Waarom de Holocaust niet onvermijdelijk was: ‘Het was echt een land van dichters en denkers’
In naam van het nationalisme beging Duitsland een nauwelijks te bevatten misdaad tegen de mensheid. Maar in zijn vuistdikke boek Duitsland. Een natie en haar geschiedenis toont de Amerikaanse historicus Helmut Walser Smith met landkaarten, poëzie en historisch feitenmateriaal aan dat dat toxische nationalisme de afgelopen vijfhonderd jaar zeker niet de regel was.
In de zomer van 1803 liet Napoleon Bonaparte de naar zijn zin al te kritische Franse schrijfster Madame de Staël (1766-1817)uit Parijs verbannen. ‘Met intense pijn in het hart’ vertrok De Staël naar Duitsland, op dat ogenblik nog een verzamelnaam voor een bonte verzameling van dynastieën, rijkjes en stadstaatjes.
Dat van een dergelijk ratjetoe weinig dreiging of weerwerk viel te verwachten, had de schrijfster met eigen ogen kunnen aanschouwen. In haar Duitslandboek De l’Allemagne ( Over Duitsland: een journalistieke reis, 1803-1808) schrijft ze dat de Duitsers ’te veel respect’ hebben voor andere landen. Het ontbeert de Duitsers volgens haar aan ‘nationale eigendunk’, en ‘in geen geval’ beschikken ze over ‘datgene wat wij karakter noemen’. Verder noteerde ze nog dat ‘krijgsgeest en liefde voor het vaderland, twee bronnen van zelfopoffering, nauwelijks bestaan bij de Duitsers van vandaag.’
De offers van de Eerste Wereldoorlog waren makkelijker te aanvaarden vanuit het idee dat ze gebracht werden voor een groter doel als de Duitse natie.
In Duitsland. Een natie en haar geschiedenis, zijn zopas naar het Nederlands vertaalde boek, staat professor Helmut Walser Smith allicht niet toevallig uitgebreid stil bij Madame de Staëls ‘karakterschets’. Impliciet leert de beschrijving van De Staël dat begrippen als ‘volksaard’ zo al niet onzinnig, dan toch minstens bijzonder volatiel zijn. En nog belangrijker misschien: even impliciet laten de woorden van De Staël zien dat de geschiedenis van Duitsland misschien beter niet wordt beschreven als een lange reeks gebeurtenissen of ideeën die fataal tot een sinister hoogtepunt – Adolf Hitler en de Holocaust – moesten leiden.
De Holocaust is volgens Smith – heel kort samengevat – een gevolg van de extreme radicalisering van het Duitse nationalisme tijdens, maar vooral na de Eerste Wereldoorlog. Dat die radicalisering zich pas zo laat doorzette, hoeft in zekere zin niet te verbazen. Nog tot 1870 bestond er geen Duitse natiestaat, laat staan een algemeen gedragen nationalistisch gevoel.
Dat wil niet zeggen dat er over Duitsland tijdens de eeuwen daarvoor niets te vertellen valt. Een eerste noemenswaardige beschrijving van een ruimte die min of meer op het huidige Duitsland lijkt, vindt Smith in Germania, een verhandeling van de vroege humanist (en later paus) Aeneas Silvius Piccolomini uit de vijftiende eeuw. Een kleine eeuw later, in 1544, verscheen Cosmographia, een ‘bestseller’ van cartograaf Sebastian Münster. Dankzij een hele rist kaarten kon de lezer zich vaak voor het eerst een ruimtelijke voorstelling maken van de wereld om hem heen. ‘Al vind ik nergens aanwijzingen voor de stelling dat Münsters lezers zich op dat ogenblik deel voelden van iets wat op een Duits nationalisme leek’, vertelt Smith. ‘Voor de eerste aanwijzingen in die zin moeten we al naar het begin van de negentiende eeuw.’
Dat nationalisme lijkt ook in het begin van die negentiende eeuw nog geen plek in het hart van de bevolking te hebben veroverd. Madame de Staël schreef in die periode dat ze bij de Duitsers ‘nauwelijks’ liefde voor het vaderland wist te bespeuren.
Helmut Walser Smith:Ja, en ze bedoelde dat zeker niet als een compliment. Omdat ze tegen Napoleon gekant was, wilde ze dat de Duitse staten (de meeste ervan waren op dat ogenblik verenigd in het Heilige Roomse Rijk, nvdr) meer nationalistische gevoelens aan de dag zouden leggen, opdat ze zich niet zo makkelijk zouden neerleggen bij napoleontische territoriale veroveringen. Maar van verzet was nauwelijks sprake, dat had Madame de Staël goed gezien. Iemand in het zuiden van Duitsland kon het geen barst schelen dat delen van het Rijnland door de Fransen werden ingelijfd. Oké, voor een deel was die onverschilligheid niet uniek Duits. We spreken hier nog altijd over een agrarische wereld, met boeren die vooral bezig waren met overleven. Maar er was natuurlijk ook een intellectuele elite, en daar zag je bij de Duitsers toch duidelijk minder oorlogsretoriek dan elders. In de eerste plaats had dat natuurlijk te maken met het feit dat Duitse intellectuelen zich bovenal inwoner voelden van staten binnen het Duitse rijk: de Pruis dacht in termen van Pruisen, de Beier in termen van Beieren, de Oostenrijker in termen van Oostenrijk. Ook Immanuel Kant, een Pruis, dacht zo. Tijdens de aanvallen van Frankrijk was zijn Zum ewigen Frieden een van de meest prominente intellectuele reacties. ( lacht) Het is alsof Amerika vandaag zou worden aangevallen, en een van de belangrijkste intellectuelen zou het land verblijden met een pleidooi voor wereldvrede.
De nederlaag van Pruisen tegen Frankrijk in 1806 was volgens u een eerste kantelpunt. Vanuit een gevoel van vernedering en verlies ontstaat een prille nationalistische beweging. Met dien verstande dat het nationalisme toch eerder poëtisch dan politiek was.
Smith:Het is een beetje cliché om te zeggen, maar Duitsland was op dat ogenblik echt een land van dichters en denkers. Het begin van de negentiende eeuw is de periode van schrijvers als Heinrich Heine, Joseph Von Eichendorff, Novalis en Johann Wolfgang von Goethe, romantische nationalisten op zoek naar eenzaamheid en verstilling in het woud. Trouwens: in de periode na het Congres van Wenen, van 1815 tot 1848, zie je dat de militaire budgetten van Pruisen, de grootste Duitse staat, dalen.
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw begint het Duitse nationalisme wat agressiever te klinken. Een bepalende rol in dat proces speelde volgens u de figuur van Heinrich von Treitschke (1834-1896), een nationalistische Pruisische intellectueel die overtuigd was dat Pruisen de Duitse staten moest verenigen.
Smith:Von Treitschke fascineert me al heel lang, niet het minst vanwege die radicale bocht die hij belichaamt. Het is absoluut juist dat het Duitse nationalisme met hem een veel agressievere invulling krijgt. De verklaring daarvoor zoek ik in de roes van de overwinning. Het protestante Pruisen had in 1866 het katholieke Oostenrijk overwonnen. In zijn en andere ogen was dat de eindzege in een conflict dat al sinds de Reformatie tijdens de zestiende eeuw woedde. Het is de overwinningsroes die een veel radicaler nationalisme in hem wakker maakt. Maar het is nog niet te vergelijken met het radicale nationalisme dat we later bij de NSDAP (Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei) zouden zien. Von Treitschke heeft nooit over het uitroeien van Joden gesproken. Hij dacht er ook niet aan om ze te verwijderen van Duits grondgebied. Eerder kun je zijn denkwijze vergelijken met die van veel politici vandaag. Zo moest de migratie van Joden uit het Oosten volgens hem worden ingeperkt.
Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw krijgt het Duitse nationalisme echt voet aan de grond. Hoe kon het gebeuren dat de Duitse identiteit pakweg de Beierse of Pruisische identiteit begon te overvleugelen?
Smith:Ik ben er niet zo zeker van of die Duitse identiteit die andere identiteiten toen al begon te overvleugelen. Het is wél zo dat de notie van Duitsland als een natie vanaf Von Treitschke aan belang begon te winnen. In dat proces heeft, vermoed ik, de Eerste Wereldoorlog een doorslaggevende rol gespeeld. Elke tweede Duitse familie had voor die oorlog een offer gebracht. Men had een zoon verloren, langdurig honger geleden of was voor de rest van zijn dagen invalide. Dat offer was makkelijker te aanvaarden vanuit het idee dat het gebracht werd voor een groter doel als de Duitse natie.
Traditioneel wordt die eerste grote Duitse eenmaking vooral gezien als het werk van Otto von Bismarck (1815-1898), minister-president van Pruisen en de architect van het in 1871 gestichte Duitse keizerrijk.
Smith:Ik heb verschillende biografieën over Bismarck gelezen, en er is er geen enkele die hem als een nationalist beschrijft. Wat wél klopt, is dat de nationalisten hem als een nationalist zijn gaan vereren. Na zijn dood zijn honderden monumenten opgericht om die gedachte te promoten. Maar dat is politieke retoriek. Ja, Bismarck was geïnteresseerd in macht. Maar hij had geen nationalistisch motief.
Het Duitse nationalisme werd volgens u pas echt gevaarlijk na de vernederingen en frustraties die volgden uit de Eerste Wereldoorlog?
Smith:Ik maak dat punt niet zo expliciet, maar inderdaad, meer dan de roes na de overwinningen in de negentiende eeuw was die radicalisering gedreven door de frustratie van soldaten en aanverwanten die deze nederlaag als een vernedering zagen en die na afloop grote moeite hadden om opnieuw hun weg te vinden in het burgerlijke leven. Daarbovenop kwam het idee dat de Duitse soldaten niet echt hadden verloren, maar moesten capituleren onder druk van de linkse regering (de zogenaamde dolkstootlegende, nvdr). Tussen haakjes: zelfs Friedrich Ebert, de eerste president na de Eerste Wereldoorlog en een socialist, verklaarde dat het Duitse leger ‘im Felde unbeziegt’ was (‘ongeslagen op het slagveld’, nvdr). Dat was een mythe, maar die zal voor sommigen toen ongetwijfeld plausibel hebben geklonken. Vergeet niet dat de grote veldslagen niet in Duitsland, maar in Noord-Frankrijk en in uw land plaatsvonden. Boven op die al explosieve cocktail kwam dan nog het grote verlies dat Duitsland als samenleving had geleden. Waarvoor had het land al die offers geleverd? Het was mogelijk om tot het besluit te komen dat het zinloos was geweest. Maar minstens zo krachtig was de idee dat het een betekenis had. Dat er een offer was gebracht voor de natie.
De afwijzing van het Jodendom raakte vermengd met nationalisme, een retoriek van zuiverheid van het bloed en slecht begrepen darwinisme.
Onvermijdelijk moeten we het hier ook hebben over het antisemitisme. U beschrijft hoe ook grote humanisten als Maarten Luther (1483-1546) er behept mee waren. Wie de Holocaust wil begrijpen als de uitbarsting van een al eeuwenlang woekerende Duitse ziekte, vindt hierin een argument.
Smith:Om standpunten als die van Luther goed te duiden, moet je begrijpen dat ze ontstonden in een fundamenteel andere wereld. Wij leven vandaag in een wereld waarin discriminatie tegenover andere groepen een negatieve connotatie heeft en er een civiele druk is om dat niet te doen. Die was er toen niet. Er was in die tijd wél een discours onder christenen over het judaïsme, hoe dat zich tot het christendom verhield. Het is in die context dat je die uitingen van antisemitisme moet begrijpen.
Antisemitisme was aan het begin van de vorige eeuw wijdverbreid in Europa. Waarom heeft het enkel in Duitsland tot de Holocaust geleid?
Smith:Dat is een complexe vraag, waar ik al vaak colleges over heb gegeven. Ik zoek het antwoord toch vooral in de Weimarrepubliek (1918-1933), een tijdperk waarin het radicale nationalisme van gedaante verandert. De afwijzing van het Jodendom was er niet langer een vorm van religieuze kritiek, maar raakte vermengd met nationalisme, een retoriek van zuiverheid van het bloed en slecht begrepen darwinisme. Dat zorgt ervoor dat Joden als Fremdkörper worden beschouwd, en ideeën als uitzetting en afnemen van het staatsburgerschap deel gingen uitmaken van het nationalistische ideeëngoed. Nationalisme betekende vóór het nazisme al dat je je leven wilde offeren voor de natie. Maar de nazi’s zetten nog een stap verder. Ze wilden ook een hele bevolkingsgroep offeren voor de natie. Zélfs als Joden offers hadden gebracht voor de natie, hoorden ze er niet bij. Voor een extreme nationalist als Hitler kon zelfs een Joodse veteraan die het IJzeren Kruis (een Duitse militaire onderscheiding, nvdr) had gekregen, geen deel uitmaken van de natie. Voor mij is dat een essentieel verschil met het radicale nationalisme daarvoor. Dat een vader zijn zoon wil offeren voor de natie is een vorm van nationalisme waar ik enig begrip voor kan opbrengen. De volgende stap – een zoon die, ook al heeft hij zijn leven geriskeerd voor de natie, verwijderd moet worden – is nog een hele stap verder. Het is in mijn ogen die cruciale stap die tot de Endlösung heeft geleid.
U besteedt ook ruimschoots aandacht aan de manier waarop de Duitsers die Tweede Wereldoorlog verwerkten. Bijzonder frappant: volgens een peiling zes jaar na die oorlog stond 37 procent van de Duitsers nog positief tegenover nazikopstuk Hermann Göring. Hoe kon dat?
Smith:Dat is een fascinerende kwestie, en wellicht ook het onderwerp van mijn volgende boek. Wat het volgens mij nog fascinerender maakt, is dat het land zeventig jaar later voorbeeldig met dat duistere verleden omgaat, in die mate zelfs dat Amerika er lessen uit zou moeten trekken. Maar om op uw vraag te antwoorden: dat een significant deel van de Duitsers in 1951 nog positief stond tegenover Göring heeft volgens mij vooral te maken met het feit dat de bevolking nog bezig was met de eigen vragen over de oorlog. Hoe hebben wij die oorlog verloren? Hoe heeft Hitler ons zover kunnen brengen? Vergeet ook niet: die peiling werd afgenomen in een naoorlogse samenleving, die, net als de Weimarrepubliek, gekenmerkt werd door armoede en immens menselijk verlies. De grote ommekeer kon er pas komen met het besef dat het niet in de eerste plaats over een verloren oorlog ging. Pas toen kon men nadenken over de schuldvraag, en de rol van gewone Duitsers in dit verhaal.
Het begrip ‘medeleven’ is hier volgens u cruciaal.
Smith:Een van de belangrijkste signalen was volgens mij het memoreren van de synagogen. In de nazitijd zijn er tussen 1300 en 1400 synagogen beschadigd of vernield. Het feit dat grote steden en kleine dorpen tijdens de jaren zeventig en tachtig begonnen na te denken over synagogen als herdenkingsplaats, was een teken aan de wand. Voor het eerst werd zo erkend dat niet de Duitsers het grote slachtoffer waren.
Even belangrijk was volgens u Holocaust, een Amerikaanse tv-serie die in 1979 werd uitgezonden en die door 60 procent van de Duitsers bekeken werd.
Smith:U wees zonet op dat medeleven. Op een heel melodramatische manier heeft die tv-serie de Duitsers, die massaal naar die serie hebben gekeken, uitgenodigd om zich in de rol van de Joden te verplaatsen. Meryl Streep speelt in de serie de rol van Inga Weiss, een prachtige Duitse vrouw die met een Jood trouwt. Ik weet wel, die serie doet geweld aan de historische complexiteit, maar hele grote groepen mensen werden er wel door geraakt. Tegelijk werd de serie uitgezonden op het juiste moment. Een jaar eerder was op heel veel plekken de veertigste verjaardag van de Kristallnacht herdacht. Een jaar later was er in de Duitse scholen een soort essaywedstrijd uitgeschreven met als onderwerp het dagelijks leven in het Derde Rijk. Overal in Duitsland kreeg je toen gymnasiumstudenten die, begeleid door mei 68’ers, over dat onderwerp moesten schrijven. Ik wil maar zeggen: de serie kwam op het juiste moment. Holocaust had niet die impact gehad als het in de jaren zestig was uitgezonden. Het had zelfs niet datzelfde effect gehad als het in 1969 was uitgezonden.
In uw epiloog schetst u een positief beeld van het voorlopige eindpunt van deze geschiedenis. Duitsers, zo schrijft u, ‘reageren met meer gevoeligheid dan elders op tekenen dat het land vervalt in politieke standpunten die ooit tot veel verwoesting en uiteindelijk schaamte hebben geleid.’ Je zou kunnen stellen dat die gevoeligheid ook blijkt uit de electorale scores. Het populistisch nationalisme van de AfD (Alternative für Deutschland) komt er niet echt van de grond.
Smith:Dat klopt. Duitsland lijkt een zekere graad van immuniteit tegen populistisch nationalisme te hebben. De relatieve groei van de AfD heeft me ook nooit echt veel zorgen gebaard. Ik maak me veel meer zorgen over wat er in mijn eigen land gebeurt. Dat zeg ik niet omdat Amerika een supermacht is met het grootste leger ter wereld, wel omdat ik denk dat de nationalistische en antidemocratische tendensen er veel krachtiger zijn dan in Duitsland. Dat Duitsland die krachten zo sterk kan beteugelen, heeft volgens mij toch ook voor een belangrijk deel te maken met de figuur Angela Merkel. Merkel staat voor democratische waarden, antipopulisme, en het grote gebaar naar de Syrische vluchtelingen. Tegelijk, en dat is volgens mij van wezenlijk belang, is ze een conservatieve kanselier. Een linkse kanselier zou het wellicht veel moeilijker hebben om in deze omstandigheden de boel bij elkaar te houden.
Nog even over de AfD, ten slotte. Volgens u is het een vergissing om ze als de opvolgers van de NSDAP af te schilderen.
Smith:Ik zeg niet dat er geen parallellen zijn, maar wie de AfD een nazipartij noemt, lijkt me vooral bezig met politieke retoriek, en minder met historische waarheid. Ik zou de AfD eerder kaderen in een hedendaagse, internationale tendens. Sinds 1989 zie je in heel de westerse wereld verzet tegen globalisering, open grenzen en arbeidsmigratie. De AfD zien als een erfenis van de Hitlerperiode helpt niet om te begrijpen wat er werkelijk aan de hand is.
Helmut Walser Smith
– In 1962: geboren in Freiburg (Duitsland)
– In 1984: behaalt hij een bachelor of Arts aan de prestigieuze Cornell University. Acht jaar later behaalt hij zijn doctoraat aan Yale University met een dissertatie over nationalisme tijdens het Duitse keizerrijk
– In 2002: verschijnt The Butcher’s Tale ( Het verhaal van de slager), zijn bekendste boek, over moord en antisemitisme in een Duitse stad, begin vorige eeuw
– Sinds 2004: is hij hoogleraar geschiedenis aan de Vanderbilt University in Nashville, Tennessee.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier