Eerste Wereldoorlog in Afrika : bevolking betaalt een zware tol
De Duitsers hebben in 1914 vier kolonies in Afrika: Togoland (Togo), Kameroen, Duits Zuidwest-Afrika (Namibië) en Duits Oost-Afrika (Rwanda, Burundi en Tanzania). Meteen na de eerste oorlogsverklaringen rijst de vraag of ook de kolonies meegesleurd zullen worden in het conflict.
De Britten openen de vijandelijkheden in Duits Oost-Afrika op 8 augustus 1914 met een beschieting vanop zee van de Duitse havenstad Dar-es-Salaam. De Fransen en de Britten gaan niet in op de Belgische oproep voor een neutraal Afrika. De uitschakeling van de Duitse zendstations in de kolonies staat hoog op hun agenda want via deze posten sturen de Duitsers hun vloot aan en communiceren ze met het moederland. Maar ook de Duitse koloniale troepen zijn mee verantwoordelijk voor de escalatie van het geweld op het Afrikaanse continent. Zij delen prikken uit aan de grenzen van Duits Oost-Afrika tmet de Britse, Portugese en Belgische kolonies. Nog voor het einde van de eerste oorlogsmaand wordt duidelijk dat Afrika de oorlogsdans niet zal ontspringen. Ook de Belgische regering verhardt haar standpunt nadat een Duits schip Albertville (het huidige Kalemie) beschiet op 22 augustus 1914.
De Duitse militaire strategie in Afrika is heel eenvoudig: zo veel mogelijk geallieerde troepen en middelen naar Afrika afleiden zodat die niet inzetbaar zijn aan het Europese front. Nochtans is er aanvankelijk veel weerstand bij de Duitse kolonialen. Zij staan niet te popelen om de Europese oorlog naar het Afrikaanse continent te halen. Het is de ‘verdienste’ van luitenant-kolonel Paul von Lettow-Vorbeck dat hij in Duits Oost-Afrika een draagvlak wist te creëren voor zijn actieve militaire strategie. Vier jaar lang zullen von Lettow-Vorbeck en zijn enkele duizenden manschappen uit de klauwen van de geallieerden blijven.
Deze telg uit een Pruisische aristocratische officierenfamilie heeft een pak militaire ervaring in kolonies. Zo helpt hij mee de Bokseropstand in China neerslaan (1900-1901) en is hij enkele jaren later actief in Duits Zuidwest-Afrika tegen de Herero en Nama. Von Lettow-Vorbeck is zo dominant dat hij de eigenlijke gouverneur van Duits Oost-Afrika, generaal Heinrich Schnee, volledig uit de geschiedenisboeken verdringt.
Naar een Afrikaanse oorlog
De Brits-Franse en Duitse operaties in de eerste oorlogsweken maken een escalatie van het geweld in Afrika haast onvermijdelijk. Bij de Duitse raids op Congolees grondgebied vallen meermaals tientallen doden. Het spreekt voor zich dat de Belgische regering dit niet aanvaardt. Congo heeft echter 800 kilometer gemeenschappelijke grens met Duits Oost-Afrika, terwijl de kolonie – net zoals het moederland – niet klaar is voor oorlog. Congo wordt ‘verdedigd’ door de Openbare Weermacht, ook bekend als de Force Publique. Dit is echter veeleer een koloniale politiemacht dan een reguliere strijdmacht. De 15.000 manschappen liggen verspreid over het hele Congolese grondgebied, dat tachtig keer zo groot is dan het moederland. Er is geen militaire staf die een campagne leidt en er liggen geen oorlogsplannen klaar. Dat geldt eigenlijk voor alle betrokken partijen: Duitsers, Britten, Belgen, Portugezen… moeten eerst hun koloniale troepen omscholen voor ze kunnen denken aan echte militaire operaties. Voor de Force Publique neemt de hele opbouw zelfs anderhalf jaar in beslag.
Dat betekent niet dat alles rustig blijft in Afrika in 1914 en 1915. Ondanks de beperkte middelen laten de Franse, Britse en Zuid-Afrikaanse troepen er geen gras over groeien. De geallieerden kennen snel succes in drie van de vier Duitse kolonies. Fransen en Britten nemen de macht over in Togo en Kameroen, terwijl de Zuid-Afrikanen Duits Zuidwest-Afrika bezetten. In 1916 zijn al drie van de vier Duitse kolonies in geallieerde handen. Voor Frankrijk en Groot-Brittannië biedt de oorlog een unieke gelegenheid om komaf te maken met de Duitse droom van een groot koloniaal rijk in Centraal-Afrika (Mittelafrika). Bovendien is het evident dat ze de druk op de Duitsers overal ter wereld hoog willen houden.
Tegelijk hopen de geallieerden hun eigen ambities te verwezenlijken. Voor Groot-Brittannië komt een oude droom binnen handbereik: een ononderbroken gordel kolonies die Afrika doorkruist van noord (Egypte) tot zuid (Zuid-Afrika). De Britten missen echter één puzzelstuk: Duits Oost-Afrika. Een haastig geplande landingsoperatie met Britse en Indische troepen in november 1914 nabij Tanga, de meest noordelijke havenstad van Duits Oost-Afrika, draait op een sisser uit. De weerstand van de Schutztruppe, het equivalent van de Force Publique, blijkt er een pak taaier dan verwacht.
Toch liggen de kaarten niet zo goed voor von Lettow-Vorbeck en de zijnen. Duits Oost-Afrika staat er alleen voor. De Britse Royal Navy verhindert de overzeese bevoorrading. Alleen in 1914 glippen enkele Duitse schepen door de mazen van het net met wapens, munitie en voorraden en levert de mislukte landing in Tanga de Duitsers een mooie wapenvoorraad op. Dankzij deze extra middelen en een rekruteringsronde in de kolonie breidt de Schutztruppe uit tot een troepenmacht van meer dan 16.000 manschappen, bestaande uit 2.700 Duitse blanken, 11.300 inlandse troepen (askari’s genaamd) en 2600 Rwandese hulptroepen. Twee derden van de Duitse mannelijke kolonialen wordt onder de wapens geroepen. Ze zitten eigenlijk als ratten in de val, omringd door vijandige machten. Alleen is de val nog niet dichtgeklapt, waardoor de Duitsers de uitgestrektheid van hun kolonie (300 keer zo groot als België) kunnen gebruiken voor een soort guerrilla-oorlog die ze magistraal uitvoeren. Door de grote afstanden moet von Lettow-Vorbeck zijn troepen verspreiden. Hij geeft meestal algemene richtlijnen die zijn lokale bevelhebbers dan zelf kunnen aanvullen in functie van het lokale strijdverloop.
De oorlog in Afrika is heel andere koek dan de Europese loopgravenoorlog. Ten eerste gaat het om kleine aantallen soldaten. De gevechten beperken zich daarom tot strategische hoogtes en terreintoegangen en de dorpen en steden langs de weinige (spoor)wegen. Ten tweede zijn de afstanden in Afrika bijzonder groot. De eenheden van de Force Publique in het oosten van Congo worden bijvoorbeeld bevoorraad vanuit de havenstad Matadi aan de Atlantische Oceaan, van waar de goederen nog 2800 km moeten afleggen tot de Congolese oostgrens. De bevoorrading bepaalt dan ook het tempo van de operaties en dat is doorgaans langzaam. Alles moet door dragers worden meegezeuld. De Belgen mobiliseren tijdens de hele oorlog een kwart miljoen dragers (inclusief de transporten in het Congolese binnenland), de Britten zelfs één miljoen. De verliezen bij de dragers en hun meetrekkende gezinnen zijn nergens goed gedocumenteerd, maar schattingen gaan tot meer dan een half miljoen doden. Ten slotte speelt ook de natuurlijke omgeving een belangrijke rol. Tropische ziektes (malaria, de slaapziekte of dysenterie), roofdieren (slangen, olifanten, leeuwen) en het terrein (meer dan 4000 meter hoge bergen waar nachtvorst meer regel dan uitzondering is) belemmeren de operaties. Ook het regenseizoen van november tot april is spelbreker.
Een versnelling hoger in 1916
In 1916 slaan de Britten en Belgen de handen in mekaar om komaf te maken met de laatste Duitse kolonie. Zo’n 12.500 manschappen van de Force Publique staan klaar aan het Kivumeer. Tegelijkertijd verzamelen de Britten meer dan 30.000 manschappen in Brits Oost-Afrika waarvan de kleine helft Zuid-Afrikanen. Ze staan onder bevel van de Zuid-Afrikaanse generaal en politicus Jan Christiaan Smuts. Von Lettow-Vorbeck focust hoofdzakelijk op de grotere Britse strijdmacht. Voor hem zijn de Belgen slechts een nevenkrachtinspanning.
Generaal Tombeur leidt het Belgische luik van de geallieerde aanval op Duits Oost-Afrika. De opmars loopt vlotter dan verwacht. Eerst veroveren ze Rwanda (april-mei), waarna de Belgische ambities worden bijgesteld en ook Burundi eraan moet geloven (juni-juli). Daarna volgt het hoogtepunt van de campagne van 1916, namelijk een Brits-Belgische aanval op de regionale hoofdplaats Tabora, een stad met 30.000 inwoners en de commerciële draaischijf van de streek, strategisch gelegen aan de 1250 km lange spoorweg tussen Kigoma aan het Tanganyikameer en Dar-es-Salaam aan de Atlantische Oceaan. De Duitsers hebben hier hun troepen samengebracht ,die nu echter dreigen afgesneden te worden van het gros van het leger van von Lettow-Vorbeck. Om zo’n doemscenario te vermijden, besluiten ze Tabora niet te verdedigen, maar trekken ze zich naar het zuidoosten terug. Op 19 september 1916 geeft de stad zich over aan de Belgen, die de wedloop met de Britten winnen.
Dankzij deze overwinning heeft de Belgische diplomatie een belangrijke troefkaart in handen voor de vredesonderhandelingen na de oorlog. De Belgische militaire operaties in Afrika zijn het gevolg van pure machtspolitiek: door de Britten militair bij te staan hopen ze op Britse goodwill om na de oorlog de Portugese kolonie op de linkeroever van de Congomonding te kunnen inpalmen. De Portugezen zouden hiervoor gecompenseerd kunnen worden met stukken van de Duitse koloniale bezittingen. De Britten doen hierover echter nooit formele beloftes en het plan gaat na de oorlog dan ook niet door.
Op vijf maanden tijd heeft de Force Publique een gebied veroverd vijf keer zo groot als België. De Belgisch-Congolese strijdmacht legde daarvoor 1500 kilometer af en telde onderweg 1500 doden, waarvan twee derden door ziekte. Het ziet er eind 1916 dan ook goed uit voor de geallieerden. De Duitsers lijken een vogel voor de kat.
De campagne van 1917 en 1918
In 1917 slaan de Duitsers hard terug en moet de Force Publique onverwacht een tweede keer uitrukken voor een campagne in Duits Oost-Afrika. Von Lettow-Vorbeck heeft nog altijd 7500 manschappen onder zijn vleugels. Hij denkt niet aan opgeven, hoewel hij teruggedrongen is tot het zuidoostelijke deel van Duits Oost-Afrika, op het plateau van Mahenge.
Opnieuw is het wachten op het droge seizoen. De Britten willen definitief afrekenen met de ongrijpbare Duitse weerstand. De Duitsers weren zich als duivels in een wijwatervat. Ze wachten niet af, maar trekken in februari 1917 als eerste in de aanval met een groep van 500 soldaten onder leiding van kapitein Wintgens. Hij dient als bliksemafleider voor de grootste groep Duitsers en askari’s die vanaf augustus 1917 worden belegerd. Net zoals bij Tabora trekken de Duitsers zich net op tijd terug. Op 9 oktober valt Mahenge in handen van de Force Publique, maar de vogel is weer gaan vliegen. Von Lettow-Vorbeck en de zijnen doorbreken tegen alle verwachting de geallieerde omsingeling. De Britten zetten de achtervolging in, maar slagen er niet in om von Lettow-Vorbeck in te halen. Ook de campagne van 1917 brengt nog geen vrede in Duits Oost-Afrika.
Von Lettow-Vorbeck beslist om na de vermoeiende campagne van 1917 het strijdtoneel te verleggen naar het Portugese Oost-Afrika (nu Mozambique), dat hij binnendringt op 25 november 1917. Hij wil enkel zijn sterkste soldaten meenemen. Zo’n 2000 overleven er de medische selectie en worden geschikt bevonden. In 1918 blijven de gevechten beperkt: de Schutztruppe botsen af en toe met de Portugese troepen en de geallieerden zijn telkens op achtervolgen aangewezen. Von Lettow-Vorbeck schuwt daarbij de zware middelen niet en past zonder verpinken de tactiek van de verschroeide aarde toe, waarbij hij een spoor van vernieling achter zich laat om zijn achtervolgers te dwarsbomen. Zelf ‘leeft hij van het land’, een eufemisme voor georganiseerde plunderingen. De lokale bevolking betaalt hiervoor een zware prijs. Dorpen gaan in de vlammen op, voorraden worden vernietigd en ook de veestapel wordt meegenomen of afgemaakt. Naar schatting 300.000 burgers sterven als gevolg van ziekte en ontbering.
Met zijn troepen doorkruist von Lettow-Vorbeck vanaf 29 september 1918 opnieuw het zuidelijke deel van Duits Oost-Afrika om in een laatste inspanning nog het Britse Noord-Rhodesië (het huidige Zambia) binnen te vallen op 17 oktober 1918. Hij capituleert pas op 25 november 1918, dus twee weken na het einde van de vijandelijkheden op het westelijk front. Hij heeft nog slechts zo’n 150 blanken en 1100 lokale askari-strijders bij zich. Zijn onwaarschijnlijke verhaal levert hem na de oorlog een ongekende populariteit in Duitsland als ongeslagen oorlogsheld, terwijl ook zijn vijanden met veel respect en zelfs bewondering naar zijn exploten kijken. Toch verdient die heldenstatus enige nuance. Ten eerste voert von Lettow-Vorbeck geen revolutionaire guerrilla-oorlog. Zo roept hij de bevolking niet op tot een algemene opstand tegen de buitenlandse koloniale mogendheden en vechten zijn troepen op conventionele wijze en in uniform. Hij hield tevens halsstarrig vast aan een onwrikbare scheidingslijn tussen blank en zwart. De belangrijkste nuance is echter de hoge prijs die de lokale bevolking betaalt voor de glorie en eer van deze Duitse bevelhebber. Door zijn eigengereide optreden sterven honderdduizenden Afrikanen in een Europese oorlog.
De sleutelmomenten
– 08/08/1914: Begin van de vijandelijkheden in Duits Oost-Afrika met de beschieting van Dar-es-Salaam.
– 22/08/1914: Beschieting van het Duitse schip Albertville door de Belgen, waardoor de Belgische regering haar standpunt verhardt.
– 1916: Geallieerden veroveren Rwanda en Burundi, en de Belgische diplomatie wint een belangrijke troefkaart.
– 19/09/1916: Overgave van Tabora aan de Belgen, wat een strategische overwinning is.
– 25/11/1917: Von Lettow-Vorbeck dringt Portugese Oost-Afrika binnen met een selecte groep soldaten.
– 29/09/1918: Von Lettow-Vorbeck doorkruist opnieuw het zuidelijke deel van Duits Oost-Afrika.
– 17/10/1918: Von Lettow-Vorbeck valt het Britse Noord-Rhodesië binnen.
– 25/11/1918: Von Lettow-Vorbeck capituleert, twee weken na het einde van de vijandelijkheden op het westelijk front.
G/Geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier