De grote Russische Revolutie van 1917
Op 2 maart 1917 treedt tsaar Nicolaas II af. Zijn leger staat nog ongeslagen in het veld, maar wil niet meer vechten. Het heeft zich, samen met bijna heel Rusland, tegen hem gekeerd.
Rusland strijdt vanaf augustus 1914 samen met Frankrijk en het Britse Rijk tegen de ‘Pruisische autocratie’, maar het is zelf natuurlijk allesbehalve een democratie. Nicolaas II zit sinds 1894 op de troon en heerst over een keizerrijk dat kreunt onder de groeipijnen. De oude feodale samenleving van boeren en edellieden moet ruimte maken voor kapitalistische ondernemingen, voor een arbeidersklasse die elk jaar groter wordt en in miserabele omstandigheden leeft, voor een nieuwe generatie van boeren die niet langer gelaten haar lot wil dragen, voor een intelligentsia die de wereld wil veranderen. In 1905 leidt dat tot een grote volksopstand, die mee gevoed wordt door de zware nederlagen die het Russische leger lijdt in een imperialistische oorlog tegen Japan. “Het land lijkt op een lap die begint te scheuren langs de zomen”, schrijft een edelman uit de entourage van de tsaar in zijn dagboek. Zeer tegen zijn zin ondertekent Nicolaas het Oktobermanifest, waarin hij onder meer stemrecht, vrijheid van vereniging en vergadering en een parlement belooft. De revolutie raakt ingedijkt.
In 1906 begint Rusland aan zijn ‘parlementaire’ bestaan, met een tweekamersysteem op zijn Duits: een ‘lage Kamer’ (de Doema) en een ‘hoge Kamer’ (de Staatsraad). Allerlei ‘grondwettelijke’ regels zorgen ervoor dat het parlement weinig greep op de macht krijgt. Ook na de ‘revolutie’ beschikt de tsaar over ‘opperste soevereine macht’. Dat staat zo in de wet: ‘Gehoorzaamheid aan Zijn autoriteit, niet alleen uit angst, maar in goed geweten, is een Goddelijk gebod.’ Nicolaas is diep doordrongen van zijn plicht om de ‘goddelijke’ taak te vervullen die hij geërfd heeft. Tsaren worden geboren om te heersen, niet om te regeren. In de praktijk bepalen de ministers het beleid. Ook voor hen is de Doema eerder een blok aan het been dan de basis voor een echte grondwettelijke monarchie.
Rusland krabbelt economisch vrij snel recht na de rampzalige oorlog met Japan. Pjotr Stolypin is in die jaren (1906-1911) eerste minister: een bekwame technocraat, die het Rijk verder de weg van de moderniteit op wil duwen. Een landhervorming moet het de boeren mogelijk maken om als zelfstandige bedrijfsleiders uit de traditionele dorpsgemeenschappen te stappen. De economie groeit onder zijn beleid met 6% per jaar. Maar economische statistieken zijn niet besteed aan de Russische revolutionairen. De arbeidsomstandigheden in veel fabrieken en mijnen zijn afschuwelijk. Wie daar tegen in opstand komt, wordt hard aangepakt. Elk jaar vallen er honderden doodstraffen en tienduizenden opposanten worden naar Siberië verbannen. In 1911 wordt Stolypin in de opera van Kiev voor de ogen van de tsaar door een terrorist vermoord. Zijn opvolgers zijn zwakkere persoonlijkheden, die alle politieke hervormingen laten varen en op een bepaald moment zelfs overwegen om de Doema weer af te schaffen.
In de oorlog tegen Japan is een groot deel van de Russische vloot én de enige warmwaterhaven (Port Arthur in Mantsjoerije) verloren gegaan. Nicolaas moet zijn buitenlandse politiek bijsturen. Rusland is niet langer een grootmacht. De tijd van het agressieve imperialisme is voorbij. Het Rijk heeft een lange periode van herstel nodig. Toch laat de tsaar opnieuw een grote aanvalsvloot bouwen, met zware moderne slagschepen en onderzeeërs. Dat gaat ten koste van het landleger.
In het buitenlandse beleid van de tsaren keren een paar oude demonen altijd terug. Een daarvan is de obsessie met Constantinopel, de belangrijkste zetel van de Orthodoxe Kerk, die Nicolaas graag zou controleren. Daarmee vervlochten is de kwestie van de kanalen die de toegang tot de Zwarte Zee vormen. De Bosporus en de Dardanellen zijn sinds 1841 gesloten voor alle oorlogsschepen. Een andere demon is de Balkan, waar het Ottomaanse Rijk uit mekaar valt en het Slavische nationalisme de kop opsteekt. Nicolaas en veel andere Russen voelen zich verantwoordelijk voor het lot van die Slavische broedervolken.
Het mechanisme van de ententes
Rusland moet keuzes maken op het schaakbord van de Europese diplomatie. De Fransen en de Britten sluiten eeuwen vijandschap in 1904 af met een Entente Cordiale. Ze regelen hun koloniale geschillen, maar maken ook militaire afspraken. Nicolaas heeft van zijn vader een alliantie met de Fransen geërfd waar hij niet aan wil tornen. Er stroomt veel Frans kapitaal naar Sint-Petersburg. Wanneer Russische diplomaten hem in 1907 overtuigen om zelf ook voorstellen van de Britten te aanvaarden over de afbakening invloedssferen in het oosten (onder meer in Perzië), ontstaat de Frans-Brits-Russische Triple Entente. Drie voormalige koloniale concurrenten zijn nu verbonden in één blok.
Dat is niet naar de zin van de ambitieuze nieuwkomer in het spel: het Duitse Rijk. Keizer Wilhelm, een neef van tsaar Nicolaas, had Rusland liever zien aansluiten bij een ‘continentale liga’, om de macht van de Britten te breken. Nicolaas had dat ook wel gewild. Hij koestert wrok tegen de Britten, die zijn Baltische vloot tijdens de oorlog met Japan de toegang tot het Suezkanaal hebben ontzegd. Maar de band tussen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije stoot hem dan weer af. Op de Balkan tonen de Habsburgers weinig respect voor het Slavische nationalisme. In 1908 annexeren ze eenzijdig een brokstuk van het Ottomaanse Rijk: Bosnië. De Balkan wordt een kruitvat, dat twee keer kort na mekaar explodeert. En na de ‘kleine’ Balkanoorlogen van 1912 en 1913 volgt de derde ontploffing, die de hele wereld in brand zet: de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Franz-Ferdinand in Sarajevo, op 28 juni 1914, brengt het mechanisme van de bondgenootschappen op gang.
Durf dan, Sire!
Nicolaas en zijn ministers hopen tot op het laatste ogenblik dat de oorlog zal worden afgewend. ‘Nicky’ smeekt zijn neef ‘Willy’ om te bemiddelen. Maar wanneer Oostenrijk het broedervolk van Servië bedreigt, loert de oude demon van de Slavische identiteit om de hoek. Volgens de minister van Buitenlandse Zaken, Sergej Sazonov, zal Rusland voorgoed degraderen tot een decadente, ondergeschikte natie als het nu zijn ‘historische missie’ om Servië te beschermen niet uitvoert. Sazonov is ook overtuigd van de Duitse oorlogswil en de ambitie van keizer Wilhelm om heel Europa te overheersen. Wilhelm laat weten dat wie Oostenrijk aanvalt het Duitse leger op zijn weg zal vinden. Onder zware druk van zijn ministers en van zijn generaals kondigt Nicolaas de mobilisatie van het Russische leger af. De militaire raderwerken zijn niet meer te stoppen. Op 1 augustus 1914 verklaart Duitsland de oorlog aan Rusland.
De tsaar en zijn ministers weten dat een grote oorlog het einde van het regime kan betekenen. Dat is een les die ze in 1905 geleerd hebben. Maar buiten de strijd blijven kan even dodelijk zijn, want veel Russen staan luidop te roepen om oorlog. Ook de anders zo koppige Doema doet mee. De voorzitter richt zich rechtstreeks tot de tsaar: “Durf dan, Sire! Het Russische volk is met U en, diep vertrouwend op de Goddelijke genade, zal het geen opoffering te zwaar vinden tot de vijand verpletterd is en de waardigheid van ons geboorteland verzekerd.” Wanneer er moet gestemd worden over oorlogskredieten verlaten elf socialisten de vergadering, nadat hun woordvoerder een gloeiende anti-oorlogsrede heeft uitgesproken. Een andere sociaal-democratische fractie onthoudt zich. De rest van de volksvertegenwoordigers steunt de oorlog onvoorwaardelijk.
Er gaat een golf van patriottisme en anti-Duitse haat door het Russische Rijk, die zeker breder is dan de traditionele kringen van verdedigers van het tsaristische regime. De hoofdstad krijgt een andere naam. Het Duits klinkende Sint-Petersburg wordt Petrograd.
De ster van Nicolaas stijgt weer bij een deel van zijn volk. De verkozen lokale besturen, de Zemstvos, verenigen zich spontaan in een nationale unie die veel taken van de kreupele Russische staat zal overnemen. Ze zorgen onder meer voor hospitaaltreinen en ziekenhuizen voor de soldaten, maar zamelen ook fondsen in voor munitie, ondergoed en laarzen. De arbeiders in de steden zijn zuiniger met hun steun voor de oorlog. Maar nergens zijn er grote anti-oorlogsdemonstraties. Ook de honderdduizenden boerenzonen die naar het leger moeten (75% van de rekruten) zijn maar matig enthousiast. Toch laten de meesten zich gewillig inlijven. Ze worden taaie, plichtsgetrouwe soldaten.
Alles draait vierkant
Het morele krediet dat tsaar Nicolaas bij het begin van de oorlog verwerft, verdampt snel. Het Russische leger krijgt een paar afschuwelijke klappen. Een aanval op Oost-Pruisen mislukt. In de zomer van 1915 moeten de Russen zich terugtrekken uit Oost-Galicië, dat ze in de eerste maanden van de oorlog veroverd hebben op Oostenrijk-Hongarije. Ook Russisch Polen moeten ze opgeven. Bij de ‘grote aftocht’ past het leger de tactiek van de verschroeide aarde toe, die neerkomt op een soort vernietigingsoorlog tegen de eigen bevolking. Niets ‘bruikbaars’ mag in handen van de vijand vallen. Spoorwegen, hoeves en akkers moeten worden vernield. Alle vee en alle weerbare mannen moeten op transport gezet worden. Een half miljoen boerengezinnen vlucht naar het oosten.
Achter het front draait alles vierkant. Rusland heeft eigenlijk geen echte regering. Elke minister gaat over zijn eigen domein en rapporteert aan de tsaar. Kabinetsoverleg is er nauwelijks. Er is ook een groot verloop onder de excellenties. De ministers slagen er niet in om de oorlogsindustrie af te stemmen op de behoeften van het leger, dat al gauw door zijn munitie heen zit. Bedrijfsleiders werpen zich op als alternatieve ministers en richten Industriële Oorlogscomités op. Ze doen het niet veel beter dan de regering, geven even weinig rekenschap voor de grote geldstromen die door hun handen gaan en gebruiken hun organisatie voor politieke afrekeningen. Alle oorlogvoerende landen kampen met een munitieprobleem, maar alleen in Rusland wordt de verantwoordelijke minister, generaal Sukhomlinov, daarvoor van landverraad beschuldigd en wordt een van zijn medewerkers zelfs opgeknoopt.
De geallieerden helpen zo goed ze kunnen, tegen betaling. Maar de Franse en Britse hulpgoederen moeten een heel lange route afleggen, om de Noordkaap heen. Ze kunnen alleen gelost worden in de haven van Moermansk of Archangelsk en moeten dan nog over gammele spoorwegen naar Petrograd of naar het front vervoerd worden.
In augustus 1914 heeft de tsaar zijn land letterlijk droog gelegd. De verkoop van wodka is sindsdien verboden, maar daarmee is ook de belangrijkste bron van staatsinkomsten (liefst 28%!) verdwenen. Rusland financiert zijn oorlog met leningen, maar ook door gewoon veel geld te drukken. Een razende inflatie volgt. De oorlogsproductie ontwricht de hele burgereconomie. De landbouwbedrijven moeten heel veel mannen én paarden afstaan aan het leger. De oogsten zijn vrij goed, maar omdat de overheid belachelijk lage graanprijzen oplegt, houden veel boeren hun voorraden liever in de schuur. Voedseltekorten steken de kop op in de steden. Er komt een einde aan de sociale vrede die als vanzelf is ingetreden in de eerste oorlogsdagen. Er wordt weer gestaakt: om en bij de duizend stakingen, met een half miljoen stakers bij een eerste golf in 1915, 1.500 stakingen en anderhalf miljoen stakers in 1916. Petrograd is het centrum van de sociale strijd. De wapenfabrieken draaien er op volle toeren en trekken tienduizenden nieuwe arbeiders aan. De taaiste stakers zijn de metaalbewerkers, goed voor 70% van alle stakingen. De wapenindustrie heeft deze geschoolde mannen hard nodig en dat maakt hen sterk in sociale strijd. Het gaat bij de stakingen niet alleen om meer loon. De arbeiders protesteren onder meer ook tegen de militarisering van de arbeid. Dienstplichtige metaalbewerkers worden van het front weggehaald om weer achter hun draaibank te gaan staan, maar blijven dan onderworpen aan de militaire discipline. De stakingsgolven ontstaan zonder vakbonden. Die zijn door het regime uitgeschakeld.
Niet alleen in de fabrieken en op het platteland groeit de onvrede. Ook de Doema, die heeft aangeboden alle politieke geschillen te laten rusten tot na de oorlog, laat weer van zich horen. ‘Iedereen gelooft in de overwinning, niemand gelooft in de regering’, vat een van de Doema-leden het samen. De critici van het regime, samen goed voor een kleine meerderheid in het parlement, vormen in augustus 1915 een ‘Progressief Blok’ dat een regering eist die het vertrouwen van het volk geniet, die samenwerkt met de burgerinitiatieven, amnestie verleent aan politieke gevangenen en stopt met het sarren van nationale en religieuze minderheden. In een botte reactie stuurt de tsaar de Doema voor vijf maanden gewoon naar huis.
De Duitse tsarina
Na de grote terugtocht van 1915 neemt Nicolaas in augustus het opperbevel van het leger over van zijn neef, grootvorst Nicolajevitsj, die niet alleen veel verliezen heeft geïncasseerd, maar ook verdacht vaak aandringt op een compromis met de politici van de Doema. Nicolaas is een ceremoniële bevelhebber. Het echte militaire werk laat hij over aan zijn stafchef, Michail Aleksejev. Maar de geste heeft een grote politieke betekenis. De tsaar vestigt zich in het hoofdkwartier achter het front, in het plaatsje Mogilev (in Wit-Rusland), bijna 800 kilometer van Petrograd. Hij woont er in zijn keizerlijke treinwagons, ingericht als een paleisje op wielen. De verhuizing bevordert de samenwerking met de ministers niet. Geruchten doen de ronde dat Nicolaas de controle over de regering in de handen van zijn vrouw heeft gegeven. En de tsarina is niet populair in Petrograd.
Alexandra (‘Alix’) van Hesse is een Duitse prinses. Dat is geen grote troef in de gegeven omstandigheden. Zij is ook een kleindochter van de Britse Queen Victoria en heeft langs die familielijn een fataal gen doorgegeven. Haar zoontje, troonopvolger Aleksej (geboren in 1904), lijdt aan hemofilie. Nicolaas en Alexandra houden dat geheim en zoeken wanhopig naar iemand die hun kind kan genezen. De enige ‘heler’ die wat succes heeft, is de mysticus Grigori Raspoetin, een Siberische boerenzoon, die jarenlang door het Russische Rijk heeft gezworven en door de elite van Sint Petersburg rond 1905 is ingehaald als een starets, een ziener met een directe lijn naar God. Hard feitenmateriaal over Raspoetin is er haast niet. Maar er zijn veel getuigenissen over zijn hypnotische kracht, die op een of andere manier ook de bloedingen van Aleksej lijkt te kunnen stoppen. De tsarina gelooft heilig in zijn goddelijke gaven en geeft hem ruime toegang tot het hof. Rapporten over het losbandige gedrag van de heilige man brengen haar niet op andere gedachten. Volgens politieverslagen drinkt Raspoetin zich geregeld te pletter en is geen enkele vrouw veilig voor zijn geilheid. Roddels over een relatie tussen de starets en de tsarina doen de ronde. Ze worden nog erger na het vertrek van Nicolaas naar Mogilev. Raspoetin wordt een legende. Hij is zogenaamd de duistere kracht die, samen met de ‘Duitse’ vrouw van de tsaar, Rusland naar de afgrond stuurt.
De tweede kans van het Russische leger
In de winter van 1915-1916 beweegt er niet veel aan het oostfront. Het Russische leger kan zich herpakken. Van alle oorlogvoerende landen heeft Rusland de grootste bevolking (circa 160 miljoen) en dus ook het machtigste reservoir aan mankracht. De nieuwe rekruten zijn gemiddeld wel ouder en dus ook minder plooibaar dan het kanonnenvoer uit het begin van de oorlog. Een nieuwe minister van Oorlog, generaal Polivanov, breekt het elitaire officierenkader open. Op basis van verdienste kunnen nu ook mannen zonder adellijke titels hogerop raken in de militaire hiërarchie. Polivanov besteedt ook veel aandacht aan de vorming van onderofficieren en verbetert de communicatie tussen het leger en de industrie.
De geallieerden dringen er bij de Russen op aan weer in het offensief te gaan, om de druk in het westen te verlichten. Daar zijn de Duitsers in februari 1916 begonnen met een grote aanval rond Verdun. In de zomer van 1916 slaagt generaal Broesilev met het vernieuwde Russische leger in een exploot waar geen enkele westerse generaal in gelukt is. Bij een heel zorgvuldig voorbereid offensief in Galicië slaan zijn troepen een heel brede bres in het front en rukken ze op korte tijd tientallen kilometers op. Het offensief is vernietigend voor het Oostenrijkse leger. Maar Broesilev heeft te weinig steun op zijn flanken. Duitse troepen krijgen zo de kans om de Russische pletwals te stoppen voor hij zijn strategische doel bereikt: het spoorwegknooppunt Kovel in Oekraïne. In september 1916 valt het offensief stil. Het wordt beschouwd als het grootste militaire succes van het Russische leger in de wereldoorlog.
Broesilev heeft de ruggengraat van de Oostenrijk-Hongaarse strijdkrachten gebroken en de druk op het westelijk front verlicht. Maar de prijs daarvoor is veel te hoog. Zijn offensief is ook het meest dodelijke van de hele wereldoorlog. Er zijn alleen ruwe schattingen van de Russische verliezen: 1 miljoen mannen, waarvan 400.000 doden. Dat brengt het totaal sinds het begin van de oorlog op 1.600.000 doden, 2.000.000 mannen in krijgsgevangenschap en nog eens 1.000.000 vermisten. Een onverwacht neveneffect is bovendien dat het front nog eens 350 kilometer langer is geworden. Roemenië, neutraal sinds 1914, heeft zich na de eerste successen van Broesilev aan de kant van de geallieerden geschaard, maar bekoopt dat meteen met de bezetting van bijna zijn hele grondgebied door de Centralen.
De ontbinding is ingezet
De tsaar heeft te veel gevraagd van zijn soldaten. Het moreel van de vermoeide mannen zakt in mekaar. De militaire censors weten dat het best. De brieven naar huis staan vol klachten. De voedselschaarste treft ook de soldaten. Het beetje eten dat ze krijgen, is afschuwelijk slecht. Broodrantsoenen worden gehalveerd. De standaardmaaltijd bestaat uit chechevitsa, linzen, die de soldaten op den duur erger haten dan de vijanden aan de andere kant van het front. De censors signaleren ook talrijke brieven waaruit een uitgesproken vredeswil spreekt. De nieuwe lichting officieren en onderofficieren is veel gevoeliger voor de klachten van de mannen dan de elitaire sabelslijpers die er vroeger de schrik inhielden bij het voetvolk. Velen hebben in het burgerleven deelgenomen aan de oppositie tegen het regime. Er wordt onder de soldaten zoveel over vrede gepraat dat de generale staf een order laat uithangen in de kampementen: over vrede zal pas gepraat worden als de vijand van de Russische bodem is verjaagd en de heilige doelstellingen van de Entente zijn bereikt!
De ontbinding van het rijk begint in de Aziatische kolonies, terwijl het Broesilev-offensief nog in alle hevigheid woedt. Op 25 juni 1916 decreteert tsaar Nicolaas zonder enige voorbereiding de dienstplicht voor de moslims van 19 tot 43 jaar van Centraal Azië (Turkestan en Kazachstan). De mannen moeten niet meevechten, maar wel dienen in werkbrigades achter het front. Het decreet wordt bekend gemaakt net voor de ramadan begint. De bevolking van boeren en nomaden reageert meteen met geweld tegen de koloniale overheid en tegen de talrijke Russische kolonisten. Zo start een regionaal oorlogje dat maanden zal duren en waarvan de wreedheid wordt weerspiegeld in de slachtoffercijfers: de moslims doden 3500 kolonisten, maar bij de strafexpedities die daarop volgen sterven minstens tien keer zoveel Kazaken en Kirgiezen. Tienduizenden nomaden komen om wanneer ze met hun kuddes naar China proberen te vluchten.
De vis rot niet alleen aan de staart
Begin november 1916 komt de Doema opnieuw samen en het parlement wordt het forum voor een frontale aanval op de regering. Een van de sprekers noemt de ministers ‘huurdoders’, een andere rijgt een reeks beschuldigingen aan mekaar en stelt daarna elke keer de vraag: ‘Is dit dwaasheid of verraad?’ Ook de ‘duistere krachten’ die Rusland ten gronde richten worden weer opgeroepen: het verschrikkelijke duo Alix-Raspoetin! Op 19 december wordt in Petrograd het lijk van Raspoetin uit het bevroren water van de Neva gehaald. De precieze omstandigheden van de moord zijn nooit opgehelderd, maar drie edellieden, onder wie een neef van de tsaar, worden beschouwd als de mannen die het ‘karwei’ geklaard hebben. Die wanhopige ruk aan de noodrem haalt weinig uit. Berichten over muiterijen in minstens een dozijn regimenten aan het front bereiken het hoofdkwartier op het einde van het jaar 1916. Een frontcompagnie stuurt een telegram naar de tsaar: ‘Arresteer ons, schiet ons neer, maar vechten doen we niet meer!’
De frontlijn is in de eerste weken van 1917 nog altijd ongebroken. Het regime ondergaat zijn grote aardschok in het achterland, in het opstandige Petrograd. Stakingen en betogingen zijn niets nieuws in die stad. Maar op het einde van februari zijn het geen duizenden of tienduizenden meer die demonstreren. Dag in dag uit vullen honderdduizenden de straten en de pleinen van het centrum. De grote slogans zijn: ‘Wij willen brood’ en ‘Weg met de autocratie’. In het begin merkt de politie ook de leuze ‘Gedaan met de oorlog!’ op, maar die is niet populair en wordt snel achterwege gelaten. De burgerij van Petrograd, die op straat verbroedert met de arbeiders uit de buitenwijken, staat nog altijd pal achter de ‘vaderlandse oorlog’.
De politie en het legergarnizoen van Petrograd tomen de massa’s in, maar zonder veel geweld te gebruiken. Tot tsaar Nicolaas vanuit zijn hoofdkwartier de legercommandant van Petrograd beveelt om ‘onmiddellijk’ een einde te maken aan de demonstraties. De eerste tientallen doden vallen, maar niet alleen onder de betogers. Sommige soldaten brengen het niet op mensen te beschieten die alleen maar om brood roepen. Ze mikken liever op hun eigen officieren. Het bericht van de ‘executie’ van een majoor verspreidt zich snel en wakkert de muiterij aan. Soldaten lopen ineens in hele groepen uit hun barakken weg, mengen zich tussen de betogers, hangen hun uniformen vol rode linten, verkopen hun geweren, openen gevangenissen. Een groot deel van het garnizoen blijft gewoon binnen en doet niets. Het lijkt alsof het regime van pure vermoeidheid door zijn hoeven zakt. De volksbeweging heeft geen duidelijke leiding. Maar ook de regering weet niet goed wat te doen. Leiders van de oppositie in de Doema herhalen hun oude refrein en blijven berichten naar de tsaar sturen waarin ze hem smeken een regering aan te stellen die het vertrouwen van het volk heeft. Nicolaas blijft doof.
De laatste statie in de kruisweg van de tsaar
De tsaar besluit zijn persoonlijke gewicht in de schaal te werpen en vertrekt met de keizerlijke trein van Mogilev naar Tsarskoje Selo, de residentie van de Romanovs in de buurt van Petrograd. Onderweg bereiken hem berichten over een soort voorlopig regeringscomité, gevormd door de Doema nadat zijn eigen regering die hoge vergadering heeft ontbonden. De revolutionaire beweging komt nu ook in Moskou op gang. De keizerlijke trein wordt afgeleid naar een ‘veilig’ gebied en strandt uiteindelijk in het station van Pskov, vlak bij de grens van het huidige Estland. Er moet nog een paar dagen op Nicolaas worden ingepraat, maar dan geeft ook hij het op. Op 2 maart 1917 tekent hij het document waarmee hij aan de troon verzaakt. Waarschijnlijk is het advies van de legerleiding daarbij veel belangrijker dan het gewicht van de volksopstand. Zelfs de grote Broesilev vraagt hem ‘steunend op mijn toewijding en liefde voor het Vaderland’, om af te treden.
Nicolaas wil dat zijn jongste broer, Grootvorst Mikhaïl, hem opvolgt. Michaël zegt niet nee en niet ja. Hij onderwerpt zijn mogelijke aantreden aan de goedkeuring van een toekomstige grondwetgevende vergadering. Een groep ambitieuze Doema-leden neemt dan het heft in handen. Het ‘voorlopige regeringscomité’ maakt plaats voor een heuse ‘voorlopige regering’ van elf zelfbenoemde ministers onder leiding van prins Georgi Lvov, de algemeen gerespecteerde voorzitter van de Unie van Zemstvos. Op 3 maart 1917 maakt de Voorlopige Regering haar programma bekend. Het bestaat uit acht punten: volledige amnestie voor politieke en religieuze misdrijven, terrorisme inbegrepen; vrijheid van mening en pers; afschaffing van alle discriminatie op basis van ras, godsdienst of klasse; onmiddellijke voorbereiding van verkiezingen voor een grondwetgevende vergadering; vervanging van de politie door volksmilities met verkozen officieren; nieuwe verkiezingen op basis van algemeen stemrecht voor alle lokale bestuursniveaus; de legereenheden die hebben deelgenomen aan de muiterij worden niet ontwapend en blijven in Petrograd; alle burgerlijke vrijheden worden ook toegekend aan soldaten en officieren, voor zover ze de militaire discipline niet ondermijnen.
Mensjewieken en bolsjewieken
Het programma van de Voorlopige Regering is sterk beïnvloed door een rivaliserende ‘schaduwregering’, die is voortgekomen uit de volksbeweging: De Sovjet van Petrograd. Sovjet is het Russische woord voor ‘raad’. De Sovjet van Petrograd is in de dagen van de muiterij verkozen in de fabrieken: één gedelegeerde per 1000 arbeiders. Ook muitende soldaten mogen afgevaardigden sturen: één gedelegeerde per compagnie. Leden van alle socialistische partijen van Petrograd moeten het ‘arbeiders-, soldaten- en matrozenparlement’ verder versterken. De Sovjet schenkt zichzelf ook een ‘regering’, het Executief Comité, waarvan het eerste ‘decreet’, Order Nr. 1, oproept om in heel het leger sovjets te organiseren en dat het gezag van de Sovjet boven dat van de officieren stelt. De Sovjet van Petrograd ondersteunt de Voorlopige Regering, maar de socialistische partijen weigeren toe te treden tot het kabinet.
De Russische sociaal-democraten vormen geen eensgezinde beweging. Ze zijn haast ‘ambtshalve’ verdeeld en de oorlog heeft dat nog erger gemaakt. De grootste partij is die van de Socialistische Revolutionairen (SR), die vooral veel steun heeft bij de boeren, maar die ook innerlijk verdeeld is. De Trudoviks, een van de SR-fracties, heeft in 1917 tien zetels in de Doema. De marxisten zijn verspreid over mensjewieken en bolsjewieken, wiens wegen in 1912 officieel uit mekaar zijn gegaan. De mensjewieken zijn ‘burgerlijke’ marxisten, die binnen de parlementaire democratie wensen te werken. De bolsjewieken willen die democratie alleen gebruiken om met een revolutionaire voorhoede een echte socialistische orde te scheppen. Samen zijn ze goed voor niet meer dan dertien zetels in een parlement dat er 448 telt.
De bolsjewieken worden centraal geleid door de beroepsrevolutionair Vladimir Iljitsj Lenin, die sinds 1907 in ballingschap in West-Europa leeft. Voor Lenin is de wereldoorlog de doodskramp van het imperialisme. In alle oorlogvoerende landen moet het proletariaat proberen om die oorlog om te zetten in een klassenoorlog. Die anti-oorlogsretoriek heeft van de bolsjewieken in Rusland een marginale sekte gemaakt. De mensjewieken en de Socialistische Revolutionairen verdedigen het ‘revolutionaire defencisme’: de oorlog moet worden voortgezet om de resultaten van de Februarirevolutie te vrijwaren.
In april 1917 zorgen de Duitsers ervoor dat Lenin uit Zwitserland kan terugkeren naar Petrograd, in een verzegelde trein. Hij neemt de partij opnieuw in handen en zijn partijgenoten kunnen hun oren niet geloven. Hij keert zich radicaal tegen de Voorlopige Regering, die hij beschouwt als de voortzetting van de autocratie. Het heeft geen zin om eisen aan haar te stellen of haar te vragen af te zien van annexaties. Ze moet gewoon uit de weg geruimd worden. De tegenmacht van de Sovjets moet worden uitgebreid over de hele samenleving. Samengevat: ‘Alle macht aan de sovjets!’ Lenins programma voorziet ook in de fusie van alle banken en de nationalisering van alle gronden. Sommige partijgenoten denken dat hij gek geworden is. Maar na een maand zitten alle bolsjewieken op Lenins lijn.
Leren sterven voor het vaderland
De Voorlopige Regering wordt gevormd door politici van de ‘burgerlijke’ oppositie, op één uitzondering na: de nieuwe minister van Justitie, de advocaat Alexander Kerenski. Dat is een Trudovik die tegelijk in de Sovjet en in de regering zit. Zijn belangrijkste doel lijkt de vervolging van de tsaar en zijn ministers. Het is een dossier waarmee hij zich heel populair maakt bij de massa.
Het programma van de Voorlopige Regering zwijgt in alle talen over de twee hachelijkste kwesties waar Rusland mee worstelt: de oorlog en de landhervorming. De Voorlopige Regering is niet van plan om de strijd te staken. De Sovjet van Petrograd spreekt zich wel uit over de oorlog. Het standpunt is heel helder: er moet vrede komen door overleg, zonder annexaties: ‘Arbeiders van alle landen! Broederlijk strekken wij onze handen naar jullie uit, over de bergen van lijken van onze broeders, over de zee van onschuldig bloed en tranen (…) We roepen jullie op om de internationale eenheid te vernieuwen en te verstevigen.’ Wanneer bekend raakt dat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Pavel Miljoekov, nog altijd achter de tsaristische oorlogsdoelen staat (zoals de annexatie van de Dardanellen), raakt de regering voor het eerst in grote problemen. De massa’s verschijnen weer in de straten. Soldaten omsingelen het Mariinski Paleis, waar de regering haar intrek heeft genomen.
Een paar socialisten (mensjewieken en Socialistische Revolutionairen) treden toe tot het kabinet om het recht te houden. De populaire Kerenski wordt de nieuwe minister van Oorlog. De prijs voor de toetreding is het loslaten van de oorlogsdoelen. Rusland blijft wel vechten, maar zal de wapens neerleggen van zo gauw een ‘democratische’ vrede kan bereikt worden. Een andere afspraak is dat de regering geen grote hervormingen zal doorvoeren zo lang de Grondwetgevende Vergadering niet verkozen is.
De kabinetswissel speelt in de kaart van de bolsjewieken, omdat de andere socialistische partijen nu mee in het bad van de burgerregering zijn getrokken. Binnen de Sovjets groeit de bolsjewistische invloed snel. De Russen hebben Lenins aansporingen niet nodig gehad om in heel het land een zinderend netwerk van alle mogelijke raden en comités op te richten. Het is alsof het vertrek van de tsaar het volk uit een lange slaap heeft gewekt. Overal wordt er vergaderd, gedebatteerd en luidop gedroomd. Op het platteland wachten de boeren niet meer op de landhervorming. Ze nemen op veel plaatsen de grond van de adel zonder meer in gebruik. In Finland en Oekraïne roepen de nationalisten om onafhankelijkheid.
In juni tekent de omvang van de sovjetbeweging zich af tijdens een groot nationaal congres, een soort alternatieve Grondwetgevende Vergadering. De bolsjewieken omringen die met revolutionaire agitatie, maar de meerderheid van de Sovjet-afgevaardigden wil nog niet achter hun slogans marcheren, al klinken die heel aantrekkelijk: ‘Alle macht aan de Sovjets’, ‘Brood, vrede en vrijheid’, ‘Weg met de tien kapitalisten-ministers’.
Opgejut door de geallieerden neemt de Voorlopige Regering de vlucht voooruit. Kerenski geeft generaal Broesilev het bevel om opnieuw een offensief op te zetten in Galicië. Een ondergeschikte doelstelling van de actie is het herstel van de militaire discipline, die ondermijnd is door Order Nr. 1. ‘De soldaten moeten weer leren te sterven voor het leven van het vaderland’, schrijft Kerenski. Om de mannen een les te leren gooit hij zelfs een groep vrouwelijke vrijwilligers in de strijd: het Bataljon van de Dood, dat onder het commando staat van een arbeidster uit Novgorod, Maria Bochkareva. De aanwezigheid van de oorlogsdolle vrouwen werkt averechts op de vermoeide frontsoldaten. Ze haten hen erger dan de Oostenrijkers en de Duitsers.
Kerenski gaat
De eerste dagen verloopt het nieuwe offensief heel succesvol. De Oostenrijkse soldaten gooien hun wapens gewoon weg en geven zich over. Maar net als bij het eerste Broesilev-offensief komen Duitse troepen de bres dichten. Daarna volgt een tegenaanval die het Russische leger doet breken. Soldaten schieten hun officieren neer en gaan gewoon naar huis. Al het grondgebied dat in 1916 veroverd is, gaat weer verloren. Het Duitse opperbevel wil nu echt afrekenen aan het oostfront en marcheert op naar Riga. Als die stad valt, ligt de weg open naar Petrograd en zal de Russische regering wel verplicht zijn een aparte vrede te sluiten.
Het nieuwe, catastrofale Russische offensief leidt in juli tot grote onrust in Petrograd, met opnieuw massale stakingen en betogingen en straatgevechten waarbij veel doden vallen. Soldaten verzetten zich tegen hun verplaatsing naar het front. De mariniers van de basis Kronstadt zakken af naar de stad en voegen zich bij de betogers. Een van de socialistische ministers wordt even gegijzeld. De betogers willen dat hij de macht grijpt die ze hem aanbieden.
De massa’s in de straten klinken radicaler dan hun vertegenwoordigers in de Sovjet. Het ogenblik lijkt rijp voor een bolsjewistische staatsgreep. Maar de partij aarzelt om zich aan het hoofd van de beweging te zetten. Lenin spreekt de betogers maar één keer kort toe. Hij geeft geen duidelijke ordewoorden en roept hen op zich te beheersen. Zijn partij wordt door de regering wel aangewezen als de aanstoker van de onrust en de bolsjewieken worden weer vervolgd. Lenin moet naar Finland vluchten. De crisis zorgt voor weer een nieuwe kabinetswissel. Alexander Kerenski moet nu het vaderland redden. Hij wordt de nieuwe premier.
De Duitsers zetten hun offensief voort in de richting van Riga en de crisis in het Russische leger is nu totaal. De nieuwe opperbevelhebber, generaal Kornilov, wil de doodstraf weer invoeren voor deserteurs en komaf maken met de soldatenraden. Zijn ambitie om met harde hand de orde te herstellen, niet alleen aan het front, maar ook in Petrograd, wordt alsmaar groter. Hij wil onder meer ook de krijgswet invoeren in fabrieken die voor het leger werken, waardoor staken onmogelijk zou worden.
Op 27 augustus stuurt Kerenski een telegram ‘aan heel het land’ waarin hij uitlegt dat Kornilov hem vanuit het hoofdkwartier in Mogilev heeft voorgesteld om de Voorlopige Regering te vervangen door een militaire dictatuur. Kornilov antwoordt ook per telegram: Kerenski liegt! Het voorstel kwam juist van de premier! De generaal wil helemaal niets voor zichzelf, maar bezweert de Russen wel om te handelen: ‘Volk van Rusland! Ons grote moederland sterft. Het uur van de dood is nabij.’ Kerenski zet Kornilov af, maar de generaal dirigeert zijn troepen in de richting van Petrograd. Om zichzelf te redden moet Kerenski zich tot de Sovjet wenden. Die mobiliseert zijn aanhang. Spoorwegarbeiders saboteren Kornilovs troepentransport. Gewapende arbeidersmilities, de Rode Garde, bezetten strategische plaatsen in de hoofdstad. Officieren die met Kornilov sympathiseren worden aangevallen.
De coup wordt afgewend en de ster van de bolsjewieken begint weer te stijgen. Zij hebben een hoofdrol gespeeld in de organisatie van het verzet en veroveren nu ook de meerderheid in de Sovjet van Petrograd én die van Moskou. Lenin bestookt zijn partijgenoten vanuit zijn schuilplaatsen met ophitsende brieven. Er liggen maar twee wegen open: de militaire dictatuur à la Kornilov of de dictatuur van het proletariaat en de boeren, vertegenwoordigd door de bolsjewistische partij.
Een nieuwe staatsgreep
De chaos groeit in Rusland, de oorlogsmiserie blijft duren en alleen de bolsjewieken lijken bereid om daar radicaal een einde aan te stellen. Kerenski maakt wanhopige sprongen. Hij roept de republiek uit en brengt een soort ‘preparlement’ bijeen, maar de massa’s geloven hem niet meer. Massale stakingen verlammen het dagelijks leven.
Eind oktober overtuigt Lenin de andere bolsjewistische partijleiders (op twee na) dat de tijd nu écht aangebroken is om het ‘bourgeoisregime’ het genadeschot te geven. De staatsgreep wordt zorgvuldig voorbereid. De Sovjet van Petrograd, met als voorzitter Lev Trotski, vormt een militair-revolutionair comité, zogenaamd om de hoofdstad te verdedigen. In de nacht van 24 op 25 oktober bezetten de milities van dit comité alle strategische punten in de stad. De kruiser Aurora vaart de Neva op en gaat voor anker in de buurt van het Winterpaleis, de zetel van de Voorlopige Regering. Kerenski krijgt geen steun binnen het leger en vlucht weg uit de hoofdstad. De opstandelingen bezetten in de ochtend het Winterpaleis, zonder bloedvergieten. De achtergebleven ministers worden gearresteerd.
De staatsgreep is perfect getimed. De sovjets van heel Rusland zijn net samengekomen voor het tweede nationale congres. De bolsjewieken hebben er een meerderheid van 380 op 650 zetels. Het congres bezegelt de staatsgreep met een ‘democratische’ stemming. Mensjewieken en Socialistische Revolutionairen verlaten verontwaardigd de vergadering. Maar Lenin heeft zijn doel bereikt. Het congres vormt een nieuwe regering, die Raad van Volkscommissarissen wordt genoemd. Lenin wordt voorzitter. Trotski krijgt Buitenlandse Zaken, Stalin wordt commissaris voor nationaliteitenkwesties.
Het allereerste decreet van de nieuwe regering roept alle oorlogvoerende volken op de strijd te staken en besprekingen te beginnen en biedt een wapenstilstand van drie maanden aan. Nog dezelfde dag verschijnt een tweede decreet over de landhervorming: alle adellijke grond wordt genationaliseerd en moet door lokale comités verdeeld worden.
De machtsbasis van de bolsjewistische regering is heel smal. Zij steunt eigenlijk alleen op de Sovjets van Petrograd en Moskou. Lenin waagt een gok. Hij laat de geplande verkiezingen voor een Grondwetgevende Vergadering doorgaan en belooft zich te onderwerpen aan de resultaten. De verkiezingen hebben plaats vanaf 12 november 1917, op basis van algemeen stemrecht. Iedere Russische staatsburger ouder dan 20 mag stemmen, ook de vrouwen. Het resultaat is ontgoochelend voor de bolsjewieken. Ze halen bijna 50% van de stemmen in Moskou en Petrograd, en 2/3 van de stemmen van de frontsoldaten. Maar de grote overwinnaars zijn de Socialistische Revolutionairen, die 40% scoren over heel Rusland. Lenin heeft nu ineens theoretische en praktische bezwaren tegen de Grondwetgevende Vergadering. Dat verkozen parlement vertegenwoordigt alleen de bourgeoisie. De wil van het volk wordt weerspiegeld in de Sovjets.
De Grondwetgevende Vergadering houdt één, heel lange vergadering, die op 5 januari 1918 begint en om 4 uur ’s morgens eindigt op 6 januari. Ze heeft plaats in het Taurische Paleis in Petrograd. Lenins regering wil dat de eerste handeling van de hoge vergadering bestaat uit de legitimatie van de staatsgreep. De meerderheid weigert met 237 stemmen tegen 138. De bolsjewieken en hun sympathisanten lopen daarna weg, om nooit meer terug te keren. De achterblijvers blijven eindeloos door vergaderen. Tot de commandant van een militaire eenheid die het paleis bewaakt de voorzitter beveelt om er mee op te houden. Hij handelt op bevel van de Sovjetregering. De volksvertegenwoordigers gehoorzamen. Ze gaan braaf naar huis. Een dag later wordt de Grondwetgevende Vergadering bij decreet ontbonden door Lenins regering. Trotski schrijft: ‘Door de Grondwetgevende Vergadering heel eenvoudig, open en brutaal op te breken, gaf de proletarische revolutie de formele democratie een mokerslag waar zij nooit meer van hersteld is.’
De sleutelmomenten
– 02/03/1917: Tsaar Nicolaas II treedt af, terwijl het leger zich tegen hem heeft gekeerd.
– 28/06/1914: Moord op aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo, wat de Eerste Wereldoorlog uitlokt.
– 01/08/1914: Duitsland verklaart de oorlog aan Rusland.
– 1915: Rusland lijdt zware verliezen aan het oostfront en moet zich terugtrekken uit Oost-Galicië.
– 25/06/1916: Tsaar Nicolaas vaardigt dienstplicht uit voor moslims in Centraal Azië.
– 19/12/1916: Lijk van Grigori Raspoetin wordt uit de Neva gehaald, wat leidt tot verdere onrust.
– 02/03/1917: Nicolaas II verzaakt de troon, wat leidt tot de vorming van een voorlopige regering.
– 03/03/1917: De voorlopige regering maakt haar programma bekend met diverse hervormingen.
– April 1917: Lenin keert terug naar Rusland en roept op tot ‘Alle macht aan de sovjets!’.
– 24-25/10/1917: Bolsjewieken voeren staatsgreep uit en bezetten strategische punten in Petrograd.
– 06/01/1918: De Grondwetgevende Vergadering wordt ontbonden door Lenins regering.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier