Wereldoorlog I: van Brave Little Belgium naar Poor Little Belgium
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was het kleine België een economische grootmacht. Vijftig maanden later was ons land geruïneerd. In Een dure vrede reconstrueert Mark De Geest de bruuske overgang van Brave Little Belgium naar Poor Little Belgium. ‘We beseften niet wat we te verliezen hadden.’
Hij was het die In Vlaamse velden bedacht, de epische VRT-serie uit 2014 die dit najaar opnieuw op de buis komt. ‘De contouren van dat verhaal heb ik uitgetekend op twee A4’tjes’, zegt Mark De Geest, die toen nog hoofd fictie van Eén was. ‘Ik wilde een fictief familieverhaal laten versmelten met die ingrijpende Eerste Wereldoorlog.’ De Geest, inmiddels gepensioneerd, is gebeten door de Grote Oorlog. Met zijn boek Brave Little Belgium legde hij ook al de fundamenten voor de gelijknamige bekroonde documentairereeks uit 2014. En nu, een eeuw na het einde van WO I, verschijnt Een dure vrede. In dat boek beschrijft hij hoe die oorlog België reduceerde van economische hero tot zero.
‘In een historisch werk over ’14-’18 las ik ooit: “Vlak voor de oorlog was België een economische grootmacht.” Dat moest ik een paar keer opnieuw lezen: hoezo, België een grootmacht?! Later kwam ik dat zinnetje in andere boeken wéér tegen. Het prikkelde mijn nieuwsgierigheid.’
België zat er begin 1914 warmpjes bij?
Mark De Geest: Economisch en technologisch stonden we er uitstekend voor. In de negentiende eeuw had België een spoorwegnet aangelegd, als eerste op het Europese vasteland. In 1913 was Wallonië met zijn steenkool- en staalindustrie de rijkste regio ter wereld. In Verviers boomde de wolindustrie. In Vlaanderen gooide de katoen- en textielnijverheid hoge ogen.
Ons bruto binnenlands product (bbp) bedroeg in 1913 meer dan 11 miljard frank. 1 vooroorlogse frank is vandaag ongeveer gelijk aan 6 euro, omgerekend haalden we toen een zakencijfer van 66 miljard euro. Ter vergelijking: in 2016 was ons bbp 421,6 miljard euro. In verhouding tot het aantal inwoners hadden in 1913 alleen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk? een hoger bbp. Toen stonden we dus op plaats 3, vandaag op plaats 26. Onze vroegere status hebben we nooit meer kunnen evenaren.
Hadden we onze status van economische grootmacht niet ook aan onze kolonie te danken?
De Geest: Nee. Congo was lang de privé-eigendom van koning Leopold II. Hij voerde er een schrikbewind. Met de opbrengst van het rubber en ivoor uit de kolonie financierde hij imposante bouwwerken in Oostende, Brussel en Tervuren. In 1908 droeg hij de kolonie over aan de Belgische staat. Van in het begin werden de boekhoudingen gescheiden gehouden. Congo werd bestuurd door het ministerie van Koloniën en kreeg een eigen schatkist.
Niettemin: toen de oorlog uitbrak, had België veel te verliezen.
De Geest: Zeker. Maar we beseften dat niet.
Op dat moment had België een neutrale status. Die was in 1839 gegarandeerd door Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Rusland en Frankrijk. Met het Verdrag van Londen erkenden zij de Belgische onafhankelijkheid en verplichtten ze ons tezelfdertijd om neutraal te blijven. Het nieuwe België vormde een bufferstaat tussen Frankrijk en Duitsland, onder geen beding mocht het partij kiezen. Na de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 begon de Belgische overheid rond verschillende steden een verdedigingsgordel van forten te bouwen – de vrees leefde dat het conflict opnieuw zou losbarsten. Maar al bij al voelde ons land zich met zijn neutrale status behoorlijk veilig: ‘Als Frankrijk en Duitsland weer in de clinch gaan, zullen ze ons wel links laten liggen.’
Tot vlak voor de inval van de Duitse troepen, op 4 augustus 1914, bleven veel Belgen geloven dat ze de dans zouden ontspringen. Twee dagen eerder had de krant Le Soir de Duitse ambassadeur Karl-Konrad von Below-Saleske geciteerd: ‘Het dak van de buurman zal u misschien zien branden, maar uw eigen huis blijft gespaard.’ In vele oren klonk dat als een geruststelling. Op het moment dat de ambassadeur zijn sussende woorden sprak, lag op zijn bureau de enveloppe klaar met het ultimatum waarin Duitsland de vrije doortocht door België naar vijand Frankrijk eiste. De Belgische regering weigerde, waarop de Duitsers binnenvielen.
En een rooftocht begon?
De Geest: Er werd zeker geplunderd, als onderdeel van de installatie van een heus schrikbewind. Ongeveer 5000 burgers werden standrechtelijk geëxecuteerd. Er waren massaslachtingen in Leuven, Dendermonde werd volledig platgebrand en in Dinant werd meer dan 10 procent van de bevolking uitgemoord. Op 23 augustus 1914 werden op het dorpsplein in Tamines 384 burgers afgemaakt met machinegeweren, bijlen en bajonetten. De Duitsers hadden een heilige angst dat ze in België, net als in 1870 in Frankrijk, af te rekenen zouden krijgen met zogenoemde francs-tireurs, burgers hen vanuit hinderlagen onder vuur zouden nemen.
Ondertussen legden sommige fabrieken en ateliers hun activiteiten zelf stil omdat ze niet in opdracht van de Duitsers wilden werken. Andere sloten hun deuren omdat er geen grondstoffen meer binnenkwamen of omdat ze hun afgewerkte producten nergens kwijt konden. De Duitsers verboden de export en de Britten legden een blokkade aan, waardoor de aanvoer van grondstoffen stokte.
Langzaam maar zeker raakte ook Duitsland in de problemen. Generaal Moritz von Bissing werd gouverneur-generaal van België – alleen aan de Duitse keizer Wilhelm II was hij verantwoording verschuldigd. Von Bissing wilde de Belgische economie weer aanzwengelen, met de bedoeling om zo vanuit België het Duitse leger van het nodige materiaal te kunnen voorzien. De Duitsers drukten hun stempel op zo goed als elk facet van het dagelijkse leven. Overal hingen plakkaten en affiches met beslissingen en richtlijnen over de rantsoenering van voedsel, of over hoeveel varkens een boer mocht houden. De administratie van de bezetter barstte uit zijn voegen. Er ontstond al snel een zwarte markt waar woekerwinsten werden gemaakt.
Sommige fabrieken werden door de Duitsers volledig leeggehaald. Splinternieuwe, moderne machines werden op transport gezet naar Duitsland. Soms werd heel de fabriek afgebroken en in de Heimat opnieuw opgebouwd.
Resultaat van dat alles: op 11 november 1918, wapenstilstandsdag, was België kaalgeplukt.
De Geest: Meer dan 100.000 woningen en gebouwen waren vernield. Langs de IJzer was een gebied van 60 kilometer lang en 20 kilometer breed herschapen in een maanlandschap. Van de 225.000 inwoners die de Westhoek voor de oorlog telde, waren er 150.000 weggevlucht. De havens van Zeebrugge en Gent waren door Britse bombardementen zwaar beschadigd.
Voor de oorlog had België een uitgebreid spoorwegnet, op 11 november 1918 bleven er van de ruim 3500 locomotieven nog 181 over. Meer dan 1000 kilometer spoorlijn was afgebroken. De import en de export lagen volledig stil. De gemiddelde werkloosheid bedroeg 69 procent, in de industriegebieden liep ze zelfs op tot 87 procent. De prijzen voor voedingsmiddelen lagen in Brussel 6 keer hoger dan voor de oorlog. Kleding was 7 keer duurder. Op de zwarte markt kostte voedsel zelfs 14 keer meer.
Hoe verliep de heropbouw van de Belgische economie na de oorlog?
De Geest: De eerste jaren was er nogal wat schwung en activiteit. Vanaf januari 1919 hervatte beetje bij beetje de industriële activiteit. Ondernemers gingen op zoek naar nieuwe machines, grondstoffen en personeel. Sommige bedrijfsleiders maakten van de heropbouw gebruik om te moderniseren. De Belgische overheid vaardigde op 8 april 1919 de ‘Wet nopens de nationale aanneming der gemeenten en het herstel der verwoeste gewesten’ uit, waardoor zwaar getroffen gemeenten en steden zich door de staat konden laten ‘adopteren’. De overheid nam dan de kosten voor het herstel van openbare diensten en gebouwen over en verleende financiële bijstand.
Maar de herstelbetalingen die Duitsland na de vrede van Versailles aan België verschuldigd was, kwamen maar mondjesmaat binnen. De Duitsers betaalden veel minder dan was bepaald en altijd te laat. Die betalingen vertragen of verhinderen, daar waren ze meesters in.
Toen de Belgische delegatie in januari 1919 naar de Vredesconferentie van Parijs vertrok, was de euforie anders nog groot geweest.
De Geest: Tijdens de oorlog hadden de geallieerden ons voortdurend geprezen als ‘ Brave Little Belgium‘, dat kleine land dat zich heldhaftig tegen de Duitse agressor had verweerd. Vlak na de bevrijding beschreef de Britse handelssecretaris in Brussel in een rapport hoe België veel harder onder de oorlog geleden had dan de anderen. ‘In tegenstelling tot Frankrijk en Italië werd België geconfronteerd met de volledige ontmanteling van zijn industrie’, schreef hij. ‘Het land kreeg niet de kans om industrieel te ontwikkelen en nieuwe technologieën te introduceren. Dat gaf zijn bondgenoten – vooral het de Britten en de Amerikanen – de kans om hun concurrentiekracht te versterken en buitenlandse afzetmarkten in te palmen.’
Op de Vredesconferentie moest onze delegatie – een socialist, een liberaal en een katholiek – achteraan aanschuiven. Er waren drie stoelen beloofd, maar er stonden er twee klaar. De verontwaardiging was groot. Brazilië kreeg wél drie stoelen toegewezen, terwijl dat land pas in oktober 1917 de oorlog aan Duitsland had verklaard. Na veel aandringen kregen de Belgen hun derde stoel. De toon was meteen gezet: vanaf nu was het aan de grote jongens.
Mark De Geest
– 1951: geboren in Antwerpen
– Studie: filmregie aan het RITCS, Brussel
– 1974: wordt regisseur bij de BRT
– 1992: start de misdaadserie Heterdaad op. Regisseert later ook (afleveringen van) series als Flikken en Stille waters
– Staat als hoofd Fictie bij Eén aan de wieg van series als Katarakt
– Bedenkt als coördinator van het VRT-project 2014-18 De Grote Oorlog 100 jaar later de serie In Vlaamse velden
– Is Auteur van verschillende boeken over WO I
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier