In Leuven opent een tentoonstelling ter ere van de Belgische anatoom-arts Andreas Vesalius (1514-1564).
Peter Carmeliet (hoogleraar aan het Vesalius Research Institute van de KU Leuven): Wat Vesalius deed, als 20-jarige 1300 jaar medische geschiedenis overrulen, is werkelijk fenomenaal, haast onvoorstelbaar. Zeg nooit nooit, maar de kans dat iemand zo’n huzarenstuk overdoet, is bijna onbestaand. Vreemd is dat Vesalius op zijn 28e ineens stopte met zijn baanbrekende werk. We weten niet waarom. Misschien beschouwde hij zijn atlas van de menselijke anatomie als een rebels tussendoortje, voor hij gewoon arts werd, net als de rest van zijn familie. Bizar is ook dat hij op zijn 50e eenzaam op een ver eiland is gestorven, ver weg van vrienden en familie. Zijn graf werd verwoest en is nooit teruggevonden.
Waarom noemde u uw onderzoeksinstituut naar Vesalius?
Carmeliet: Vroeger heette het anders, maar in 2008 dekte de vlag de lading niet meer. Er is wat onzekerheid over, maar de Galgenberg waar Vesalius de lijken voor zijn onderzoek haalde, zou dezelfde zijn als de Gasthuisberg waar vandaag onze laboratoria liggen. Vesalius’ belangrijkste ontdekking was de anatomie van het bloedvaten- en het zenuwstelsel in kaart brengen, en de vaststelling dat die bijna onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ons werk situeert zich ook op dat raakvlak. Verder is Vesalius tot nu toe voor mij de grootste Belg aller tijden. Hij zal zeker een van de grootste Belgische wetenschappers ooit blijven, zo niet de grootste. ‘Alleen wat geniaal is, blijft voortleven, al de rest is sterfelijk’, zei hij zelf.
Hoe maakte Vesalius het grote verschil met zijn voorgangers?
Carmeliet: De Romeinse arts Galenus, geneesheer van gladiatoren en keizers, had 1300 jaar eerder de basis voor de geneeskunde gelegd, en die was in feite niet veranderd tot Vesalius aan het werk ging. De jonge Vesalius verlegde letterlijk grenzen. Dissecties van menselijke lichamen waren tot in zijn tijd zeldzaam. Onderwijs gebeurde vooral aan de hand van dissecties van dieren zoals apen en varkens. Dat introduceerde uiteraard fouten in het denken over het menselijke lichaam. Vesalius ging daar als 18-jarige student geneeskunde al tegen in, door zonder enige vorm van angst mensenlijken in hun geheel te bestuderen, waardoor hij onder meer de uiterst belangrijke ontdekking van de intens verweven netwerken van bloedvaten en zenuwen kon doen.
Liet men hem begaan, zonder dat er weerstand tegen zijn werk kwam?
Carmeliet: De uitzonderlijke talenten van Vesalius werden snel door iedereen erkend. Toen hij op zijn 23e naar het Italiaanse Padua verhuisde, werd hij er bijna meteen aangesteld tot hoogleraar voor anatomische dissecties, op vraag van de studenten – destijds beslisten studenten wie er prof werd. Hij verwierf er beroemdheid door in een amfitheater voor het publieke oog dissecties op mensen uit te voeren. Op zijn 28e publiceerde hij zijn werk over anatomie, De humani corporis fabrica: 663 bladzijden en 277 illustraties, die hij met eigen geld had laten maken. Het was een mijlpaal, een breekpunt: er is in de geneeskunde de tijd vóór Vesalius en de tijd erna.
Heeft hij geen fouten gemaakt?
Carmeliet: Bijna niet. Alles wat hij tekende, was correct, behalve zijn bevindingen over de anatomie van de keel, al was dat ongetwijfeld een gevolg van het feit dat hij veel werkte met de lijken van opgehangen mensen. Hij had een unieke combinatie van talenten. Zo kon hij verbluffend tekenen. De lichamen in zijn atlassen liepen als het ware rond in de omgeving van Padua, waardoor ze een grote communicatieve kracht kregen. Maar zijn belangrijkste talenten waren misschien wel zijn motivatie en zijn passie. Albert Einstein zei ooit dat intelligentie niet de belangrijkste eigenschap van excellente wetenschappers is, maar wel hun karakter. Vesalius past perfect bij die omschrijving.
Zou iemand als Vesalius vandaag nog meekunnen in de wetenschap?
Carmeliet: Met zijn karakter ongetwijfeld wel, hij leek gemaakt om grenzen te verleggen. Vandaag is de geneeskunde wel zo ingewikkeld geworden dat je op je twintigste waarschijnlijk nog niet voldoende kent om dan al een verschil te kunnen maken. Een combinatie van talenten is ook vandaag onvermijdelijk voor succes, niet alleen in de wetenschap trouwens, ook in andere topberoepen. Je moet ook altijd dingen durven te veranderen. En je moet ook wat geluk hebben. Een van mijn collega’s in de VS heeft in het eerste jaar van zijn doctoraat het tau-eiwit ontdekt, dat een grote rol in de ziekte van Alzheimer speelt. Het artikel dat de ontdekking bekendmaakte, is al meer dan vierduizend keer geciteerd. Het heeft een gigantische impact gehad. Een verschil maken op jonge leeftijd is dus niet onmogelijk, maar het is wel uitzonderlijk geworden.
Hebben Vesalius’ ontdekkingen nog rechtstreeks belang voor het onderzoek van nu?
Carmeliet: Uiteraard, je moet altijd ergens beginnen. Fouten in de bloedvatenvorming zijn verantwoordelijk voor minstens 70 ziektes. Als je alle bloedvaten in het lichaam van een volwassen mens achter elkaar zou leggen, overspan je 160.000 kilometer, dat is 4 keer de omtrek van de aarde. Vesalius ontdekte de intrinsieke link tussen bloedvaten en zenuwen, vandaag bestuderen wij daarvan de moleculaire basis. We hebben de rol van de vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF) ontdekt, de prima donna van de bloedvatenvorming, want zonder VEGF kan een lichaam geen nieuwe bloedvaten vormen. We hebben muizen ontwikkeld waarin we het gen voor VEGF uitschakelden, zodat we zijn bloedvatenvormende rol konden bewijzen. Dat leek een stap in het ijle, en we namen er een groot risico mee, maar het lukte. Vandaag worden geneesmiddelen die VEGF lamleggen, ingezet in de strijd tegen kanker en brengen ze bedrijven als Genentech en Roche ongeveer zeven miljard euro per jaar op. Als je bloedvatenvorming in een gezwel kunt vermijden, kan een tumor niet groeien. En je beperkt de risico’s, want 90 procent van de kankersterfgevallen wordt veroorzaakt door uitzaaiingen die ook gestimuleerd worden door VEGF.
Veel wetenschappers blijven vastzitten in één grote ontdekking. U bent, anders dan Vesalius, verder gegaan?
Carmeliet: We stelden vast dat kankercellen weerstand ontwikkelen tegen de middelen die VEGF uitschakelen, door een soort moleculaire bypass te gebruiken om te groeien. Ze produceren dus zelf een andere groeifactor, en toen we die vonden, wisten we dat het tijd werd om het roer drastisch om te gooien. In plaats van de moleculen achter de tumorvorming te blokkeren, zoeken we nu methodes om de motor van de tumorvorming stil te leggen, wat een totaal nieuwe aanpak vereist. We proberen in te grijpen op de energievoorziening van de bloedvatenvormende endotheelcellen in het kankergezwel. Dat is niet evident, want bij de omzetting van voedsel in energie komen liefst 3000 biochemische reactieketens met 8000 stofwisselingsproducten kijken. We besloten ons te focussen op het blokkeren van de glycolyse die suikers splitst om de vorming van bloedvaten tegen te gaan.
Waarom kozen jullie dat mechanisme?
Carmeliet: Noem het een buikgevoel op basis van een grondige studie en evaluatie van wat toen bekend was. Tot dan toe werden alleen moleculen zoals VEGF overwogen. Er werd zo zwaar gefocust op de stofwisseling van kankercellen dat de rol van andere cellen, zoals de endotheelcellen, onderbelicht bleven. Het was opnieuw een stap in het duister, want er waren geen concrete indicaties beschikbaar en het was heel moeilijk om er financiering voor te vinden, laat staan studenten te motiveren om eraan te beginnen. Vesalius zou het waarschijnlijk geweldig gevonden hebben. Onze eerste paper over de nieuwe discipline van het endotheelmetabolisme kwam er pas na vijf jaar en werd meteen geweigerd door het eerste topvakblad waar we hem naartoe stuurden. Dat heb je als je iets nieuws lanceert. Maar nu groeit het stofwisselingsonderzoek uit tot een discipline met een groot potentieel voor de ontwikkeling van behandelingen voor niet alleen kanker, maar ook meerdere andere ziektes. We hebben er de voorbije zomer in Nature de eerste review over gepubliceerd, en we voelen aan de aanvragen van studenten om bij ons te komen werken dat de richting echt aanslaat. Zelf hebben we er nooit aan getwijfeld.
Moet je zoals Vesalius eigen financiering inzetten om iets nieuws te lanceren?
Carmeliet: Ik heb inderdaad de financiële reservepotjes uit de royalty’s van ons laboratorium moeten aanspreken om ons door die moeilijke eerste jaren te helpen. We hebben ondertussen ook, bijna per toeval, ontdekt dat VEGF een rol speelt in het veroorzaken van de dodelijke ziekte ALS. Het eerste artikel dat we daarover schreven, mocht van een reviewer zelfs nooit gepubliceerd worden, maar we hebben doorgezet. En met succes, want VEGF wordt nu als geneesmiddel in de kliniek getest.
Doen jullie dan nooit dingen die mislopen?
Carmeliet: Wat betreft nieuwe richtingen inslaan, tot nu toe niet echt, en gelukkig maar, want een mislukking valt me vooral persoonlijk zwaar gezien mijn verantwoordelijkheid voor de jonge wetenschappers in mijn laboratorium. Door totaal vernieuwende richtingen te exploreren, creëren we wel ongekende opportuniteiten. We hebben uiteraard kleinere studies opgezet die geen resultaten gaven en op een dood spoor eindigden, maar dan is het belangrijk om tijdig te beseffen dat je op een verkeerd spoor zit en de inspanningen moet stopzetten. Het geeft geen zin om te blijven investeren in iets, alleen omdat je eraan begonnen bent. Het zijn moeilijke beslissingen vanwege het verloren geld en de verloren inzet, maar je mag niet met je hoofd tegen een blinde muur blijven bonken.
Zit er iets in uw karakter waardoor u steevast op volstrekte nieuwigheden stuit?
Carmeliet: Ik weet het niet goed. In mijn jeugd werd ik door mijn ouders altijd gestimuleerd om nieuwigheden te exploreren. Tijdens mijn studies heb ik van alles gedaan, waardoor ik op een gegeven ogenblik dacht dat ik moeilijk aan de bak zou komen, omdat ik niet in één discipline uitmuntte. Maar misschien maakte net dat het makkelijker om raakvlakken te verkennen. Je mag zeker geen angst hebben voor verandering. Dat klinkt misschien wat naïef, maar ik merk dat studenten vandaag dikwijls te veel zekerheden willen. Als er één les is die Vesalius ons geleerd heeft, is het wel dat je grenzen fundamenteel moet durven in vraag te stellen en te doorbreken.