Latijns-Amerika aan de zijlijn van de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de eerste jaren van WO I kijkt het westelijk halfrond toe hoe er in Europa een industriële strijd wordt uitgevochten. Pas in 1917 mengen een aantal Amerikaanse landen zich in het gevecht. Toch had deze wereldoorlog al langer een grote invloed op het leven in Latijns-Amerika.
Onmiddellijk bij het uitbreken van de oorlog in Europa verklaren de Latijns-Amerikaanse staten zich neutraal tegenover alle oorlogvoerende partijen. Het is een neutraliteitspolitiek in de lijn van de aloude Amerikaanse Monroedoctrine uit 1823. De Verenigde Staten dulden geen Europese spelbrekers in hun eigen expansiepolitiek. Dit betekent dat de Europese oorlog niet naar het westelijk halfrond mag overwaaien. Hoewel de meeste staten de Duitse invasie van België veroordelen, wenst geen van hen iets met het conflict in Europa te maken te hebben.
Europa lost de rol, de VS neemt over
Een neutraal Amerika betekent niet dat de Latijns-Amerikaanse staten aan de gevolgen van een oorlog ontsnappen. De Europese oorlog is wel degelijk voelbaar in Centraal- en Zuid-Amerika. Niet alleen volgt er een grote inflatie als gevolg van de opschorting van de goudstandaard, maar de oorlogvoerende landen, in het bijzonder Groot-Brittannië, vragen aan de Latijns-Amerikaanse landen de onmiddellijke terugbetaling van alle leningen. Hierdoor vallen ook alle Europese investeringen stil. Brazilië, dat in juli 1914 nog lang heeft onderhandeld met enkele grote Europese landen over een enorme lening, ziet enkele weken later de beloftes in rook opgaan. Vooral de zuidelijk gelegen Latijns-Amerikaanse staten voelen deze terugval. Zij zijn erg afhankelijk van Britse en Duitse investeringen.
Meer dan een derde van de Argentijnse export gaat naar Groot-Brittannië en Duitsland. Voor de Argentijnen staat het dan ook vast dat ze géén kant kiezen in het conflict. Voor de noordelijke staten in Latijns-Amerika verandert er aanvankelijk niet veel. Ze zijn vooral afhankelijk van de export van ruwe grondstoffen en de import van goederen en in beide sectoren hebben de Verenigde Staten de jongste twee decennia de rol van Europa overgenomen. Zo’n 75% van de Noord-Amerikaanse investeringen in Latijns-Amerika is dan ook in deze noordelijke staten.
Door het wegvallen van de Europese handelspartners halfweg 1914 gaan de Latijns-Amerikaanse staten steeds meer handel voeren met de Verenigde Staten. Dit leidt tot de organisatie van een Pan-Amerikaanse Conferentie in mei 1915 met als basisgevoel ‘solidariteit’. Deze morele verbinding tussen alle onafhankelijke staten van het westelijk halfrond steunt op principes als de non-interferentie vanuit Europa en de samenwerking tussen Amerikaanse staten onderling bij het oplossen van hun problemen en het vrijwaren van hun gemeenschappelijke belangen. Maar deze conferentie is vooral een scharniermoment in de overheveling van Latijns-Amerikaanse financiële en economische afhankelijkheid van Europa naar de Verenigde Staten.
Handel is mogelijk, maar moeilijk
Toch valt de handel met Europa niet helemaal stil, integendeel : de oorlogvoerende landen hebben grote nood aan strategische producten. Zo exporteert Mexico vooral olie, Bolivia tin, Peru koper, Chili nitraten en Cuba suiker. Argentinië verscheept vlees en granen voor de legers en bevolking van Europa. Ook België zoekt de Zuid-Amerikaanse markt op. In november en december 1914 verkennen Belgische agenten de markt voor paarden in Noord-Amerika, Brazilië en Argentinië. In 1915 is het Belgische leger dan weer geïnteresseerd in de aanschaf van munitiegordels van het type Gomez in Argentinië. Het leger koopt ook vier ton wol aan om legertruien en -sokken mee te breien.
De handel in andere producten krijgt het moeilijk door de oorlog en de erg moeilijke trans-Atlantische handelsroutes. Daar waar vroeger een erg vlotte verbinding tussen Latijns-Amerika en Europa bestond, moeten schepen nu nieuwe routes zoeken en zich beschermen tegen allerlei gevaren. Niet alleen schuimen Duitse kaapvaarders de oceanen af op zoek naar gemakkelijke prooien, ook Duitse onderzeeërs liggen op de loer om handelsschepen naar de dieperik te sturen. Verder proberen saboteurs schepen te verhinderen om uit te varen en natuurlijk zijn er nog de dagelijkse gevaren van losgeslagen zeemijnen, schepen die zonder licht varen en het verlies van ervaren zeelui.
Het is echter niet alleen Duitsland dat roet in het Latijns-Amerikaanse eten gooit, ook de geallieerden, in het bijzonder de Britten, brengen de Latijns-Amerikaanse handel zware schade toe. Ze proberen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije af te houden van producten uit Latijns-Amerika door de neutrale tussenpartners in de gaten te houden. Schepen worden doorzocht en riskeren in beslag genomen te worden. Dit laatste zet de Braziliaanse kapitein van de SS Principe de Asturias er in maart 1916 toe aan om met zijn Duitse passagiers erg dicht tegen de Braziliaanse kust te varen. Het schip raakt rotsen, de boilers van het schip ontploffen en 415 opvarenden komen om het leven.
Bovendien voeren de Britten begin 1916 de Black List in, een lijst met bedrijven die in handen zijn van Duitse, Oostenrijk-Hongaarse of Ottomaanse handelaars. Zo komen er wereldwijd – dus ook in Latijns-Amerika – heel wat handelaars en bedrijven op de Enemy Trading List te staan. Het is een ver doorgedreven economische blokkade van Duitsland en economische oorlogvoering in haar puurste vorm. Ook de Verenigde Staten protesteren hiertegen, maar de Britten – al snel gevolgd door heel wat andere geallieerde landen – houden voet bij stuk.
Door deze economische malaise swingen de prijzen in Latijns-Amerika snel de pan uit. Terwijl de verschillende regeringen de economische en financiële crisissen het hoofd proberen te bieden door extra belastingen te heffen, ziet de bevolking haar koopkracht dalen. In Peru stijgen de prijzen voor tabak en alcohol. In Brazilië neemt de winkelprijs van bloem, olie en rijst toe met 10 tot 35%. In het Argentijnse Buenos Aires loopt de inflatie voor voedsel op tot 50%, voor textiel tot 300% en voor kool tot maar liefst 538%. De bevolking krijgt het hard te verduren door tekorten en stijgende kosten van alledaagse producten. Velen verliezen hun job en de werkloosheid stijgt, terwijl de lonen steeds verder dalen. Sociale onrust steekt op verschillende plaatsen de kop op.
Migranten en publieke opinie
In de loop van de 19de eeuw steken honderdduizenden Europeanen de Atlantische Oceaan over om er een nieuw leven te beginnen. De helft van hen zijn Italianen, maar ook heel veel Britten en Duitsers maken deel uit van deze migratiestroom. De oorlog in Europa laat deze buitenlandse gemeenschappen in Latijns-Amerika dan ook niet koud. Ze mobiliseren de pers, verenigingen en liefdadigheidsinstellingen. Met passie en aandacht volgen de Duitstalige kranten in Brazilië de oorlogsgebeurtenissen op de voet. Ze lanceren edities in het Portugees om ook de Brazilianen voor hun zaak te winnen. In Argentinië stuurt de Duitse gemeenschap midden juli 1915 een bedrag van 1 miljoen peso’s naar Duitsland.
De invloed van de Duitse propaganda is erg goed voelbaar in Latijns-Amerika. Al sinds de tweede helft van de 19de eeuw is er een grote Duitse interesse. Sommige legers zijn op Duitse leest geschoeid en ook de commerciële mogelijkheden worden goed benut door Duitse industriëlen, bankiers en exporteurs. In Guatemala is meer dan 60% van de rijkdom in Duitse handen en ook de elektriciteitscentrale in de hoofdstad is met Duits geld en met Duitse onderdelen gebouwd. De aanwezigheid van grote groepen Duitsers, en dus ook grote gemeenschappen, zorgt voor een uitgekiende propaganda. In Chili is de katholieke kerk zeer tegen Frankrijk gekant. Duitsland wordt er als een goddelijk instrument gezien, waarmee aartsvijand Frankrijk gestraft kan worden. Velen zien het echter anders. Het is een strijd tussen een Latijnse beschaving en een Teutoonse agressie. Een groot deel van de intellectuele elites van Latijns-Amerika koestert een grote sympathie voor de geallieerden en voor Frankrijk in het bijzonder. De maatschappij is doordrongen van Franse invloeden: in het onderwijs, de literatuur en de kunsten, maar ook op het gebied van justitie.
Niet alleen de publieke opinie wordt gemobiliseerd. In de loop van de oorlog keren heel veel migranten van Europese origine of kinderen van Europese immigranten terug naar hun land om er dienst te nemen in het leger. Sommigen worden gemobiliseerd, anderen vertrekken vrijwillig. Vooral Fransen en Britten slagen erin om het front te bereiken. Vanuit Argentinië alleen al vertrekken er zo’n 6.000 Britten. Onder hen Clement Percy Joscelyne. Hij woont sinds enkele jaren in Buenos Aires en heeft er een belangrijke functie bij de Argentijnse afdeling van de prestigieuze Engelse meubelmakers Waring & Gillow. Maar in augustus 1916 scheept hij samen met zijn vrouw en drie kinderen in naar Engeland om dienst te nemen in het Britse leger. Op 10 oktober 1917 sterft de 32-jarige Joscelyne aan zijn verwondingen in een evacuatiepost tijdens de Derde Slag bij Ieper. Ook luitenant William Bee, een ingenieur bij de Central Argentine Railway in Buenos Aires, vertrekt in januari 1915 om dienst te nemen in het Britse leger. Hij sneuvelt op 24 september 1917 in de buurt van Ieper.
Voor de Duitsers is het een pak moeilijker om terug te keren naar hun land van oorsprong. De blokkade van de havens maakt het voor hen praktisch onmogelijk om zich aan te melden voor het Duitse leger.
Op missie naar Zuid-Amerika
Zowat alle oorlogvoerende landen zullen delegaties naar de Latijns-Amerikaanse staten sturen, in de hoop hen te overtuigen om zich aan hun zijde te scharen. De Fransen sturen al in 1914 hun voormalige minister van Financiën Joseph Caillaux naar Brazilië en Argentinië. Chili en Argentinië krijgen in 1917 bezoek van de wereldvermaarde zuidpoolreiziger Sir Ernest Shackleton. Hij komt er de Britse oorlogsdoeleinden toelichten. Ook België zal zich niet ongemoeid laten in de strijd om Latijns-Amerika. In augustus 1916 stuurt het een tweekoppige delegatie naar Zuid-Amerika. Volksvertegenwoordigers Arthur Buysse en Auguste Mélot bezoeken er Rio de Janeiro, Sao Paulo, Montevideo en Buenos Aires. Tijdens hun reis geven beide mannen lezingen over België en ontmoeten ze er tal van politici. Naar aanleiding van hun bezoek worden in Rio de Janeiro twee theatervoorstellingen gegeven. “Een van de stukken gaat over de Duitse verovering van Dinant in 1914. In Buenos-Aires had de politie-overheid de opvoering van het stuk verboden omdat het volgens hen de neutraliteit in gevaar kon brengen. Het stuk werd dan voor het voetlicht gebracht in Montevideo, en het publiek van Buenos Aires was zo talrijk opgekomen, dat men een speciale boot had moeten inleggen om de toeschouwers naar Montevideo te brengen, een reis van twaalf uren op de Rio de la Plata!”
Toch merken beide Belgen op dat er over de neutraliteit van de Latijns-Amerikaanse staten niet te twisten valt. Daarvoor zijn de groepen Duitssprekenden te talrijk aanwezig en hebben ze te veel invloed. “In bepaaldee steden van het Zuiden wordt overal Duitsch gesproken en de namen van winkels en koffiehuizen zijn in het Duitsch geschreven […]. Er zijn scholen waar geen andere taal dan de Duitsche wordt gesproken en talrijke dorpen waar het gemeentebestuur bijna uitsluitend uit Duitschers bestaat. Te Saint-Paul is een groot gedeelte van den handel in Duitsche handen: wij dachten onwillekeurig aan Antwerpen.”
Overal worden ze met alle egards ontvangen en krijgen ze sympathie voor het lot van België. Na zijn reis vat Buysse het mooi samen: “Nergens heb ik vijanden van België ontmoet: maar nergens ook vond ik vrienden van Duitschland?” Zijn reiservaringen publiceert hij net voor het einde van de oorlog in een boekje Voor België naar Zuid-Amerika.
1917, een keerpunt
Vanaf februari 1917 hervat de Duitse admiraliteit de onbeperkte duikbotenoorlog, met desastreuze gevolgen voor de scheepvaart. Ook enkele Latijns-Amerikaanse schepen worden getorpedeerd. Op 5 april 1917 brengt een Duitse duikboot het Argentijnse schip Monte Protedigo tot zinken in de Atlantische Oceaan. Dezelfde dag verliest ook Brazilië een schip, de Paraná, bij de Franse kust. Een storm van verontwaardiging raast door het land.
In de Verenigde Staten leidt een onderschept Duits telegram aan Mexico tot een kritischere houding tegenover Duitsland. Uiteindelijk zullen de Verenigde Staten op 6 april 1917 Duitsland de oorlog verklaren. Cuba volgt enkele uren later al, maar ook Panama zal daags daarna de oorlog verklaren aan Duitsland. Brazilië volgt pas in oktober. Andere Latijns-Amerikaanse landen zullen in de loop van 1918 Duitsland toch nog een oorlogsverklaring serveren: Guatemala, Costa Rica, Nicaragua, Haïti en Honduras. Voor Panama, Nicaragua en Haïti gaat het niet echt om een vrije keuze, want zij staan onder zware Noord-Amerikaanse invloed. Bolivia, de Dominicaanse Republiek, Peru, Uruguay en Ecuador zullen diplomatieke relaties met Duitsland verbreken zonder de oorlog te verklaren. Andere landen houden zich afzijdig, niet altijd zonder interne polemiek, zoals in het geval van Argentinië. In Colombia slaagt de aartsbisschop van Bogotá erin om de Senaat een resolutie te laten stemmen die de Duitse duikbotenoorlog veroordeelt, maar dit zal niet leiden tot een oorlogsverklaring of zelfs nog maar tot een diplomatieke stilstand. Colombia houdt vast aan de neutraliteit, net als Mexico, Chili, Venezuela, El Salvador en Paraguay.
Divisão Navalem Operações de Guerra
De verschillende oorlogsverklaringen zullen niet leiden tot een wezenlijke militaire bijdrage. Geen van de nieuwe oorlogvoerende landen heeft een leger of materiaal klaarstaan dat kan worden ingescheept. In Cuba is er wel veel animo om verantwoordelijkheid op te nemen en troepen naar het front te sturen. Iets anders zou de Cubanen onwaardig zijn. Geld wordt vrijgemaakt om een leger op oorlogsvoet te brengen. Maar de oorlogsroes maakt snel plaats voor een politieke realiteit van interne strubbelingen en het hele proces vertraagt. Pas in augustus 1918 gaat het Cubaanse Congres akkoord met de invoering van een dienstplicht, wat een groot leger op de been zou kunnen brengen. Maar voor alle Cubaanse plannen klaar zijn, wordt in Europa een wapenstilstand getekend. Geen enkele Cubaanse soldaat wordt in Europa ingezet.
Vanuit Haïti vertrekken enkele vrijwilligers naar Europa om er dienst te nemen in het Franse leger. Maar het is vooral Brazilië dat het voortouw zal nemen. In januari 1918 maakt het land zich nog sterk om tegen het einde van het jaar twee miljoen man onder de wapens te hebben, klaar voor inzet aan het front. Uiteindelijk zal slechts een kleine militaire zending in Frankrijk aan enkele acties deelnemen tijdens de laatste oorlogsmaanden. Voorts sturen de Brazilianen enkele piloten naar de Royal Air Force en een medische eenheid naar Parijs.
Een belangrijkere bijdrage is de oprichting van de Divisão Naval em Operações de Guerra, een Braziliaanse marine-eenheid die enkele schepen zal afvaardigen bij de Britse Royal Navy. Voor de oorlog hadden de Argentijnse, Chileense, Peruviaanse en Braziliaanse zeemachten grote proporties aangenomen. De Braziliaanse marine was veruit de krachtigste en de grootste. Intussen waren vele van de Braziliaanse schepen al verouderd, maar nog altijd bruikbaar. Zes van haar schepen stomen in mei 1918 naar de Westkust van Afrika om er te patrouilleren tegen Duitse onderzeeërs. Hier krijgt de bemanning af te rekenen met de Spaanse griep en veel actie krijgt de vloot niet te zien. In de herfst wordt ze overgeplaatst naar de Middellandse Zee. Wanneer de vloot op 10 november in Gibraltar aankomt, is de ontgoocheling erg groot bij de bemanning. De wapenstilstand zal daags daarna worden getekend en alle kans op actie verdwijnt als sneeuw voor de zon.
De wapenstilstand: terugkeer naar vroeger?
De wapenstilstand wordt met vreugde onthaald in Latijns-Amerika. Enerzijds is er een diep verlangen naar een terugkeer naar de vooroorlogse gang van zaken en economische groei, anderzijds moet Latijns-Amerika de nieuwe rol en status van de Verenigde Staten aanvaarden. Bovenop de militaire kracht beschikten de Amerikanen nu ook over fors toegenomen financiële en commerciële drukkingsmiddelen. Maar de maritieme handel normaliseert, er is weer volop economische groei en de sociale onrust verdwijnt.
Toch zal de wereldoorlog een bittere nasmaak krijgen. De oorlogvoerende Latijns-Amerikaanse partijen zijn dan wel aanwezig op de vredesbesprekingen in Parijs in 1919, gehoor krijgen ze niet. De oorlog versterkt de randstatus van Latijns-Amerika en zorgt voor een grotere afhankelijkheid van de Verenigde Staten. Deze nieuwe afhankelijkheid zal blijven nazinderen als een falen van Europa dat zich in 1914 in een wereldoorlog stortte.
De sleutelmomenten
– 28/06/1914: moord op Frans Ferdinand, begin van de Eerste Wereldoorlog
– 01/08/1914: Duitsland verklaart de oorlog aan Rusland
– 03/08/1914: Duitsland verklaart de oorlog aan Frankrijk
– 05/04/1917: Duitse duikbootaanval op het Argentijnse schip Monte Protedigo
– 06/04/1917: De Verenigde Staten verklaren de oorlog aan Duitsland
– 10/10/1917: Clement Percy Joscelyne sterft aan zijn verwondingen in de Derde Slag bij Ieper
– 24/09/1917: luitenant William Bee sneuvelt in de buurt van Ieper
– 01/01/1918: Brazilië maakt plannen voor 2 miljoen man onder de wapens
– 10/11/1918: Braziliaanse marine-eenheid arriveert in Gibraltar
– 11/11/1918: wapenstilstand, einde van de Eerste Wereldoorlog
– 01/01/1919: vredesbesprekingen in Parijs, Latijns-Amerika krijgt geen gehoor
Amerikaanse geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier