Waarin Denis Diderot verschilt van Voltaire en Rousseau: ‘Hij zou gruwen van onze leiders’
Met twee nieuwe biografieën kan de auteur van de Encyclopédie op hernieuwde belangstelling rekenen. Wat maakt Denis Diderot (1713-1784) zo actueel?
Het leven van Denis Diderot (1713-1784) was netjes in tweeën geknipt. In het midden zaten drie maanden gevangenis, met het vooruitzicht op een barre winter zonder verwarming. Diderot, de held van de Franse verlichting, capituleerde. Hij bekende dat hij de auteur was van een serie aanstootgevende werken. Daarbij het atheïstische traktaat Brief over de blinden en de pornografische roman De loslippige sieraden, waarin pratende vagina’s de hoofdrol spelen.
Diderot, dachten de magistraten die hem tot zijn bekentenis hadden gebracht, was een gebroken man. Ze dreigden ermee hem jarenlang gevangen te zetten als hij nog controversieel werk zou publiceren. De filosoof legde zich neer bij hun verdict. Maar terwijl hij niet langer onder eigen naam publiceerde, werkte hij aan boeken die bedoeld waren voor de volgende generatie. ‘Dat was een geluk bij een ongeluk’, zegt Andrew Curran over de telefoon. De professor Franse geschiedenis en literatuur aan de Wesleyan University in Connecticut is een van de twee Amerikanen die dit jaar een Diderot-biografie uitbrengen: ‘Hij kende bij leven niet de roem en de eresaluten die zijn tijdgenoten Jean-Jacques Rousseau of Voltaire te beurt vielen. Maar hij kon vooruitstrevender zijn dan zij omdat hij wist dat hij in zijn geschriften geen rekening hoefde te houden met de conventies en de censuur van zijn tijdgenoten. Dat maakt hem ontstellend modern en actueel.’
‘Ik kan geen gesprek met hem afronden zonder dat hij mijn dijen bont en blauw heeft geknepen’, klaagde keizerin Catharina de Grote.
Het was niet alleen de knieval die Diderot uit de gevangenis bevrijdde. Hij had een contract getekend om een encyclopedie samen te stellen en de uitgever, die zwaar in het project had geïnvesteerd en ook koningsgezinde kalenders uitgaf, wilde niet dat de gevangenisstraf zijn commercie in de weg zou staan. En dus kwam Diderot vrij. Hij hervatte meteen het werk aan de Encyclopédie. Die gaf hem bovendien de mogelijkheid om nog in zijn eigen tijd tegen zere benen te schoppen. Curran verwijst naar de Engelse uitdrukking: bait-and-switch: ‘Je ziet iets aantrekkelijks in de vitrine, maar de verkoper lokt je meteen in de richting van een ander kledingstuk. Zo werkte Diderot.’ Ze vroegen hem een vertaling, hij maakte een bewerking in plaats van een vertaling. Hij werd als het werkpaard aangetrokken voor de Encyclopédie, die in oorsprong trouwens ook gewoon een vertaling zou worden. Hij maakte er iets van dat de wereld moest veranderen.
De uitgever engageerde naast Diderot ook de briljante, zeurderige wiskundige Jean le Rond d’Alembert. Onder hun beiden zetten ze een project op dat het belangrijkste werkstuk van de Franse verlichting zou worden: Encyclopédie, ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, een compendium van kennis en ideeën, geïllustreerd met ingenieuze prenten, bijvoorbeeld van de verschillende ambachten. Diderots vader was een messenmaker in het provinciestadje Langres, vandaar de belangstelling van de zoon voor handwerkzaamheden. Het was de bedoeling om alle kennis van de wereld bijeen te brengen en het volk te informeren, zo niet te verheffen. Of toch het volk dat in staat was de Encyclopédie te lezen. In het artikel ‘Encyclopédie’ beschreef Diderot de doelstelling met meer precisie: ‘We moeten dus de oorzaken van dingen geven, als ze er zijn, en als we ze kennen, en de gevolgen beschrijven, als die zeker zijn. We moeten knopen ontwarren […] mensen leren om te twijfelen en te wachten […], het onderscheid te maken tussen waar en vals, tussen waar en waarschijnlijk, tussen waarschijnlijk en bovennatuurlijk & ongeloofwaardig’…
Het was de bedoeling, schreef hij elders in de Encyclopédie, ‘om vooroordeel, traditie, autoriteit – alles wat de menigte in bedwang houdt – te vertrappelen’.
Kannibalisme
Diderot en d’Alembert konden het niet laten om geregeld een vuurtje te stoken. In hun Encyclopédie schreef Diderot al in de eerste zin van het artikel ‘autorité politique’ dat ‘geen enkele mens van de natuur het recht ontvangen heeft om anderen te bevelen’. Het is een klein mirakel dat die passage door de koninklijke censuur is geraakt. Diderot wist dat koning Lodewijk XV dit las, al was het maar omdat diens minnares Madame de Pompadour een fan was van de Encyclopédie.
De referenties waren veelzeggend: onder de passage over eucharistie kon je een verwijzing vinden naar kannibalisme.
Diderot vermaakte zich in het tweede boekdeel met een stukje over het onschuldige woord ‘nochtans’. Hij toonde het gebruik in een niet helemaal onschuldige voorbeeldzin: ‘Sommige schrijvers gaan in tegen de christelijke moraal. Ze zijn nochtans goede ouders, goede vrienden, zelfs goede burgers.’
Het vermaak bestond er soms in gewoon de officiële stem te laten horen, zoals in volume 14 bij het woord ‘verrijzen’ ( ressusciter): ‘Er zijn in alle religies ter wereld wederopstandingen, maar alleen die van het christendom zijn echt, alle andere, zonder uitzondering, zijn vals.’
Een meer verheven vorm van hetzelfde principe pasten de encyclopedisten toe als ze filosofen beschreven die door de kerk in de ban waren gedaan. Ze deden alsof ze Spinoza maar niks vonden, maar ze beschreven tot in detail diens filosofie, zodat leken konden beseffen waarom hij belangrijk was.
Met de verkoop van de Encyclopédie ging het meer dan behoorlijk, maar censuur en oppositie van de politieke en religieuze overheden, vooral die van de jezuïeten, was een groeiend probleem. Enkele keren werd de politie op de kantoren afgestuurd om de voorbereide artikels in beslag te nemen. Bizar genoeg – er valt een schelmenroman te schrijven over het ontstaan van de Encyclopédie – was oppercensor Guillaume-Chrétien de Lamoignon de Malesherbes de onderneming genegen. Niet alleen waarschuwde hij Diderot als er een politieraid op komst was, hij stelde ook zijn eigen huis ter beschikking om artikels en andere materialen tijdelijk in veiligheid te brengen.
De steun van Madame de Pompadour was ook meegenomen. Diderot had haar in zijn Loslippige sieraden in een gunstig daglicht geplaatst. Ze had het boek in haar collectie opgenomen, net als uiteraard de Encyclopédie zelf. En toen koning Lodewijk XV ermee dreigde de encyclopédisten in de gevangenis te gooien en de onderneming voorgoed te verbieden, liet zijn minnares zich portretteren naast een volume van de Encyclopédie.
Maar de voortdurende dreiging van overheidscensuur bleef zwaar om te dragen. Na een jaar of tien hield d’Alembert het voor bekeken. Hij vertrok nadat hij zich met zijn artikel ‘Genève’ de banbliksems van zowel protestanten als katholieken op de hals had gehaald.
Diderot slaafde verder, nog eens ruim tien jaar. Uiteindelijk was het hele werk in 1772 klaar: 17 volumes tekst, 11 boekdelen met illustraties, in totaal 74.000 artikelen, waarvan 7000 uit de pen van Diderot zelf waren gestroomd.
Terwijl zijn tijdgenoten en zeker latere generaties de bravoure en de breedte van de onderneming naar waarde konden schatten, vond Diderot het resultaat bedroevend. Om aan de censuur te ontsnappen, waren ze voor de latere delen naar een drukker bij Lyon verhuisd. Die had uit voorzorg veel controversiële elementen gewoon zelf gecensureerd. Diderot ontdekte het pas toen hij de gedrukte exemplaren zag. Maanden of zelfs jaren aan werk gingen wat hem betreft verloren. Hij had het gevoel dat hij ruim twintig van zijn beste jaren verspild had aan een onderneming die ondermaats was gebleven. Hij verloor, nu de Encyclopédie was afgewerkt, ook zijn bron van inkomsten. En dat op het moment dat zijn dochter Angélique een bruidsschat nodig had om te kunnen trouwen met de niet-religieuze zakenman die zijn oog op haar had laten vallen.
Libertijn bij de tsarina
Toen kwam er een tweede cesuur in het leven van de filosoof. Hij zag maar één manier om aan geld te komen: zijn boeken verkopen. Hij had een interessante collectie, onder meer omdat de geldschieters van de Encyclopédie hem de boeken hadden geschonken die hij als naslagwerk had besteld. Zo kwam de Russische keizerin Catharina de Grote in zijn leven. Zij bood aan zijn boeken te kopen en hem aan te stellen als bezoldigd bibliothecaris van zijn eigen boeken, die hij tot zijn dood kon behouden. Catharina verwachtte dat de filosoof haar in Sint-Petersburg zou komen opzoeken. Diderot twijfelde en talmde, maar reisde uiteindelijk in 1773 af.
Het was een mooie geste van Catharina, die haar veel publiciteit opleverde en Diderot voor de rest van zijn dagen financieel onafhankelijk maakte. Maar de encyclopédist had vaak schalkse tot lakende opmerkingen gemaakt over filosofen die zich lieten betalen door de machtigen der aarde. Nu was hij zelf zo’n figuur geworden: een libertijn geketend aan de tsarina. In tegenstelling tot tijdgenoten als Voltaire had hij geen enkel vertrouwen in de ‘verlichte despoot’. Wie echt verlicht was, bleef geen despoot.
‘Hij had nog wel de illusie dat hij haar zou kunnen ompraten’, zegt zijn tweede Amerikaanse biograaf, Robert Zaretsky, professor geschiedenis aan de University of Houston. ‘Volgens hem was het de rol van de filosoof om machtigen op betere ideeën te brengen.’ Diderot was een kampioen van de conversatie, gevat, grappig, overtuigend. Hij had zijn kunsten tientallen jaren verfijnd in de salons van Parijs.
De reis was een beproeving. Het begon nog goed in Holland. In Scheveningen aanschouwde Diderot voor het eerst in zijn leven de zee. In Den Haag informeerde hij zich over de zegeningen van de republiek. Maar tijdens de verdere tocht was hij vooral ziek, met kolieken in de buik.
Na een kort herstel voerde hij maandenlang gesprekken met Catharina, meerdere keren per week, onder vier ogen. Hij haalde al zijn troeven boven om de keizerin ervan te overtuigen dat ze van haar Rusland een rechtsstaat moest maken, met wetten die niet alleen haar maar vooral haar opvolgers zouden binden en aan banden leggen.
We leven in een tijd van de monoloog. Kijk maar naar president Trump, Erdogan of Poetin. Diderot toont hoe het anders kan.
Catharina was volgens Zaretsky echt wel een sympathisant van de verlichting. Maar de ideeën die ze zelf koesterde, botsten met de realiteiten van het land dat ze leidde. Ze had haar minnaar (en de man die haar echtgenoot had helpen afzetten) wandelen gestuurd met een stuk land en 10.000 horigen als afscheidsgeschenk. In welk handboek van de verlichting, in welk rechtssysteem dat Diderot haar voorstelde, kon zoiets door de beugel? Ze wist zich maar op de troon te handhaven omdat ze zich van dat soort drastische maatregelen kon bedienen. Ze gruwde van haar volk, dat de priester had gelyncht die tijdens een pestepidemie een icoon verborgen had gehouden. Hij had beseft dat de zoenende monden van de gelovigen de kans op besmetting kon verhogen. Maar de gelovigen zagen een samenzwering, en oordeelden dat het achterhouden van het icoon de besmetting in de hand werkte. Hoe leg je die massa aan banden met wetten van de verlichting?
De discussies moeten driftig zijn geweest. ‘Ik kan geen gesprek met hem afronden zonder dat hij mijn dijen bont en blauw heeft geknepen’, klaagde Catherina in een brief. Ze schreef dat ze voortaan een stoel tussen haar en Diderot zou plaatsen ‘om mezelf te vrijwaren van zijn gesticulatie’. Diderot argumenteerde altijd met zijn hele lichaam. Zo praatte hij ook in de Parijse salons. Hij gooide zijn ‘fysiek van een kruier’ in het argument.
Professor Zaretsky spreekt door de telefoon zijn verbazing uit over die ontmoetingen op voet van gelijkheid, tussen een vrouw die heerste over miljoenen Russen en een man die niets had in te brengen behalve ideeën. ‘In de huidige tijd kun je het je niet meer voorstellen.’
De handtastelijkheden gingen in beide richtingen. Op een bepaald moment, rapporteerde de keizerin, sloeg ze hem op zijn knokkels. ‘Je grote principes, die ik goed begrijp, leiden tot goede boeken en slechte daden. Je hervormingsplannen negeren het verschil tussen onze posities. Jij werkt op papier, dat alles accepteert. Het is glad en soepel en biedt geen weerstand tegen je verbeelding of je pen. Maar ik, arme keizerin, werk op mensenhuid, die prikkelbaar is en gevoelig.’
Wat de impact was van de gesprekken bij Catharina valt moeilijker uit te maken, maar bij Diderot eindigden de sessies in een crisis. ‘Als het niet met Catharina wilde lukken, met wie dan wel?’ vraagt Zaretsky. ‘Welke machtige der aarde kon hij overtuigen? Hij kon zich wel voor de kop slaan dat hij ooit had gedacht dat hij kans maakte bij haar.’
Hij en Ik
Diderot radicaliseerde. Na zijn terugkeer in Frankrijk besefte hij dat alleen het volk hem nog restte. Dat volk had hij al voor ogen met zijn Encyclopédie en werd nu het doelwit van zijn nieuwe, anonieme geschriften. Hij begon ijverig te werken aan een nieuwe editie van L’Histoire des Deux Indes, waarin het recht van het volk om op te staan tegen de machtigen werd verdedigd.
Hij werkte ook harder dan ooit aan de boeken die na zijn dood gepubliceerd moesten worden: dialogen, romans, mijmeringen, waarin hij de tekortkomingen van zijn eigen theorieën in de verf zette en nieuwe horizonten opzocht.
In zijn laatste jaren verwoordde Diderot theorieën die later een bron van inspiratie zouden zijn voor Freud of voor de evolutietheorie van Darwin. Hij pleitte voor cultuurrelativisme, verdedigde homoseksualiteit en besprak het klonen en kruisen van soorten.
In die postuum verschenen werken, vinden zijn twee biografen, tilde hij zich uit boven het niveau van zijn tijdgenoten. Hun favoriete voorbeeld is De neef van Rameau, een dialoog tussen twee versies van Diderot zelf, ‘Hij’ en ‘Ik’. De Hij wordt vertolkt door een neef van componist Rameau, een leegloper die niet omkijkt naar zijn familie, die plezier put uit het kwade en het gewiekste en die een dag als geslaagd beschouwt als hij ’s avonds ‘gemakkelijk, vrijelijk, aangenaam, rijkelijk op de pot kan gaan’. De Hij praat de Ik geregeld onder tafel. Hij wint het pleit, zowel qua argumenten als qua verve waarmee ze gebracht worden.
De Ik, de filosoof, zit dichter bij Diderot zelf, hoewel hij toegeeft dat ideeën ‘zijn hoertjes’ zijn: hij fladdert van het ene idee naar het andere. Maar deze Ik is, zoals Diderot, iemand die gelooft dat je van goed doen gelukkig wordt en dat het goede, het ware en het schone uiteindelijk de wereld zullen verbeteren. Maar wat hij ook probeert om de neef van Rameau op andere gedachten te brengen, alles schampt af op het cynisme en de levenswijsheid van iemand die gelukkig wordt van een goed glas en van een hand op een vrouwenkont, maar niet van hoge idealen.
De originaliteit, schrijft Andrew Curran, bestaat erin dat dit geen discussie is tussen een materialist en een gelovige, maar dat hier twee materialisten, twee ongelovigen, discussiëren over de invulling van een leven zonder God.
Bescheidenheid
Als rabiaat atheïst en pornograaf is Diderot altijd wat buiten de prijzen gevallen. Tijdgenoten Voltaire en Rousseau werden lang geleden opgenomen in het Panthéon. In 2013, rond de 300e verjaardag van Diderot, gaf de toenmalige Franse president François Hollande te kennen dat ook Diderot kans maakte op een plaats in het Panthéon. Maar er gebeurde niks. De filosoof moet zich nog steeds tevredenstellen met een boulevard in Parijs en de helft van een metrostation (halte Reuilly – Diderot).
Toch lijkt er sprake van een Diderot-revival, en niet alleen dankzij de twee nieuwe biografieën. Zo heeft de New York Review Of Books een Diderot-kleurenboek uitgebracht, met prenten uit de Encyclopédie. En de BBC verspreidde onlangs een bijdrage over ‘het Dideroteffect’, een situatie waarbij de toevoeging van iets luxueus aan een armoedige omgeving leidt tot meer miserie dan vreugde. In het geval van Diderot had een nieuwe rode kamerjas hem doen beseffen hoe armtierig de rest van zijn kleren en zijn interieur wel waren, zodat hij zich in financiële nesten begon te werken om de rest van zijn bezittingen op het niveau van de kamerjas te tillen.
Zaretsky gelooft niet echt in een revival, maar hij staat wel versteld van het enthousiasme waarmee zijn studenten de teksten van Diderot omarmen. ‘Ze kunnen niet geloven hoe modern zijn teksten zijn.’
Hoe kan hij relevant zijn voor moderne mensen? Als pleitbezorger van lust en plezier? Want dat is een aspect dat in beide biografieën relatief stiefmoederlijk wordt behandeld. Sensualiteit was een rode draad door zijn leven. Waar sommige gelovigen zijn materialisme afdeden als koud en gevoelloos, zag Diderot enthousiasme en sensualiteit, zoals in zijn beroemde brief aan zijn maîtresse Sophie Volland: ‘Misschien zijn geliefden die zich naast elkaar laten begraven zo gek nog niet. Misschien ligt hun as tegen elkaar, vermengt ze zich, verenigt ze zich. Weet ik veel. Misschien is de as niet alle gevoel kwijt, alle herinnering aan wat was. Misschien behoudt ze een restje warmte en leven, waarvan ze op haar manier onderin de koude urne geniet.’
Of hij herinnerde zich op latere leeftijd hoe hij als jongeman, met een dikke bos haar, in een open nachthemd ontwaakte en zag hoe een buurvrouw, die net haar echtgenoot had uitgewuifd, hem beloerde. Wat een gemis dat is, verzuchtte hij, voor iemand op latere leeftijd, met uitgedund haar, om niet langer begeerd te zijn.
Diderot, dat vermelden de biografen wel, liet voor zijn dochter een model maken van een vrouwenlichaam, zodat een lerares haar kon tonen waar het genot zich bevond.
Hij stierf terwijl hij kauwde op een abrikoos te veel.
‘Genot’, zegt Curran, ‘is niet langer omstreden. Zelfs strenge katholieken geloven niet langer dat genot en lust een belemmering vormen op de weg naar het hiernamaals.’
Wat is dan wel de relevantie van Diderot? Curran en Zaretsky komen bij hetzelfde uit. In de woorden van Zaretsky: ‘Hij was een van de heel weinige denkers, niet alleen in de 18e eeuw maar ook daarbuiten, die bereid was zijn fouten toe te geven. Albert Camus was ook zo iemand. Diderot leert ons filosofische bescheidenheid. We kennen alle antwoorden niet. En als we doen alsof we ze wel weten, blijven we aanschuren tegen contradicties en allerlei problemen. Wees dus bescheiden: de vragen zijn cruciaal, maar bedenk dat je antwoorden voorlopig zijn. En apprecieer het belang van conversatie en dialoog. Diderot was een man van de dialoog, in zijn leven en in zijn werk. Je komt maar tot inzicht en verbetering door met anderen in gesprek te gaan en echt van gedachten te wisselen. Dat staat zo dwars op onze tijd. We leven in een tijd van de monoloog. Kijk maar naar president Trump, Erdogan of Poetin. Diderot toont hoe het anders kan. Hij zou ook gruwen van de manier waarop huidige leiders hun voeten vegen aan het rechtssysteem, dat hij zo vurig bij Catharina de Grote bepleitte.’
Zaretsky omschrijft Diderot als iemand die zowel moedig was als menselijk. ‘Hij was origineler dan Voltaire, en even origineel als Rousseau, maar een beter mens. Hij is een van de weinige filosofen uit die tijd die echt een familieman was. Zijn huwelijk was geen succes. Hij en zijn echtgenote waren allebei ontgoocheld, maar hij hield vol. En hij gaf echt veel om zijn dochter. Hij was trouw aan zijn minnaressen. Hij was een heel goede vriend, behalve wanneer het botste, zoals uiteindelijk met Rousseau. Hij deed wat hij kon, zo goed hij kon. En af en toe schoot hij onvermijdelijk tekort. Als ik uit de hele achttiende eeuw één figuur zou kunnen kiezen om een dag mee door te brengen, dan zou dat Diderot zijn. Ik kan me geen beter gezelschap indenken. Daarom heb ik die biografie geschreven. Ik wilde tijd met hem doorbrengen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier