Frankrijk in de Eerste Wereldoorlog: scheuren in de Union Sacrée
De Fransen zijn in augustus 1914 met grote eensgezindheid aan de Eerste Wereldoorlog begonnen, maar er zijn grenzen aan hun veerkracht. Na de bloedige lenteoffensieven van 1917 verschijnen er scheuren in de Union Sacrée.
De president, de generaals en het parlement
‘In de oorlog die nu begint heeft Frankrijk het recht aan zijn zijde. Volkeren noch individuen kunnen er de eeuwige morele kracht van miskennen. Het land zal heldhaftig verdedigd worden door al zijn zonen en niets zal de Heilige Eenheid tegenover de vijand breken.’ Dit is de boodschap van de Franse president Raymond Poincaré op 4 augustus 1914. De godsvrede wordt afgekondigd in het politiek zeer verdeelde land en de centrumlinkse regering Viviani verbreedt haar basis naar zowel links als rechts. Twee vooraanstaande socialisten krijgen ook een portefeuille. Alleen voor extreemrechts en de radicale klerikalen is er geen plaats binnen de Union Sacrée. Het parlement gaat uiteen zonder afspraak voor de volgende vergadering. De oorlog gaat voor.
Het politieke leven dooft niet volledig uit, maar het vuur wordt tijdelijk wel zeer laag gedraaid. Hoewel de grondwet het anders bepaalt en het staatshoofd het ook anders zou willen, zijn het de militairen die de dienst uitmaken in de IIIde Republiek. De staat van beleg wordt afgekondigd over het hele grondgebied en de macht van de préfets en de sous -préfets (departementshoofden) komt daarmee automatisch in de handen van generaals.
Na één jaar oorlog heroveren de burgers weer wat terrein. Het parlement komt op nieuw bijeen, maar debatteert in de openbare vergaderingen nooit over delicate oorlogskwesties. Dat werk gaat naar besloten commissies. Die laten zich na een tijdje flink gelden en roepen de premier en de ministers geregeld op het matje. Hoewel enkel het frontgebied onder militair bestuur staat, worden de grote beslissingen over de oorlogskoers van het land nog altijd in het militaire hoofdkwartier in Chantilly genomen, door de ‘directeur van de oorlog’, Joseph Joffre. Sinds de Slag aan de Marne van september 1914 heeft de generaal de status van ‘Redder des Vaderlands’.
Tot eind 1916 leggen de politici hem weinig in de weg. Joffre gedraagt zich soms als een staatshoofd en neemt op eigen houtje contact met de Britten en andere geallieerden. De president, de regering en de volksvertegenwoordigers krijgen maar weinig precieze informatie over de militaire operaties. Ze hebben het raden naar de omvang van de Franse verliezen. Joffre legt president Poincaré met plezier uit hoe het Duitse leger in elkaar zit, maar weigert details vrij te geven over zijn eigen militaire organisatie. Volgens Poincaré houdt Joffre in het Hôtel du Grand Condé in Chantilly, zo’n 50 kilometer ten noorden van Parijs, er een ware ‘schaduwregering’ op na.
Joffre kan echter na twee jaar weinig resultaten voorleggen. De twee grote successen van het Franse leger zijn defensieve operaties: de Slag aan de Marne in 1914 en de verdediging van Verdun in 1916. Zoals alle generaals droomt Joffre van een grote doorbraak aan het vastgelopen front, maar de Franse offensieven hebben weinig opgeleverd. Tien Franse departementen leven nog altijd onder Duitse bezetting. Eind 1916 beslist de Franse regering dat het krediet van Joffre is opgebruikt. De generaal houdt de eer aan zich en neemt in december 1916 ontslag.
De grote meerderheid van de Fransen draagt de oorlogsinspanningen met grote gelatenheid. Na de negen maanden durende Slag om Verdun, met zijn 160.000 Franse doden en vermisten, rouwt haast iedereen. Maar de Union Sacrée houdt voorlopig stand. De pers wordt bewaakt. De militaire censuur laat geregeld cartoons met een kritische toon tegen oorlogsprofiteurs verwijderen. Te veel kritiek op bijvoorbeeld onbarmhartige huiseigenaars of hebzuchtige boeren is niet goed voor de nationale eenheid. De greep van de censuur is echter niet altijd even vast. Berichten die uit de ene krant geknipt worden, staan soms breeduit in een andere.
Zoals in alle oorlogvoerende landen heerst er in Frankrijk inflatie en de lonen zijn veel minder snel gestegen dan de prijzen, behalve in de oorlogsindustrie. De vakbonden zorgen ervoor dat het protest beperkt blijft. Vanaf januari 1917 wordt arbitrage in arbeidsgeschillen verplicht. De oorlog heeft de Franse landbouw een afschuwelijke slag toegebracht. Bijna 2 miljoen boeren zijn gemobiliseerd, 2.500.000 hectaren van de vruchtbaarste landbouwgronden in het noorden zijn verloren gegaan. Door gebrek aan meststoffen en trekdieren gaat de productie van graan ook in de niet bezette gebieden met bijna de helft achteruit. Voedselimport op grote schaal, onder andere 20.000 ton diepgevroren vlees per maand, zorgt ervoor dat het patriottisme niet in de lege magen verdwijnt. Echte hongersnood, zoals in Duitsland, kent het land niet.
Het oorlogsmoreel van de Fransen veert wat op wanneer de Duitsers van februari tot maart 1917 hun Operation Alberich uitvoeren. Ze trekken uit eigen beweging een heel eind achteruit in de buurt van Arras en Saint Quentin. Maar dat lijkt alleen maar een bewijs van zwakte. Het resultaat van Alberich is een korter, maar nog veel moeilijker te breken frontlijn, de Siegfriedstellung. Rond dezelfde tijd komt het nieuws door van de Russische Februari-revolutie. Dat valt slechter, omdat veel Fransen bang zijn dat de Russen nu uit de oorlog zullen stappen. De zwaarste klap voor hun gemoed dienen zij evenwel zichzelf toe.
Het bloed blijft stromen
De grote verantwoordelijke voor de verderzetting van het massale bloedvergieten is de opvolger van generaal Joffre als opperbevelhebber aan het westelijk front: generaal Robert Nivelle, een artilleriespecialist die zijn sporen bij Verdun verdiend heeft. Nivelle gelooft nog altijd in de oude Franse doctrine van l’attaque à outrance, de aanval tot het uiterste. Niet om een lokaal succes te boeken, maar om in één klap de definitieve doorbraak te forceren en de oorlog in het westen te winnen. In zijn hoogmoed beweert hij dat de zaak op 24 à 48 uur geklaard kan worden met een zware verrassingsaanval op een uitgelezen zwak punt van de Duitse stellingen en uitgekiende coördinatie van artillerie en infanterie.
Nivelle heeft een Engelse moeder en spreekt vloeiend Engels. Hij is bovendien een protestant. Dat helpt om de Britten aan zijn kant te krijgen. De Britse premier Lloyd George steunt niet alleen zijn plan, maar plaatst de hoogste Britse bevelhebber in Frankrijk, generaal Douglas Haig, tijdelijk onder Frans bevel. Verschillende hoge Franse commandanten, onder wie de ‘Held van Verdun’ Philippe Pétain, zien geen heil in het plan van Nivelle. Minister van Oorlog Paul Painlevé heeft ook reserves, maar geeft uiteindelijk zijn fiat. Nivelle mag zijn gangen gaan en het resultaat is een nieuwe catastrofe.
De Fransen lopen zich te pletter tegen de Chemin des Dames, een oude weg op een plateau in de buurt van Soissons. Van een verrassing is geen sprake. De Duitsers kennen het plan tot in de details. Na 48 uur volgt er géén grote doorbraak, maar toch gaat Nivelle nog weken door. De verliezen zijn afschuwelijk hoog: 30.000 doden op 9 dagen, tussen 16 en 25 april. Het Franse leger heeft al erger meegemaakt, maar deze mislukking, na een opgeklopte propagandacampagne, is er een te veel. De burgers grijpen in. Nivelle wordt door de minister van Oorlog op 15 mei opzijgeschoven. Generaal Philippe Pétain neemt zijn plaats in, maar een deel van het Franse leger heeft er genoeg van.
Muiterijen
In talrijke eenheden krijgen de officieren te maken met opstandige soldaten. De crisis duurt een tiental dagen, van eind mei tot begin juni 1917, in de hele zone tussen Soissons en Aubérive. De soldatenacties verschillen van plaats tot plaats. Ze zijn spontaan, zonder leiding of structuur. Soms willen de soldaten niet meer naar de loopgraven, op andere plaatsen eisen ze toezeggingen over rust en verlof voor ze weer willen opmarcheren. Sommige rapporten signaleren agressieve betogingen van honderden soldaten in de kampementen en kreten tegen de oorlog. Officieren worden zelfs gemolesteerd. ‘Wij zijn geen slachtvee’, staat in een van de gecensureerde soldatenbrieven naar huis.
De nieuwe opperbevelhebber slaagt erin de crisis te bedwingen, met repressie maar vooral met een reeks positieve maatregelen. Pétain laat de soldaten weten dat hij het offensief van Nivelle stopzet. Hij heeft ook oog voor hun klachten over gebrek aan rust, verlof en fatsoenlijk eten. De hevigste muiters moeten wel bestraft worden. Tussen de 30.000 en de 40.000 soldaten zouden op een of andere manier de discipline gebroken hebben. 3427 daarvan moeten voor de krijgsraad verschijnen. Ze vormen samen een staal van de Franse arbeidende bevolking: boeren, dagloners, bakkers, metsers, mijnwerkers, handelaars, een paar onderwijzers. Ze zijn afkomstig uit heel Frankrijk De jongste is 17, de oudste 48. Hun achtergrond is zo divers dat het enige wat hen samen kan bewogen hebben diepe oorlogsmoeheid moet geweest zijn. 554 muiters worden ter dood veroordeeld. 49 mannen worden geëxecuteerd. Een ter dood veroordeelde pleegt zelfmoord en één ontsnapt. Korporaal Vincent Moulia vlucht naar Spanje en keert pas in 1936 naar Frankrijk terug.
Inlandse malaise
De militaire censuur staat natuurlijk niet toe dat de pers over de muiterijen schrijft, maar dit verhindert de militairen met verlof niet om er over te vertellen. Precies omdat er geen exacte informatie wordt vrijgeven, krijgen de ‘opstand’ van de soldaten en de repressie ervan een veel grotere omvang dan zij eigenlijk hebben. De Franse overheid én het leger beginnen zich ernstig zorgen te maken over het oorlogsmoreel en installeren een heel apparaat om een idee te krijgen van de diepte van de crisis. Op het militaire hoofdkwartier wordt een Bureau du Moral geopend. Een deel van de civiele briefpost wordt systematisch geopend en gecontroleerd.
In alle departementen organiseren de préfets enquêtes over de stemming onder de bevolking. In de zomer van 1917 signaleren 30 departementen een ‘malaise’ en in 10 departementen heerst grote nervositeit. Op sommige plaatsen als Haute Garonne en Vaucluse zijn veel mensen nu gewonnen voor een vrede tegen elke prijs en in het departement van de Gironde valt vaak het woord ‘revolutie’. De onvrede groeit samen met de voedselschaarste, na de slechte oogst van 1916, gevolgd door een verschrikkelijke winter, die het transport over het water gehinderd heeft. Brood en suiker gaan op de bon. De bevolking wordt opgedeeld in zes groepen: kinderen, jongeren, volwassenen, arbeiders, boeren en bejaarden. Elke groep heeft recht op niet meer dan een vastgelegd aantal grammen brood per dag: van 300 gram voor jonge kinderen tot 700 voor arbeiders.
Over stakingen moet de pers heel terughoudend schrijven, maar in de maand mei verschijnen er plots vrij lange artikelen over een heel bijzondere actie in Parijs: de Midinettes, de naaisters van de grote couturehuizen, leggen het werk neer. De werkgevers hebben eenzijdig beslist om de ateliers op zaterdagnamiddag te sluiten en die halve dag ook af te houden van het loon. De Midinettes – zo genoemd omdat ze ’s middags de ateliers verlaten om op straat te gaan eten – eisen de invoering van de semaine anglaise, de werkweek van vijf en een halve dag, met behoud van loon. 10 000 naaisters sluiten zich bij de beweging aan.
De vrouwen trekken geregeld door de straten en houden massabijeenkomsten. Dat zorgt voor heel mooie plaatjes onder de schitterende meizon. De dames manifesteren in keurige kledij en houden het strikt bij de eisen van hun sector. Ze dragen de tricolore mee en nergens klinkt kritiek op de oorlog. Zonder het te willen brengen ze een stakingsgolf op gang die véél grimmiger en politieker is dan hun sympathieke actie in de modewereld. In mei, juni en juli volgen er stakingen in tientallen sectoren, in en om Parijs. Er nemen rond de 130.000 mannen en vrouwen aan deel. 80% van de stakers zijn vrouwen, met de dames uit de munitiefabrieken als hardste klanten. In sommige bedrijven staken alleen de vrouwen en werken de mannen door. Vrouwen verdienen gemiddeld 30% minder dan mannen.
Het meest verontrustende aan de stakingsgolf van mei-juni 1917 is voor de regering de pacifistische toon die de politie hier en daar opmerkt. ‘Weg met de oorlog’ blijft een zeldzame slogan, sommige betogers zingen dan weer de Internationale en als ze de tricolore meedragen, plooien ze die zo dat alleen het rood zichtbaar is. De stakers tonen ook veel sympathie voor de poilu’s, de simpele frontsoldaten: ‘Alle flikken naar het front, dan kunnen onze poilu’s naar huis’, noteert een van de politiespionnen in zijn rapport.
De stakingsgolf ebt in de zomer weg, na de inwilliging van een hele reeks eisen. Grote groepen boeren uit de oudste mobilisatieklassen – mannen van 35 en ouder – worden gedetacheerd: ze mogen terugkeren naar hun hoeves om daar, onder militair toezicht en met een armband om, weer het land te bewerken. Dat helpt om de spanning uit de lucht te halen, maar wat niet meer weg gaat is de pacifistische stroming.
De SFIO, de Franse socialistische partij, is niet langer een betrouwbare pijler onder de Union Sacrée. Al na een paar maanden oorlog klinken binnen de organisatie anti-oorlogsstemmen, die steeds meer gehoor gevinden. In december 1916 stemt bijna de helft van de afgevaardigden op het nationale partijcongres voor actieve vredesonderhandelingen en voor de heropstart van de Internationale.
Na het debacle van 1914 is het vuur van de Internationale op een heel laag pitje blijven branden dankzij een paar kleine, maar belangrijke conferenties in Zwitserland. De oorlog is daar, onder meer door Vladimir Lenin, gebrandmerkt als een stuiptrekking van het imperialisme. In 1917 moet er een derde conferentie plaats vinden in Stockholm. De Franse socialisten willen een delegatie naar Zweden sturen, maar premier Ribot weigert paspoorten af te leveren. Dat is voor de partij het alibi om niet meer mee te regeren. Wanneer Paul Painlevé in september een nieuwe regering vormt, weigeren ze hem het vertrouwen. Daarmee wordt het einde van de Union Sacrée bezegeld in het parlement.
Pétain herstelt de oorlogsorde
Ondanks de ‘desertie’ van de socialisten lijkt Frankrijk in het najaar van 1917 even zijn evenwicht terug te vinden. Generaal Pétain heeft het leger weer goed onder controle en zijn mannen heroveren veel terrein in de buurt van Verdun en in Malmaison, bij de beruchte Chemin des Dames. Het zijn offensieven zoals voorgeschreven door de nieuwe Pétain-doctrine, met een beperkt en welomschreven doel. Pétain levert demonstraties van militair vakwerk, een volgehouden inzet van zwaar geschut op een kleine oppervlakte. Veel bravoure levert dat niet op. Wellicht schiet daarom het Franse oorlogsmoreel niet meteen de hoogte in. De aankomst van de eerste grote groepen Amerikaanse soldaten zorgt daar wel voor, al weet iedereen dat het nog maanden zal duren eer die naar het front kunnen vertrekken.
Verschrikkelijke verliezen en een grote doorbraak van de Duitsers en de Oostenrijkers op het Italiaanse front bij Caporetto in oktober-november werpen snel een zware schaduw over de kleine Franse successen. Maar de bolsjewieken zorgen voor de grootste schok in het vertrouwen. Na de staatsgreep in Moskou van 7 november 1917 doet Lenin wat hij altijd beloofd heeft: hij laat het Russische leger uit de oorlog stappen. De Fransen beseffen dat de instorting van het oostfront de Duitsers de kans zal geven om nu een massale aanval op het westen in te zetten. Het wordt tijd om zich opnieuw schrap te zetten en de gelederen te sluiten. Maar de Franse regering is in het moeilijke jaar 1917 van de ene naar de andere crisis gesukkeld. Paul Painlevé is al de derde premier in 6 maanden tijd. Wanneer bekend raakt dat hij steun heeft verleend aan een poging om met de Duitsers een gesprek over vredesvoorwaarden te beginnen, moet ook hij inpakken.
Nu slaat het uur van de ‘tijger’. Georges Clemenceau is al 76 jaar wanneer hij op 15 november 1917 opnieuw premier wordt. Hij is dat ook al geweest van 1906 tot 1909. De Franse arbeiders hebben gemengde herinneringen aan deze vurige, ‘linkse’ radicale republikein. Zijn bijnaam dankt hij onder meer aan de ijzeren greep waarmee hij een einde placht te maken aan stakingen. Hij heeft eveneens de werkdag van 10 uur ingevoerd, de vakbonden meer armslag gegeven en de politie hervormd. De tijger staat voor nog veel meer. In de Dreyfus-affaire is hij een van de grootste verdedigers van de valselijk beschuldigde joodse officier. Clemenceau is de onvermoeibare bewaker van de waarden van de Republiek, de luidste en zwaarste stem in de Senaat, die ook een eigen krant heeft om zijn meningen te ventileren: L’Homme Libre. Wanneer hij last krijgt met de censuur verandert hij de titel provocerend in L’Homme Enchaîné. Als Clemenceau in de Senaat spreekt beven de ministers op hun stoel.
In augustus 1914 heeft Clemenceau een ministerpost geweigerd. Hij vindt dat de regering Viviani te zwak is om het land in crisistijd te leiden. De tijger is een jusqu’au boutiste: Frankrijk heeft geen andere keuze dan de oorlog te winnen en moet daar alles voor opofferen, behalve de Republiek zelf. De burgers en niet de militairen moeten de leiding in handen houden. Voor de politieke godsvrede onder de Union Sacrée heeft Clemenceau maar een beperkt respect. Als voorzitter van senaatscommissies die zich met het leger en met buitenlandse zaken bezighouden, zit hij de regering voortdurend op de hielen. In juli 1917 voert hij, in een publieke zitting, een frontale aanval uit op Louis-Jean Malvy, de minister van Binnenlandse Zaken, die hij er van beschuldigt steun te verlenen aan het pacifisme door de krant Le Bonnet Rouge te subsidiëren. Wanneer ook premier Painlevé in verband wordt gebracht met vredesvoorstellen, ruikt de tijger bloedt. Hij maakt zijn prooi snel af.
Op 24 uur bokst de oude veteraan een nieuwe regering in mekaar, die hij op 20 november 1917 aan de Kamer presenteert. Zijn programma is eenvoudig: volhouden tot het Amerikaanse leger klaar is om mee te vechten en intussen alle vormen van defaitisme hardhandig bestrijden en alle pogingen tot vredesonderhandelingen de pas afsnijden. En dan zal lukken wat de tijger nu voorspelt: ‘Op een dag zal er, van in Parijs tot in het nederigste dorp, een oorverdovend applaus opgaan om onze zegevierende vlaggen te begroeten, doordrongen van bloed en tranen, verscheurd door obussen, de glansrijke verschijning van onze grote doden. Het ligt in onze macht om die dag, de mooiste van ons ras, werkelijkheid te laten worden.’ Op een minder plechtig ogenblik drukt hij het zo uit: ‘Mijn binnenlandse en mijn buitenlandse politiek zijn hetzelfde. Binnenlandse politiek: ik voer oorlog. Buitenlandse politiek: ik voer nog meer oorlog.’
Clemenceau laat het niet bij woorden. Hij is niet alleen premier, maar neemt er ook de portefeuille van oorlog bij en houdt de oorlogvoering stevig in zijn eigen handen. Het overige geeft hij aan vertrouwelingen. Met grote risico’s voor zijn eigen leven bezoekt hij geregeld het front. De poilu’s zijn dol op hem. Hij geeft hen het gevoel dat hun miserie zin heeft en dat ze tot een nationale gemeenschap behoren die een waardige morele strijd voert.
De sleutelmomenten
– 04/08/1914: President Poincaré verklaart de oorlog met de boodschap dat Frankrijk het recht aan zijn zijde heeft.
– 09/1914: Generaal Joffre wordt de ‘Redder des Vaderlands’ na de Slag aan de Marne.
– 12/1916: Generaal Joffre neemt ontslag na tegenvallende resultaten in de oorlog.
– 16/04/1917: De Fransen lijden zware verliezen tijdens de offensieve aanval onder generaal Nivelle.
– 25/04/1917: De verliezen tijdens de aanval van Nivelle zijn extreem hoog, duizenden doden in negen dagen.
– 15/05/1917: Generaal Nivelle wordt vervangen door generaal Pétain.
– Eind mei 1917: De soldaten beginnen met opstandige acties in de loopgraven.
– Zomer 1917: De Franse overheid start enquêtes over de stemming onder de bevolking .
– 17/05/1917: De Midinettes, naaisters, starten een staking voor betere arbeidsomstandigheden.
– 07/11/1917: Lenin laat het Russische leger uit de oorlog stappen na de staatsgreep.
– 15/11/1917: Georges Clemenceau wordt premier en stelt een nieuwe regering samen.
– 20/11/1917: Clemenceau presenteert zijn programma voor de oorlogvoering aan de Kamer.
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier