
Na de Koningskwestie zagen de Walen het overwicht van Vlaanderen
In 1950 gaf Leopold III noodgedwongen de troon door aan zijn piepjonge zoon Boudewijn. Op die manier kon een burgeroorlog ternauwernood worden vermeden. ‘Maar de Koningskwestie confronteerde de Walen wel met het numerieke overwicht van Vlaanderen, en dat zijn ze nooit meer vergeten’, zegt historicus Yvan Vanden Berghe.
‘We waren echt bang in 1950’, zegt Yvan Vanden Berghe. ‘We dachten dat de Koningskwestie in een bloedbad zou eindigen. En dan was er ook nog de oorlog in Korea, waardoor we voor een atoomoorlog vreesden. Sommigen geloofden echt dat de wereld zou vergaan.’
In zijn boek 1950. Mijn oom Kamiel beschrijft Vanden Berghe zijn ervaringen als achtjarig jongetje tijdens dat beangstigende jaar. ‘Het land stond in rep en roer. Dat weet ik nog heel goed’, zegt hij. ‘Je voelde de dreiging overal: in de journaals in de bioscoop, op straat, op school zelfs. Maar een kind is natuurlijk niet in staat om de Koningskwestie echt te begrijpen en daarom heb ik in mijn boek het personage van oom Kamiel geïntroduceerd. Hij heeft echt bestaan en werkte ook voor de gerechtelijke politie. De avonturen die ik hem in het boek laat beleven heeft hij niet echt meegemaakt, maar sommige van zijn collega’s wel. Terwijl het land op zijn kop stond, werd er daadwerkelijk gezocht naar de wapens die zowel de partizanen als de Leopoldisten hadden verstopt.’
In 1950 draaide alles rond de vraag of koning Leopold III, die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zwitserland verbleef, naar België mocht terugkeren. Wat werd hem precies kwalijk genomen?
Yvan Vanden Berghe: De grootste kritiek was dat de koning had geweigerd om de Belgische regering naar Frankrijk te volgen toen het Belgische leger in mei 1940 capituleerde. Als staatshoofd moest hij nochtans doen wat de regering besliste. Dat stond zo in de grondwet. De parlementsleden die in het Franse Limoges samenkwamen, hakten dan ook zwaar op hem in. En toenmalig eerste minister Hubert Pierlot verweet hem op de Franse radio ongrondwettelijk gedrag.
Tilde het gewone volk daar zwaar aan?
Vanden Berghe: De gewone mensen lagen natuurlijk niet wakker van zulke constitutionele kwesties. Zij hadden het er vooral moeilijk mee dat Leopold tijdens de oorlog met Lilian Baels was getrouwd. Zeker in Wallonië vond men dat onaanvaardbaar. Veel Waalse soldaten waren immers, net als de koning, krijgsgevangenen. Maar terwijl zij in Duitse kampen zaten, amuseerde Leopold zich in het paleis met zijn maîtresse. En dan trouwde hij nog met haar ook! Dat was de Walen natuurlijk een doorn in het oog. Daarbij kwam nog dat Lilian een Vlaamse was, en dat zorgde ook al niet voor veel goodwill in Wallonië.
Er werd de koning ook aangewreven dat hij met Hitler was gaan praten.
Vanden Berghe: Dat was nog te begrijpen. Als hij dan toch in België bleef, kon hij zo wel proberen om de belangen van zijn land te verdedigen. Zoals zovelen geloofde Leopold echt dat de Duitsers de oorlog hadden gewonnen. Hij dacht dat er vrede zou worden gesloten met de Britten en dat daaruit een nieuw Europa zou worden geboren. Leopold wilde daar een rol in kunnen spelen en het voortbestaan van de Belgische monarchie veilig stellen.
Ook de Belgische regering in Frankrijk was er trouwens van overtuigd dat Duitsland had gewonnen. Want zodra Frankrijk capituleerde, vroegen de ministers aan de Duitsers of ze naar België mochten terugkeren. Ze wilden hier weer samen met Leopold regeren. Maar Hitler zat natuurlijk niet op een Belgische regering te wachten en gaf hen dan ook geen toestemming om naar België af te reizen. Daardoor zijn de Belgische ministers, na omzwervingen via Spanje en Portugal, uiteindelijk in Engeland beland. En daar gingen ze dan allemaal de grote patriot uithangen! Nadat ze eerst naar het bezette België hadden willen terugkeren! (lacht)
Het zou daarna nooit meer goed komen tussen Leopold III en de Belgische regering?
Vanden Berghe: Het echte breekpunt kwam er in 1944 met het politieke testament van Leopold, waarin hij zwaar van leer trok tegen de regering. Hij wou de ministers niet meer zien voor ze zich uitgebreid bij hem hadden verontschuldigd. Hij bracht ook geen hulde aan het verzet of aan de geallieerden, en hij schreef dat er meer moest worden gedaan voor de Vlamingen. En hij dacht nog dat de regering hem daarin zou volgen ook! Dat toont nog maar eens aan dat Leopold III een bijzonder koppig en hovaardig man was.
Was zijn lot toen al bezegeld?
Vanden Berghe: Meteen na de oorlog had hij misschien nog kans gemaakt om koning te blijven. De socialistische oud-premier Achiel Van Acker heeft mij ooit verteld dat hij in mei 1945 nog heeft geprobeerd om Leopold te redden. De dag nadat de koning en zijn familie in Oostenrijk door de Amerikanen waren bevrijd, vloog Van Acker naar hen toe. Van zijn partij had hij de opdracht gekregen om de koning tot troonsafstand te dwingen. Maar de premier geloofde dat de problemen zichzelf zouden oplossen als de koning meteen naar België terugvloog, een paar Duitsgezinde medewerkers ontsloeg en zich verontschuldigde voor het parlement. Aanvankelijk stemde de koning toe. Maar toen hij er een nacht over had geslapen, veranderde hij plots van gedacht. Van Acker vermoedde trouwens dat het prinses Lilian was die de koning had omgepraat. Plots fulmineerde Leopold dat hij pas zou terugkomen als de regering zich tegenover hem verontschuldigde, en op die manier verspeelde hij zijn laatste kans.
Op 12 maart 1950 werd er in België een volksraadpleging georganiseerd waarbij de Belgen moesten aangeven of Leopold III als koning mocht terugkeren.
Van den Berghe: De koning had dat zelf voorgesteld, want hij geloofde dat zijn landgenoten hem terugwilden. Ook de christendemocraten, die toen met de liberalen de regering-Eyskens vormden, dachten dat een volksraadpleging in het voordeel van de koning, die zij steunden, zou uitdraaien. Leopold zei dat hij zou terugkeren als 55 procent van de Belgen dat wou. Uiteindelijk behaalde hij 57 procent van de stemmen: een meerderheid van de Vlamingen stemde voor zijn terugkeer; in Wallonië waren de meesten ertegen. Zodra duidelijk werd dat Leopold weer naar België zou komen, braken er vooral in Wallonië betogingen en wilde stakingen los.
Stond België toen echt op de rand van een burgeroorlog?
Van den Berghe: Daar werd zeker voor gevreesd. Het ging er in die dagen ontzettend heftig aan toe, hoor. Op 30 juli schoot de rijkswacht op een groep betogers in Grâce- Berleur bij Luik. Drie doden. Men vreesde dan ook dat de grote betoging in Brussel, die voor 1 augustus was gepland, een bloedbad zou worden. Grote stakingsleiders, zoals André Renard van de socialistische vakbond, kondigden aan dat ze heel Brussel kort en klein zouden slaan. Ze wilden het paleis in brand steken! De politie probeerde wel om de bussen en treinen uit Wallonië tegen te houden, maar de betogers stroomden gewoon te voet of op de fiets toe. De dag voor de betoging waren er dan ook al veel manifestanten in Brussel gearriveerd. De regering was echt bang dat het paleis en het parlement geen stand zouden kunnen houden.
Dus besloot de koning wijselijk om afstand te doen van de troon?
Vanden Berghe: Zo snel gaf hij zich niet gewonnen. Tot op het laatste moment wou hij de macht alleen tijdelijk aan Boudewijn overdragen. Eenmaal de rust was teruggekeerd, zou hij dan weer koning kunnen worden. Maar de christendemocratische regering, die doodsbang was voor de grote betoging, zag dat scenario niet zitten en bood haar ontslag aan. De koning heeft toen nog midden in de nacht geprobeerd om een nieuwe regering te vormen, maar dat lukte hem niet. Pas op de ochtend van 1 augustus kondigde hij uiteindelijk zijn troonsafstand aan. En meteen werd het weer rustig in het land. De heftige tegenstanders van Leopold III hadden alsnog gelijk gekregen en de aangekondigde betoging werd een zegetocht.
De jonge Boudewijn luisterde heel braafjes naar zijn vader. Was dat dan geen probleem?
Vanden Berghe: Helemaal niet. Waar draaide de Koningskwestie uiteindelijk om? De liberalen en de socialisten konden niet meer met Leopold als koning regeren zonder gezichtsverlies te lijden. De troonsbestijging van Boudewijn bood dan ook een mooie uitweg. Op 11 augustus 1950 legde hij de eed af als koninklijke prins en pas een jaar later, toen hij 21 was geworden, werd hij koning. Dat Leopold en Lilian ondertussen bij Boudewijn in het paleis bleven wonen, deed er niet toe, en ook niet dat Boudewijn, die van toeten noch blazen wist, beweerde dat hij alles zou doen wat zijn vader zei. Leopolds tegenstanders hadden geen gezichtsverlies geleden, dáár ging het om.
Uit uw boek blijkt ook dat de Amerikanen zich verregaand met de Koningskwestie hebben bemoeid.
Vanden Berghe: Leopold III lag niet goed bij de Amerikanen en de Britten. De Britse premier Winston Churchill was al kwaad op de koning sinds 1940. Toen was zijn expeditieleger in Duinkerke bijna door de Duitsers in de pan gehakt omdat de Belgen al na achttien dagen capituleerden. Churchill, die vond dat de Belgen hadden moeten vechten tot de laatste man, nam dat Leopold bijzonder kwalijk. Vandaar dat de Britten Leopold na de oorlog liefst niet op de troon zagen.
Maar de invloed van de Amerikanen was nog veel groter. Ik heb in Washington de CIA-archieven uit die periode kunnen inkijken en ook documenten van het Amerikaanse departement Buitenlandse Zaken. Daaruit blijkt dat de Amerikanen zich hier in de jaren na de oorlog verregaand hebben ingelaten met de binnenlandse politiek. Zo had premier Achiel Van Acker minstens drie keer per week een onderhoud met de Amerikaanse ambassadeur.
Waarom was België zo belangrijk voor de Amerikanen?
Vanden Berghe: Om twee redenen: de haven van Antwerpen en de uraniummijn in Belgisch Kongo. België had namelijk een geheim akkoord afgesloten met de Verenigde Staten waardoor zij al het Kongolese uranium kregen. De Amerikanen waren bang dat ze dat monopolie zouden verliezen als er bij ons een linkse, anti-Amerikaanse coalitie aan de macht zou komen. Want ook de Fransen waren in dat uranium geïnteresseerd sinds Pierre en Marie Curie met nucleair onderzoek bezig waren. Dus wilden de Amerikanen kost wat kost vermijden dat de socialisten en de communisten zich in België zouden verenigen of dat de socialistische vakbond in communistische handen zou vallen. Toen de communisten eind jaren veertig aan het roer van een aantal ABVV-centrales stonden, hebben de Amerikanen er zelfs eigenhandig voor gezorgd dat ze eruit werden verdreven. Zo ver ging hun inmenging.
Ook in de Antwerpse haven, een belangrijke logistieke draaischijf voor de Amerikanen, werden de arbeiders sterk door de communisten beïnvloed. Ze staakten er om de haverklap. Het was de socialistische vakbondsleider Louis Major die van de Amerikanen de opdracht kreeg om dergelijke acties tegen te gaan, en dat lukte hem ook.
Als de Amerikanen zo bang waren voor de linkse krachten in België, hadden ze toch beter Leopold III en de christendemocraten kunnen steunen?
Vanden Berghe: Dat was inderdaad een paradox: de anticommunistische Leopoldisten waren pro-Amerikaans terwijl de Amerikanen tegen de terugkeer van Leopold waren. Maar eigenlijk kon het de Amerikanen niet echt schelen wie er op de troon zat. Het enige wat ze wilden, was dat de rust terugkeerde, zodat de Antwerpse haven bleef draaien en de treinen bleven rijden. Via België wilden ze soldaten en materieel vanuit Duitsland naar Korea kunnen verschepen, en daarbij kwamen al die stakingen en rellen naar aanleiding van de Koningskwestie hen heel slecht uit. Dus vonden ze het alleen maar positief dat Boudewijn het van zijn vader overnam en België weer een stabiel land kon worden.
Wie waren de Amerikanen die hier in de coulissen aan de touwtjes trokken?
Vanden Berghe: De Verenigde Staten waren hier in die periode zeer goed vertegenwoordigd. Vergeet niet dat het de periode van het Marshallplan was, hè. Om te beginnen was de Amerikaanse ambassade erg uitgebreid, en daarnaast zat de CIA hier natuurlijk ook. In mijn boek voer ik commander Carter op die zich vanuit de ambassade met de Koningskwestie bemoeit. Wel, die man heeft echt bestaan, maar in werkelijkheid heette hij Parker. Hij zorgde dat hij de juiste mensen kende en was ook verantwoordelijk voor Operatie Gladio, het geheime stay behind-netwerk dat de Amerikanen in verschillende landen hadden opgezet. Ook in België hadden ze wapenvoorraden opgeslagen die konden worden gebruikt in het geval de Sovjets zouden toeslaan.
Tot wanneer zijn die wapens hier blijven liggen?
Vanden Berghe: Dat weet niemand. Misschien liggen ze hier nog. (lacht)
Ook de communisten hadden wapens verstopt. Wat hield hen tegen om die te gebruiken?
Vanden Berghe: Ze mochten niet van Moskou! De Belgische communisten of partizanen waren met te weinig om echt iets te kunnen bereiken. En dat beseften ze in Moskou maar al te goed. Ondertussen zat Jozef Stalin ook nog met de oorlog in Korea, die een heel andere wending nam dan hij had verwacht. Hij was ervan uitgegaan dat het een louter lokaal conflict zou blijven. Maar de Amerikanen gooiden zich in de strijd en plotseling leek het erop dat de oorlog in Korea jaren zou aanslepen. Dus zat Stalin echt niet te wachten op een handvol communisten dat in België een opstandje begon. Bovendien was Europa na de oorlog al verdeeld en viel België onder de invloedsfeer van de Verenigde Staten. En het moet gezegd: Stalin hield zich altijd aan zijn diplomatieke afspraken.
De Koningskwestie verdeelde ook Walen en Vlamingen. Heeft dat blijvende impact gehad?
Vanden Berghe: Zeker. Door de Koningskwestie hebben de Walen het licht gezien. De volksraadpleging confronteerde hen voor het eerst met het demografische overwicht van Vlaanderen, want daarvoor hadden de Vlamingen in het parlement nooit echt gebruik kunnen maken van hun meerderheid. Maar nu hadden de christendemocraten bij de verkiezingen van 1950 de absolute meerderheid behaald, en de Vlamingen wogen in die (toen nog unitaire, nvdr) partij het zwaarst door.
De Walen vreesden dan ook dat de Vlamingen hun numerieke overwicht zouden gaan gebruiken om alle wetten die ze maar wilden door het parlement te sluizen.
Nu was Wallonië anno 1950 nog veel rijker, maar Vlaanderen was duidelijk aan een politieke opgang begonnen. Dat zagen de grote Waalse leiders, onder wie André Renard, maar al te goed in. Zij waren ook bang dat er meer en meer Waals geld in de ontwikkeling van Vlaanderen zou worden geïnvesteerd als de Vlamingen aan de macht waren.
En dus dachten de Walen erover om zich van België af te scheuren?
Vanden Berghe: Dat was inderdaad het plan. Kort voor de troonsafstand van Leopold III vond er zelfs een bijeenkomst plaats waar een Waalse regering werd aangesteld. Met André Renard als minister van Defensie! Was de Koningskwestie in hun nadeel beslecht en bleef Leopold dus op de troon, dan wilden de Walen zich afsplitsen en een republiek stichten. De consul-generaal van Frankrijk, die op die vergadering aanwezig was, beloofde hen zelfs twee legerdivisies voor het geval de onafhankelijkheid van Wallonië verdedigd zou moeten worden. Maar uiteindelijk wonnen ze het pleit alsnog, zag Leopold III af van de troon en vonden ze het dus niet meer nodig om zich af te scheuren.
Later heeft Renard dan de vakbond verlaten om de Mouvement Populaire Wallon te stichten. Het was zijn streefdoel om de Walen beslissingsmacht te geven over hun eigen zaken. Omdat er geen breed draagvlak was voor een onafhankelijk Wallonië leek federalisme hem daartoe het beste instrument. Op die manier wou hij tegengaan dat de Walen als minderheid altijd aan het kortste eind zouden trekken. Het is door die bezorgdheid dat we nu, na de opeenvolgende staatshervormingen, in een land leven waar de grondwet amper kan worden aangepast en het zelfs bijzonder moeilijk is om sommige wetten goedgekeurd te krijgen. Willen de Vlamingen vandaag nog iets veranderen in België, dan hebben ze de toestemming van de Franstaligen nodig. En dat komt allemaal door het trauma dat de Franstaligen hebben op-gelopen tijdens de Koningskwestie.
Lees ook : Wat je moet weten over de Waalse beweging