met de huidige noodpil of morning-afterpil, die een vrouw moet innemen binnen de 72 uur nadat ze betrekkingen heeft gehad. ‘Het is perfect mogelijk om zo’n once a month-pil te fabriceren, maar geen enkele farmaceutisch bedrijf waagt zich eraan’, zegt Marc Cosyns.
Het probleem is: zo’n pil voorkomt geen mogelijke zwangerschap, maar breekt er een af zonder dat de betrokkene het beseft. Voor sommige groepen in de samenleving is dat onaanvaardbaar.
Maar hoe dan ook: geen enkel middel is waterdicht. Een vrouw moet beseffen dat ze het risico loopt om zwanger te raken, en ze moet de maandelijkse pil op het juiste moment slikken. Maar zelfs dan blijft een ongelukje nog altijd mogelijk.
DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S LIES WILLAERT
13% van de zwangerschappen wordt afgebroken
80% van de abortussen gebeurt in abortuscentra
27 jaar is de gemiddelde leeftijd van alle abortuscliënten