De slag bij Cambrai : een Brits succes in 1917

Bij de voorbereidingen van de aanval kan elk infanteriebataljon slechts twee dagen trainen met de tanks. Om de training zo echt mogelijk te laten lijken, zijn de loopgraven op levensgrote schaal nagebouwd. © www.walesatwar.org

De slag bij Cambrai duurt slechts twee en een halve week. In die tijd laten 45.000 soldaten het leven en zijn de geallieerden na een korte efficiënte opmars opnieuw teruggedrongen tot hun vertrekposities. Niettemin zal deze aanval bij de Britten bekend staan als een succes.

Bij de geconcentreerde Britse aanval in de richting van Cambrai worden ook drie tankbrigades ingezet. Hiervoor worden 378 Mark IV-gevechtstanks in gereedheid gebracht. © Bibliothèque de documentation international contemporaine, Nanterre


De aanval bij Cambrai begint amper tien dagen nadat de Canadezen de zes maanden durende Derde Slag bij Ieper hebben bezegeld met een succesvolle stormloop op het dorpje Passendale. De gevechten duren amper twee en een halve week, van 20 november tot 7 december 1917. Hoewel de operatie qua omvang niet te vergelijken valt met het grote offensief bij Ieper, is de impact ervan minstens even groot.

Na de Franse mislukkingen bij Chemin des Dames en het Britse falen bij Ieper willen de geallieerden het derde oorlogsjaar met een positieve noot eindigen. De aanval in Cambrai betelent uiteindelijk geen terreinwinst, maar geeft de Britten wel weer vertrouwen in hun eigen kunnen. Ze slagen erin om de bijzonder sterke Hindenburgstelling te doorbreken. Dat het daarna verkeerd zal gaan en de soldaten na de strijd terug op de vertreklijn staan, wordt snel vergeten. De Britten onthouden vooral het positieve. Ze zullen de strijdmethodes van Cambrai daarom verfijnen en veralgemenen. Vanaf de zomer van 1918 brengen ze de nieuwe tactieken met succes in de praktijk tijdens de bevrijdingsoffensieven.

De loopgraven in de Duitse verdediging zijn omgevormd tot antitankgrachten door ze op verschillende plaatsen breder en dieper te maken. Daarom dragen tal van Britse tanks een grote takkenbundel op hun dak, die ze tijdens de aanval in de grachten dumpen. © www.walesatwar.org

Een bescheiden objectief



Het plan voor de aanval komt deze keer niet van de Britse opperbevelhebber Douglas Haig, maar is eigenlijk een combinatie van een resem voorstellen van fronteenheden voor grotere raids, aangevuld met een suggestie van de Britse tankofficieren: generaal Hugh Elles en kolonel John Frederick Fuller. Zij stellen voor om een geconcentreerde tankaanval uit te voeren met een bescheiden objectief. Haig schaart zich uiteindelijk achter het plan, dat vervolgens wordt uitgebreid tot een meer klassieke operatie met de nodige artilleriesteun en een belangrijke rol voor de infanterie.

Het doel van de operatie is de inname van de stad Cambrai om vervolgens door te stoten naar Valenciennes. Het definitieve aanvalsplan klinkt niet meteen revolutionair: zes infanteriedivisies en alle tanks moeten op een vijftien kilometer breed front door de Duitse stellingen breken links en rechts van Cambrai. Deze aanval moet kort en hevig zijn. Snelheid is van het grootste belang. Eenmaal de doorbraak een feit is, moet de cavalerie in een tweede fase de stad omsingelen waarna het ingenomen gebied zal worden gezuiverd en de omsingelde Duitse troepen tot overgave gedwongen.

Op hun weg naar Cambrai moeten de troepen door het bos van Bourlon. Twee andere hindernissen zijn het kanaal van Saint-Quentin en het Canal du Nord. Bovendien zitten de Duitsers bij Cambrai op hun goed uitgeruste Siegfriedstellung, waarop ze zich terugtrokken in maart 1917 tijdens de Alberich-terugtocht. Om de Duitse troepen in het ongewisse te laten over de Britse intenties en om te vermijden dat de Duitsers snel troepen zouden kunnen verplaatsen om de aanval te stuiten, voorzien de Britten een reeks kleinere aanvallen links en rechts van de aanvalszone. Uiteindelijk beslaat de aanval bij Cambrai op die manier een vijftigtal kilometer brede sector tussen Arras en Saint-Quentin. Haig laat weten dat de doorbraak er binnen de 48 uur moet komen, zoniet wil hij de operatie stilleggen.

Het Britse 3de Leger van generaal Sir Julian Byng zal de operatie uitvoeren. Hij moet de klus zien te klaren met negentien infanterie- en vijf cavaleriedivisies (samen 27.000 ruiters). Hij heeft ook drie tankbrigades tot zijn beschikking, samen goed voor 378 gevechtstanks (Mark IV), een voor die tijd ongelooflijk aantal. Daarnaast zijn er nog een honderdtal tanks in steun, zoals bevoorradingstanks, twee brugslagtanks, negen tanks met draadloze telegrafie en 32 wire-cutting tanks, die achter de eerste aanvalstroepen de prikkeldraadversperringen verder zullen opruimen, zodat de aanstormende ruiters een vlotte doorgang krijgen.

Ongeschonden gebied



Er wacht de manschappen van Byng een aartsmoeilijke opdracht. Gelukkig zijn de Duitse vijanden geen al te beste eenheden. De sector van Cambrai wordt verdedigd door het Duitse 2de Leger onder leiding van Georg von der Marwitz. Cambrai is voor de Duitsers een rustige sector, waar fel beproefde eenheden de kans krijgen om op adem te komen. Dat Cambrai tot dan gespaard is gebleven van grote gevechten, is ook te zien aan het landschap dat nog behoorlijk ongeschonden is. De modderpoelen van Ieper zijn ver weg. De bomen in de bossen hebben er zelfs nog takken en bladeren. Dat de Britten na de gevechten bij Ieper elders nogmaals in de aanval zouden trekken, komt dan ook als een donderslag bij heldere Duitse hemel.

De sector tegenover de Britse hoofdkrachtinspanning wordt verdedigd door drie divisies. Twee daarvan zijn eenheden van mindere kwaliteit. Centraal staat de sterkere 54ste Divisie, die echter een sector van bijna tien kilometer moet houden. Deze divisie is evenwel een van de weinige Duitse eenheden die enigszins getraind zijn voor het antitankgevecht. Zo hebben ze geleerd hoe een 77mm kanon kan worden aangewend als antitankgeschut. Gelukkig voor de Duitsers komt er de dag voor de aanval een vierde divisie aan, die is teruggehaald van het oostfront. Deze 107de Divisie wordt op 20 november abrupt gewekt en stelselmatig in de strijd geworpen. Alle beschikbare manschappen reppen zich naar de derde positie (Siegfriedstellung II), een reeks half afgewerkte stellingen achter de eigenlijke Siegfriedstellung I. Zij zullen de meubelen redden op de eerste dag van het offensief.

Omdat de Britten sterk op de verrassing spelen, merken de Duitsers pas de dag voor het offensief dat er veel meer Britse verkenningsvluchten
boven hun linies plaatsvinden dan gewoonlijk. Maar het gaat om kleine voortekenen, waar ze weinig belang aan hechten. © Drakegoodman

De Duitse infanteristen kunnen bij Cambrai niet terugvallen op een goede artilleriesteun. Ze hebben amper tachtig stukken geschut in de sector, met bovendien een heel sterke verspreiding in de diepte, conform de nieuwe defensieve doctrine. Zo kunnen de Britse tegenbatterijvuren niet alle Duitse kanonnen tegelijk het zwijgen opleggen. Ten slotte kampen de Duitse artilleristen met munitietekorten. Ze moeten dus vertrouwen op hun nieuwe concept van verdediging in de diepte, en in hun Siegfriedstellung.

Hoewel de verdediging afstapt van de idee van aaneengesloten loopgravenlinies en in de plaats daarvan kiest voor losse steunpunten, zijn de linies bij Cambrai nog duidelijk aanwezig. De loopgraven worden bezet volgens het nieuwe systeem, waardoor sommige stukken leeg zijn. Voorts zijn boerderijen en dorpen uitgebouwd tot kleine vestingen. De Duitsers hebben de loopgraven op verschillende plaatsen wel breder en dieper gemaakt. Op die manier maken ze er antitankgrachten van. Daarom krijgen veel Britse tanks een takkenbundel mee op hun dak, die de gracht deels moet vullen, om zich niet vast te rijden. De Britse infanteristen vrezen vooral de tot honderd meter diepe prikkeldraadversperringen. Verder hebben de Duitsers het gros van hun troepen teruggetrokken tot zo’n drie kilometer achter hun voorpostenlinie, zodat de meeste infanteristen buiten het bereik van de lichte Britse artillerie vallen. Het hele Duitse defensieve systeem is zeven tot acht kilometer diep.

Oude strategieën, verbeterde praktijk



De Britten beseffen dat het deze keer anders moet. Bij hun voorbereidingen zetten ze in op drie sleutelelementen: geheimhouding, verrassing en samenwerking. Deze concepten zijn uiteraard niet nieuw, maar het is de eerste keer dat geen middelen of moeite worden gespaard om ze in de praktijk te brengen.

Ten eerste is er de geheimhouding. Soldaten en officieren worden zo laat en zo beperkt mogelijk geïnformeerd. Niemand weet meer dan hij moet weten om zijn job te kunnen uitvoeren. De gevechten bij Ieper helpen daarbij als bliksemafleider. Er vindt een grote troepenopbouw plaats in de twee weken voor de start van de aanval. Zoveel mogelijk verplaatsingen gebeuren ’s nachts en worden zo lang mogelijk uitgesteld. Om te vermijden dat soldaten hun mond voorbijpraten, lanceert de Britse legerleiding valse geruchten over onder meer nooit geplande offensieve operaties in andere frontsectoren. Intussen worden ook de Duitsers op diverse manieren misleid, onder meer met valse berichten op de draadloze telegrafie. Voorts krijgen de schaarse Duitse vliegtuigen het lastig met de dertig luchtafweerkanonnen die het luchtruim boven de Britse linies afsluiten. De Britten behalen het luchtoverwicht ook dankzij hun numerieke meerderheid in de lucht: 289 Britse toestellen tegenover 70 Duitse.

Deze Franse karikatuur laat verstaan dat de Duitsers bij het zien van de vele Britse aanvalstanks tijdens het Cambrai-offensief behoorlijk onder de indruk waren. © Tac à tac teuf-teuf

Ten tweede zetten de Britten alles in op de verrassing. Daarom besluiten ze om geen dagen- of urenlange artilleriebeschietingen te doen die de aanval voorafgaan. Meer zelfs, de kanonnen worden zelfs niet ingeschoten. Tot dan vuurden nieuw aangekomen stukken altijd op hun doelwitten ‘om te testen’, zodat de kanonnen zeker goed gericht stonden op de dag van de aanval. De aankomst van honderden nieuwe kanonnen en houwitsers ging zo nooit onopgemerkt voorbij. Deze keer rekenen de Britten echter op een nieuwe methode gebaseerd op betere berekeningen, van onder andere de slijtage van het kanon. Bij twijfel vindt het inschieten plaats op oefenterreinen in het achterland. De Britse misleiding lukt.

Von der Marwitz laat amper vier dagen voor de aanvang van het offensief nog weten aan zijn chefs dat een Britse aanval in zijn sector weinig waarschijnlijk is. In de nacht van 18 op 19 november nemen de Duitsers echter verschillende Britse soldaten krijgsgevangen. Sommigen van hen maken gewag van de Britse aanvalsplannen. Quasi tegelijk onderscheppen de Duitsers Britse boodschappen en zijn ze verontrust door de agressieve Britse verkenningsvluchten boven hun linies op 19 november. Toch zijn dit slechts kleine voortekenen, waaraan de Duitsers weinig geloof hechten. De verrassing is meer dan geslaagd.

En het bilan van de slag die slechts drie weken duurde? Een op twee tanks wordt buiten gevecht gesteld: 65 tanks door Duits artillerievuur en de rest door mechanische pech of door vast te zitten in het terrein. © Drakegoodman

Ten derde besteden de Britten veel aandacht aan de samenwerking op het slagveld. De infanterie krijgt deze keer uitgebreid de kans om kennis te maken met de tanks, hun bemanning en werkwijze. De infanterie heeft de tanks broodnodig om zich een weg te banen door de diepe prikkeldraadversperringen. De tanks zullen op kop rijden en fungeren als magneten voor de vijandelijke kogels. Ten slotte verlichten ze het werk van de infanterie met hun mitrailleurs en kanonnen. Tanks en infanterie oefenen dus samen hun aanvalstactieken tijdens de drie weken voor het offensief. Wegens tijdsgebrek kan elk infanteriebataljon slechts twee dagen trainen met de tanks, maar dat is beter dan niets. Om de training zo echt mogelijk te laten lijken, worden de loopgraven van de Siegfriedstellung op levensgrote schaal nagebouwd. De legerleiding oefent met schaalmodellen van de Duitse verdediging. De infanterie krijgt niet alleen de nodige steun van de tanks, maar wordt ook nog eens zorgvuldig gesteund door de artillerie. De Britten hebben een verpletterend overwicht op dat gebied. Meer dan duizend stukken staan klaar om de opmars van de infanterie te vergemakkelijken met een aantal voorbereide spervuren die beginnen en ophouden op vooraf vastgelegde tijdstippen, zodat de soldaten telkens een stukje kunnen oprukken in een terreinstrook waar de Duitsers murw geschoten zijn. Omdat het vuurplan volledig bepaald wordt door een tijdstabel en niet door de reële positie van de aanvalsgroepen, moet de infanterie zich aanpassen aan de artillerie en niet omgekeerd.

De artillerie krijgt ook opdracht om rookgordijnen op te werpen om de oversteek van het niemandsland te beschermen en de Duitse artillerie met gasgranaten te bestoken vanaf de eerste minuut van de aanval. De spervuren bestaan uit een derde shrapnelgranaten (die boven de grond ontploffen dankzij een tijdsontsteker en vooral onbeschermde troepen treffen), een derde springgranaten (die ontploffen bij impact en schuilplaatsen beschadigen) en een derde rookgranaten (die de Duitsers het zicht op de Britse aanval ontnemen). Ten slotte kan de infanterie rekenen op luchtsteun. Britse vliegtuigen verkennen terrein en vijand, bombarderen Duitse vliegvelden, hoofdkwartieren en artilleriebatterijen en beschieten mitrailleurposten.

Ondanks het beperkte succes is de slag bij Cambrai toch een mijlpaal in de geallieerde oorlogvoering. Zo leerden de bevelhebbers dat naast de zware Mark IV-tanks ook lichtere exemplaren zoals de Renault FT-17 – hier in handen van de vijand – nuttig zouden kunnen zijn op het slagveld. © Drakegoodman

Vijf kilometer op één dag, nul kilometer op twintig dagen



De Britten plukken de vruchten van hun zorgvuldige voorbereiding. Op 20 november om 6u.20 ’s morgens is het zover. Artillerie, tanks en infanterie ontbinden tegelijk hun duivels. De Britse spervuren schudden de Duitsers stevig dooreen, terwijl de tanks hun werk doen en het pad effenen voor de infanterie, die hen zo goed mogelijk probeert te volgen. Generaal Elles gaat – tegen de wil van zijn chefs in – voorop in de strijd vanop zijn tank Hilda, die voor de gelegenheid versierd is met een vlag van het Tank Corps. Hiermee legt hij ongewild de grondslag voor de toekomstige cultuur waarbij bevelhebbers van tankeenheden zelf ook postvatten in een voertuig bij een aanval. De vliegtuigen doen ook hun duit in het zakje. Op de meeste plaatsen loopt de samenwerking tussen tanks, infanterie en artillerie gesmeerd.

Het resultaat van één dag strijd is een opmerkelijke terreinwinst tot vijf kilometer diep. De Britten nemen 7.500 Duitsers gevangen en maken 120 kanonnen buit. Zelf verliezen ze ‘amper’ 4.000 manschappen. De stemming is euforisch en in Groot-Brittannië worden de klokken geluid. Toch is niet alles rozengeur en maneschijn: het bruggenhoofd over het kanaal van Saint-Quentin is klein en kwetsbaar, terwijl het dorp Flesquières en het bos van Bourlon niet ingenomen zijn. De balans van dag 1 is dus genuanceerder: enerzijds gaat de opmars opmerkelijk vlot, anderzijds zijn niet alle vooropgestelde doelen bereikt.

De Britten slagen erin om bij Cambrai heel snel door te stoten tot aan Bourlon en Noyelles, maar staan nog geen veertien dagen later alweer bij hun vertrekposities. © www.firstworldwar.com

Op 21 november rukken de Britten nog enkele kilometers op. Daarna valt hun opmars stil en verwatert de strijd tot een typische WOIslag: de Britten proberen hardnekkig hun terreinwinst vast te houden en uit te breiden, terwijl de Duitsers de ene tegenaanval na de andere lanceren. Het is wachten tot 30 november voor de Duitsers voldoende verse divisies in de strijd kunnen werpen. Twaalf divisies beuken nu in op de uitstulping die de Britten hebben gecreëerd sinds 20 november. De Duitsers nemen het initiatief over en dringen de Britten terug naar hun vertrekposities. Op 7 december 1917 is de strijd gestreden.

De verliezen zijn beperkt tot 45.000 manschappen aan beide zijden (doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen). Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de strijd slechts 18 dagen heeft geduurd, waardoor dit offensief eigenlijk bloederiger is dan de Derde Slag bij Ieper (465.000 verliezen op iets meer dan 100 dagen). Een op de twee tanks wordt buiten gevecht gesteld: 65 tanks zijn uitgeschakeld door Duits artillerievuur; de rest heeft mechanische pech of rijdt zich vast.

Toch een mijlpaal



De doorgedreven planning en voorbereiding met klemtoon op de geheimhouding, de verrassing, de nieuwe artillerietactieken, de massale inzet van tanks en de samenwerking tussen alle wapens op het slagveld verklaren het opmerkelijke succes van de eerste dagen van de aanval. Iedereen begrijpt dat dit de weg is voor de toekomst. Wat goed is, wordt behouden. Waar ruimte is voor verbetering, trekken de Britten de nodige lessen. Zo beseffen ze dat ze niet alleen nood hebben aan zware Mark IV-tanks die door de vijandelijke stellingen kunnen beuken, maar ook kleinere en lichtere tanks voor de exploitatie. Tegen het einde van de oorlog bestaan er diverse types lichtere tanks, zoals de Franse Renault FT-17 of de Britse Whippet, maar die blijven fragiel en traag. Het is wachten op de nieuwe modellen van het interbellum tot de tank het perfecte middel wordt voor zowel de doorbraak als de exploitatie.

De sleutelmomenten

– 20/11/1917: Begin van de aanval bij Cambrai, waarbij de Britten hun tactieken combineren met tankaanvallen.

– 21/11/1917: Britten maken verdere terreinwinst en nemen enkele kilometers in, maar de opmars komt tot stilstand.

– 30/11/1917: Duitsers kunnen verse divisies inzetten en nemen het initiatief over, waardoor de Britten worden teruggedrongen.

– 07/12/1917: Einde van de Slag bij Cambrai, met een totaal van 45.000 verliezen aan beide zijden.

Lees meer over:

Partner Content