Zwitserland in WO I : de slappe koord van de neutraliteit
De Eerste Wereldoorlog spaart ook het neutrale Zwitserland niet. Het leger bewaakt de grenzen, de buitenlandse politiek en de economie staan in dienst van de oorlog en het Internationale Rode Kruis barst uit zijn voegen. Stijgende armoede en sociale onrusten monden uit in een staking in 1918.
Een moeilijke neutraliteit?
Zwitserland geniet een eeuwigdurende neutraliteit, vastgelegd tijdens het Verdrag van Parijs in november 1815. Toch gaan de internationale spanningen in Europa voor 1914 ook in Zwitserland niet onopgemerkt voorbij. Het land grenst aan Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië en vreest daarom in geval van oorlog wel eens gebruikt te kunnen worden als doorgangsgebied. Tijdens het bezoek van de Duitse keizer Wilhelm II aan de Zwitserse legermanoeuvres in september 1912 benadrukt de regering de wens om het land buiten elke oorlog te houden. Ze beweert dat het leger sinds de hervormingen van 1907 in staat is om deze neutraliteit met succes te verdedigen.
Zwitserland is een unie van verschillende bonden, met Italiaanstaligen, Duitstaligen en Franstaligen. Deze twee laatste groepen zijn het best vertegenwoordigd, maar tussen hen gaapt een kloof, die door de oorlog enkel maar breder zal worden. Vooral de Duitse invasie van het neutrale België in augustus 1914 benadrukt de interne tegenstellingen. De Franstalige pers laat niet na om hard van leer te trekken en de Duitse inval te veroordelen, terwijl de Duitstalige pers in Zwitserland de invasie probeert te rechtvaardigen of er stilzwijgend over heen gaat. De regering kan niet anders dan oproepen tot nationale eenheid.
Twee jaar lang zal het land iedere opportuniteit aangrijpen om zijn neutraliteit te benadrukken. Maar het is net deze neutraliteit die Zwitserland een unieke gelegenheid geeft om zijn status te handhaven en te versterken. De oorlogvoerende partijen zien in Zwitserland het ideale land om gewonde krijgsgevangenen onder te brengen en te laten revalideren. Een pragmatische oplossing voor het tekort aan artsen in de krijgsgevangenenkampen. Het eerste contingent Britse gewonden komt vanuit diverse krijgsgevangenenkampen onder begeleiding van het Rode Kruis aan op 30 mei 1916 in het dorpje Château d’Oex. Ongeveer 68.000 zieke en gewonde soldaten van verschillende nationaliteiten, waaronder 3.800 Belgen, zullen tussen 30 mei 1916 en het einde van de oorlog een plek krijgen in het neutrale Zwitserland.
Imagoschade
Volgens minister van Buitenlandse Zaken August Hoffmann moet Zwitserland een bemiddelende rol spelen tussen de verschillende oorlogvoerende partijen. De publieke opinie en de vele petities in het land steunen hem hierin, maar hij blijft erg voorzichtig. Pas in december 1916 zal hij de eerste stappen ondernemen, geruggensteund door het vredesvoorstel van de Amerikaanse president Woodrow Wilson. De Zwitserse ambassadeur in de Verenigde Staten daarentegen probeert op eigen initiatief te onderhandelen om een oorlog tussen de VS en Duitsland te voorkomen, tot groot ongenoegen van de geallieerden. De imagoschade die Zwitserland hierbij oploopt is erg groot.
In juni 1917 onderscheppen de geallieerden een telegram van de socialistische politicus Robert Grimm aan Arthur Hoffmann. Grimm doet zich voor als Zwitsers diplomaat en is op dat moment samen met Lenin en de Duitse ambassadeur in Rusland om er een vredesverdrag te bespreken. In de ‘Affaire Grimm-Hoffmann’ moet Hoffmann ontslag nemen uit de regering ten voordele van de meer Fransgezinde Gustave Ador.
Het Zwitserse leger houdt de wacht
Begin augustus 1914 duidt de regering de Duitsgezinde Ulrich Wille aan als opperbevelhebber voor het op Duitse leest geschoeide Zwitserse leger. Het Zwitserse leger beschikt dan over 25.000 manschappen en 77.000 rijdieren. Met de mobilisatie in augustus 1914 keren er 220.000 manschappen terug naar hun eenheid. In november 1916 hebben de Zwitsers nog slechts 38.000 soldaten onder de wapens. Maar na geruchten over een Frans plan om de Duitse verdedigingen te omzeilen door via Zwitserland te gaan, wordt het aantal soldaten in de winter van 1916-1917 opgetrokken naar 100.000 manschappen. Op het einde van de oorlog zijn er nog slechts 125.000 Zwitsers in dienst van het leger. Toch zal het leger nogmaals mobiliseren bij de stakingen van 1918 en 1919.
De hele oorlog lang kampt het leger met structurele bevoorradingsproblemen. Zo is er te weinig moderne artillerie, met een ontoereikende munitievoorraad. Nieuwe grijsgroene uniformen worden pas eind 1916 verdeeld en helmen pas in januari 1918. Ook gasmaskers zijn er onvoldoende.
De soldaten wacht geen prettige diensttijd. Voor hun vijfhonderd dagen diensttijd krijgen ze slechts een minimum aan soldij en geen compensatie voor het verlies aan loon. Veel gezinnen van soldaten komen daardoor in armoede terecht. De bevelvoering is erg streng, houdt weinig rekening met het lot van de soldaten en zorgt dus voor heel wat ontevredenheid binnen de rangen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de krijgsraad 21.000 keer moet optreden.
Toch is het niet al kommer en kwel voor de soldaten. Het leger zorgt ook voor ontspanning, met zang, concerten en een bibliotheek. Verder voorzien heel wat organisaties ruimtes voor de Zwitserse soldaten. In zowat duizend van deze soldatenhuizen kunnen de militairen hun vrije tijd nuttig doorbrengen. Tot slot brengt het leger ook een systeem van aflossing in voege dat soldaten tewerkstelt in de landbouw en in de industrie. In het hele land leggen de soldaten nieuwe wegen aan en trekken ze telefoonlijnen.
Eindstation van de ondergrondse lijn Oostende-Zwitserland
De Zwitserse soldaten staan letterlijk aan de zijlijn van de oorlog. Na de mobilisatie stuurt generaal Wille het gros van het leger onmiddellijk naar het kanton Jura, dat grenst aan de Elzas. In augustus 1914 zijn de Zwitsers er getuige van hoe de Fransen net ten noorden van het Zwitserse Bonfol het dorp Pfetterhouse in de Elzas innemen. Dit dorp is voor de oorlog bekend om zijn drielandenpunt waar Frankrijk, Zwitserland en Duitsland elkaar raken. Nabij grenspaal 111 staat hoeve Largin en dit wordt het eigenlijke startpunt van het westelijke front, dat tot in Nieuwpoort zal lopen: ‘kilometer Zero’. Op dit punt op het einde van het niemandsland tussen de Franse en Duitse stellingen bouwen de Zwitsers een grote observatiebunker uit hout en aarde en bewaken ze hun grens. Ook de rest van de grenzen houden de Zwitsers nauwlettend in de gaten. Wanneer Italië besluit om zich in de oorlog te mengen, zullen de Zwitsers ook daar de grens gaan versterken. Tijdens de oorlog worden deze grenzen meer dan duizend keer geschonden, meestal door vliegtuigen. Enkele incidenten buiten beschouwing gelaten, zijn er geen vijandelijkheden met de Zwitserse troepen. Wel zou er op initiatief van een Zwitsers officier een verbroedering zijn geweest tussen Fransen, Duitsers en Zwitsers met Kerstmis 1916. Dergelijke verbroederingen zouden op dit punt, nabij hoeve Largin, meermaals zijn voorgekomen. Dit ietwat abrupte eindpunt van de frontlijn zet aan tot humor bij de soldaten. Duitse troepen in de regio zetten in de buurt van hoeve Largin een bordje met opschrift: Endstation der Untergrundbahn Ostende-Schweiz.
93 schrijfmachines, 180.000 bladzijden papier en Frans Masereel
Al van bij het begin van de oorlog groeit Zwitserland uit tot een centrum van humanitair werk. Het Internationaal Comité van het Rode Kruis zet zich in voor de krijgsgevangenen. De kampen onderwerpen ze vanaf begin 1915 aan een inspectie. In totaal bezoeken leden van het Rode Kruis 524 kampen over de hele wereld. Hun resultaten publiceren ze. Meer dan eens roept het Rode Kruis de oorlogvoerende landen op om het internationale recht en het oorlogsrecht te respecteren. Het Rode Kruis richt ook het Agence international des prisonniers de guerre (AIPG) op, dat zorgt voor de communicatie tussen diverse oorlogvoerende partijen over de krijgsgevangen soldaten aan het westelijke, het Roemeense en het Servische front. In oktober 1917 beschikt het AIPG over 93 schrijfmachines en verbruikt het 180.000 bladzijden papier per maand. De 6,5 miljoen fiches van 2,5 miljoen krijgsgevangenen zijn vandaag online te consulteren. De originele fiches maken intussen deel uit van het UNESCO Memory of the World programma.
Aan het eind van de oorlog zal de organisatie 3.000 werknemers hebben tewerkgesteld. Een van deze werknemers – weliswaar op vrijwillige basis – is de Belg Frans Masereel. Hij komt in het voorjaar van 1915 op vraag van een vriend terecht bij het Rode Kruis in Genève. Bij het AIPG vertaalt Masereel Vlaamse en Duitse brieven van krijgsgevangenen naar het Frans. Masereel zal zich ook de hele oorlog lang bezighouden met het illustreren van tal van tijdschriften, zoals het pacifistische La Feuille, waarvoor hij tal van houtsneden maakt. Ook voor het pacifistisch-anarchistisch maandblad Les Tablettes maakt hij illustraties.
Masereel ontmoet in Genève tal van schrijvers, onder wie de Fransen Romain Rolland en Henri Guilbeaux en de Oostenrijk-Hongaar Stefan Zweig. In dit pacifistische milieu publiceert Masereel in 1917 zijn bekende apocalyptische suite ‘Debouts les morts. Résurrection infernale’. Later in de oorlog volgen nog twee andere belangrijke anti-oorlogswerken: Les morts parlent, over de absurditeit van de oorlog en La Passion, waarin hij het verhaal vertelt van een naamloze idealist. De houtsneden van Debouts les morts zijn in 2003 teruggevonden en zijn recent toegevoegd aan de Vlaamse Topstukkenlijst.
Economie en sociale onrust
De Zwitserse economie ondervindt sterk de gevolgen van de oorlog. De oorlogvoerende partijen niet willen dat hun goederen in de handen van de vijand vallen en verplichten daarom de Zwitserse overheid tot de oprichting van twee organen. In juni 1915 ontstaat het Schweizerische Treuhandstelle für Überwachung des Warenverkehrs (STS), dat de handel met de Centralen regelt. De geallieerde tegenhanger, die veel groter zal worden, gaat enkele maanden, in oktober 1915, van start. Het is een privéonderneming, maar voorgezeten door Arthur Hoffmann, die tot 1917 ook Buitenlandse Zaken leidt. Deze Société Suisse de Surveillance économique (SSS) opent kantoren in Londen, Parijs, Rome en Washington en later ook in enkele Franse en Italiaanse havensteden.
Ondanks de afspraken met de strijdende partijen over import en export zorgt de oorlog voor erg grote economische veranderingen. Het vooroorlogse toerisme en de handel met Rusland zijn volledig ingestort. Daarenboven is het land afhankelijk van import zoals graan en ruwe grondstoffen. Zwitserland slaagt erin om nog vanuit Duitsland grondstoffen te ontvangen, in ruil voor afgewerkte Zwitserse producten, waaronder munitie, koper, aluminium en cement. De metaal- en machine-industrie, de chemische en farmaciesector, het verzekerings- en het bankwezen worden de motoren van de economie. Oorlogsprofiteurs en producenten van oorlogstuig doen gouden zaken.
Toch kan de overheid een crisis niet voorkomen. Het land is niet voorbereid op een oorlog en neemt geen adequate maatregelen. De rantsoenering van de voedingsmiddelen is weinig efficiënt. De prijzen stijgen en de inflatie vreet aan het Zwitserse inkomen. De regering neemt geen sociale maatregelen, maar rekent op initiatieven zoals de Société d’utilité publique des Femmes suisses en Soldatenwohl. De sociale ongelijkheid neemt sterk toe in de loop van 1916. In de steden is 25% van de bevolking afhankelijk van hulp. Er breken regelmatig sociale protesten uit, die in november 1918 uitmonden in een grote algemene staking. Met de hulp van het gemobiliseerde leger kunnen de traditionele machthebbers de staking de kop indrukken.
Gespaard maar geschonden
Heel de oorlog lang danst Zwitserland op de slappe koord van de neutraliteit. Meestal doet het dit met verve, maar af en toe laat het land ook een steek vallen. De oorlog heeft een erg grote impact op de binnenlandse en buitenlandse politiek. De economie wordt volledig overhoop gehaald en de bevolking ontsnapt niet aan honger en ellende. Zo’n drieduizend soldaten sterven tijdens de oorlogsjaren, velen aan de gevolgen van de Spaanse Griep. Zwitserland mag dan wel neutraal zijn, de oorlog stopt niet aan de grenzen van het Alpenland.
De sleutelmomenten
– 30/05/1916: Eerste contingent Britse gewonden arriveert in Château d’Oex, Zwitserland, om te revalideren.
– 01/12/1916: Minister van Buitenlandse Zaken August Hoffmann begint stappen te ondernemen voor een mediërende rol in de oorlog, gesteund door een vredesvoorstel.
– 01/06/1917: Geallieerden intercepten telegram van Robert Grimm, wat leidt tot de ‘Affaire Grimm-Hoffmann’ en het ontslag van Hoffmann.
– 01/08/1914: Begin van de mobilisatie van het Zwitserse leger onder opperbevel van Ulrich Wille, met 220.000 manschappen terug in actieve dienst.
– 01/11/1916: Aantal actieve soldaten in het Zwitserse leger daalt naar 38.000.
– 01/01/1918: Helmen worden nu pas aan Zwitserse soldaten uitgedeeld.
– 01/10/1917: Het Internationaal Comité van het Rode Kruis heeft 93 schrijfmachines en verbruikt 180.000 bladzijden papier per maand voor communicatie over krijgsgevangenen.
– 01/11/1918: Grote algemene staking breekt uit in Zwitserland, veroorzaakt door sociale onrust en economische problemen.
– 11/11/1918: Einde van de oorlog: Zwitserland blijft neutraal maar lijdt onder de gevolgen van de oorlog.
Europa in oorlog
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier