Vrolijke frans uit de Nederlanden
‘Je me fais étranger partout’ (’Ik vind het fijn overal een vreemdeling te zijn’): het is een van de talloze rake observaties die prins Charles-Joseph de Ligne (1735-1814) heeft nagelaten. Deze kosmopoliet voelde zich thuis in ‘zes of zeven vaderlanden’ en beschouwde het hele continent als zijn habitat omdat hij voortdurend op reis was van het ene paleis naar het andere, nieuwsgierig naar andere streken en volkeren.
Vanaf de eerste rij stelde deze veelzijdige, erudiete en fijnzinnige aristocraat weemoedig vast hoe tijdens de Franse Revolutie zijn vertrouwde wereld van grote sier verdween.
In het familiekasteel van Beloeil (Henegouwen) herinneren nog twee ruimtes aan de beroemdste telg van de prinselijke familie. In de ‘Slaapkamer van de veldmaarschalk’ hangen schilderijen die verwijzen naar zijn verblijf in Wenen. De Ligne stierf in december 1814 op 79-jarige leeftijd op een ogenblik dat de fine fleur van de Europese aristocratie en diplomatie in de stad verzameld was voor het Congres van Wenen. Tal van prominenten droegen hem tijdens een pompeuze begrafenisplechtigheid in de Habsburgse hofstad met militaire eer ten grave, geheel in overeenstemming met zijn levensstijl.
Twee schilderijen in het ‘Salon van de Maarschalken’ refereren aan taferelen uit het leven in Rusland. De Ligne had een bijzondere band met Rusland. In 1780 reisde hij een eerste keer naar Sint-Petersburg in een poging om de schuldvorderingen van zijn zoon op te eisen. Zijn lievelingszoon Charles was een jaar eerder in het huwelijk getreden met een Poolse prinses. Van de Oostenrijkse keizer Jozef II, die geen al te hoge dunk van de frivole prins had, kreeg hij tegelijk de opdracht om de betrekkingen tussen beide landen te verbeteren. Na een bezoek aan het ‘foeilelijke’ Sans-Souci, het paleis van de Pruisische koning in Potsdam, reisde hij door naar Tsarskoje Selo. Daar wist hij tsarina Catharina de Grote in te palmen met zijn humor en savoir-vivre, ook al mislukte de diplomatieke missie.
‘Het was al erg genoeg om u als zoon te hebben’
De prins had zo’n overweldigende indruk gemaakt dat Catharina hem hoogstpersoonlijk uitnodigde voor de legendarische reis naar de pas veroverde Krim in het voorjaar van 1787. De Ligne was verguld met de invitatie want het zou het hoogtepunt in zijn diplomatieke carrière worden. Dankzij het literaire talent van de prins zou het charmeoffensief van de tsarina Rusland op de Europese kaart zetten.
Met een gevolg van drieduizend passagiers, onder wie Engelse, Oostenrijkse en Franse gezanten, voer een vloot van vier luxueuze galeien en een veertigtal andere schepen de Dnjepr af. Onderweg voegde Jozef II zich bij het gezelschap. De sfeer onder de gekroonde hoofden was zo ontspannen dat ze elkaar tutoyeerden. De altijd aimabele de Ligne zorgde voor de vrolijke noot met zijn grappen en gevatte antwoorden. Magnifieke bals en luisterrijke festiviteiten volgden elkaar op. Voor bewezen diensten kreeg de prins een stuk grond in Nikita en Parthenizza op de Krim waar ooit de tempel van Iphigenia zou gestaan hebben.
In tegenstelling tot zijn diplomatieke successen, want mede door toedoen van de prins sloten Russen en Oostenrijkers een bondgenootschap tegen de Turken, kwam de militaire carrière van de Ligne moeizaam van de grond. Hij kon in elk geval niet beantwoorden aan de hooggespannen verwachtingen van zijn vader Claude-Lamoral II. Die had zich onderscheiden in heel wat veldslagen van de Spaanse Successieoorlog (Ramillies, Oudenaarde, Malplaquet) en in de oorlog tegen de Turken. Charles-Joseph deed in 1757 zijn eerste ervaringen op het slagveld op tijdens de Zevenjarige Oorlog en werd een jaar later bevorderd tot kolonel. Zijn vader, een echte huistiran, reageerde op de promotie op een manier die tekenend was voor de jeugd van de prins: ‘Het was al erg genoeg voor mij, meneer, om u als zoon te hebben, zonder u ook nog als kolonel te moeten verdragen’.
De Ligne klom wel op in de keizerlijke militaire hiërarchie, maar dat had hij vooral te danken aan zijn kameraadschap met veldmaarschalk de Lacy. Van de Ligne werd gezegd dat hij behoorlijk slordig omsprong met zijn eigen infanterieregiment en zijn roekeloosheid in de strijd was spreekwoordelijk. Daar kwam nog bij dat hij zijn mond niet kon houden. Zijn zorgeloosheid en zijn vrijgevochten opvattingen werden niet op prijs gesteld aan het hof in Wenen dat bekend stond om zijn erg strikte, en in de ogen van de prins erg saaie, etiquette. Pas in 1808 mocht hij de (ere)titel van veldmaarschalk dragen.
Trouw aan zijn vorst, of aan zijn vaderland?
Het keizerlijke regime had nog een andere reden om de vrolijke frans uit de Nederlanden te wantrouwen. Na de bestorming van de Bastille braken in het najaar van 1789 ook in de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik patriottische opstanden uit. De onrust was al een tijd aan het gisten. Keizer-koster Jozef II wilde met een reeks edicten op administratief en kerkelijk vlak de ideeën van de Verlichting aan zijn onderdanen opdringen. Een delegatie van de Provinciale Staten kreeg de keizer nauwelijks te zien toen zij met hun grieven hierover naar Wenen trokken. Jozef II had het te druk met zijn plezierreis naar de Krim en de daaropvolgende oorlog tegen de Turken waaraan de Ligne deelnam. In oktober vielen de opstandelingen vanuit de Republiek de Kempen binnen. De Verenigde Nederlandse Staten werden begin 1790 uitgeroepen onder leiding van de advocaat Van der Noot, een van de leiders van de opstand.
Die opstand bracht de prins in een erg lastig pakket. Moest hij trouw blijven aan zijn vorst of aan zijn vaderland? Als ridders van het Gulden Vlies en Grande eerste klas van Spanje hadden de opeenvolgende de Lignes de Habsburgers altijd gesteund, ook ten tijde van de godsdienstoorlogen. De familie de Ligne was zelfs de enige prinselijke familie van de Lage Landen die niet in opstand was gekomen tegen Filips II. Anderzijds stond hun omvangrijke vermogen in de Nederlanden op het spel. Dat zijn zoon Charles zich aansloot bij de opstandelingen en, weliswaar kortstondig, betrokken was bij de verovering van Gent, maakten de zaken nog gecompliceerder. Charles-Joseph liet zijn vriend en maarschalk de Lacy zelfs weten dat hij gevraagd was om de gewapende opstand te leiden. Hij wist andermaal zijn reputatie met een kwinkslag te redden: ‘je ne me révoltais jamais pendant l’hiver’ (’tijdens de winter kom ik niet in opstand’). Niet veel later verscheen er in de pers nochtans een brief waarin hij zijn sympathie voor de rebellen openlijk uitte. Alleen wanneer een buitenlandse mogendheid zich in het conflict mengde, zou hij zich verzetten. De Brabantse Omwenteling was evenwel van te korte duur zodat hij geen verscheurende keuze hoefde te maken en vanop afstand in Wenen de gebeurtenissen kon volgen. Jozef II bedankte hem voor zijn trouw, al was dat niet van harte. Op zijn sterfbed mompelde de keizer tegen zijn halfslachtige generaal: ‘Uw land heeft mij vermoord’.
Voorliefde voor exuberante spektakels
De Ligne wist zijn reputatie en goederen te redden in de veronderstelling dat alles bij het oude zou blijven. Niets was minder waar. De Franse Revolutie wierp een zware schaduw op de laatste decennia van zijn leven. In de strijd tegen de Franse republiek – ‘cette détestable, exécrable et abominable nation’ (’die weerzinwekkende, verfoeilijke en afgrijselijke natie’) – verloor hij de helft van zijn kennissenkring én zijn zoon Charles, getroffen door een kanonskogel in het vuur van de strijd. De altijd goedlachse, opgeruimde edelman gleed weg in een depressie, nog verergerd door financiele besognes: ‘Datgene waar ik het meest van hield, twee derde van mezelf, de voortreffelijkste persoon ter wereld, werd me ontnomen’.
De Ligne sr. en jr. deden niet voor elkaar onder. Ze waren beiden onbezonnen op het slagveld, altijd klaar voor een stunt en met een kolossaal gat in de hand. De Ligne moest zijn pas gekregen grondgebied in de Krim van de hand doen om de schulden van zijn zoon af te lossen. Zelf gaf hij niet het goede voorbeeld, integendeel. Hij smeet met geld. Zijn rentmeester en zijn vrouw behoedden hem voor erger. Zijn spilzucht en zijn voorliefde voor exuberante spektakels kosten fortuinen en waren daarom legendarisch. Het huwelijk van zoonlief Charles in Versailles werd afgesloten met een feest in Belœil dat acht dagen duurde. Ter ere van de prinses van Bouillon, een van de vele vrouwen op wie hij even mateloos als kortstondig verliefd was, gaf hij een sprookjesachtig feest op het kanaal Brussel-Antwerpen, met vuurwerk en muzikanten in Turkse kostuums waaraan tienduizend toeschouwers zich kwamen vergapen. Zo maakte hij zich ook populair bij het volk ‘toen het nog waard was dat men zich erom bekommerde… Er waren acht- à tienduizend gasten die al dan niet gemaskerd waren, zoals ze zelf wilden, vaten met orgeade en limonade, bergen appels en sinaasappels en stoeipartijen bij de vleet’.
De Franse Revolutie tekende de oude edelman op alle vlakken. De vrijgevochten denker gebruikte zijn scherpe pen niet meer om de privileges en de gedwongen huwelijken aan te klagen en het recht op luiheid en een rijkentaks te bepleiten. De scepticus op religieus vlak eindigde als een conservatieve katholiek; zijn rol als generaal en hoveling was uitgespeeld. Het eeuwenoude familiedomein van Belœil stond onder sekwester na de annexatie van de Oostenrijkse Nederlanden door de Franse republiek. De bijna zestigjarige edelman verhuisde in 1794 definitief naar Wenen en huurde een smalle woning die de ontmoetingsplaats werd van een kosmopolitisch gezelschap, op zoek naar spitse conversaties en roddels. Noblesse oblige, ondanks het permanente geldgebrek en het toezicht van de geheime keizerlijke politie. De gevel was in het knalroze geverfd, net zoals zijn meubilair, zijn koets en zijn lakeien in het roze waren gestoken. De kleur verwijst naar de diagonale band in het wapenschild van de familie.
‘Het congres loopt niet, het danst’
De vrijwillige ballingschap in Wenen leverde de rusteloze prins eindelijk tijd op, tijd om zich te wijden aan zijn maniakale drang om alles wat in zijn hoofd opkwam, op papier te zetten. Hij had een erudiete kennis en een scherpe geest, opgevoed door een sliert van leermeesters in het Frans, de lingua franca van de 18de eeuw. Elke ochtend zat hij van acht uur ‘s ochtends tot de vroege namiddag in zijn roze hemelbed te schrijven om zich vervolgens in het mondaine leven te storten. Het heeft een literair oeuvre van hoog gehalte opgeleverd maar ook heel uiteenlopend: van een opera voor het huwelijk van zijn zoon, over traktaten over tuinaanleg en krijgskunde, briefwisselingen met beroemdheden zoals Voltaire en Rousseau en beschouwingen over de joden, zigeuners en andere reisverslagen. De man heeft naar schatting drie tot vier jaar van zijn leven in een koets doorgebracht.
Zijn doorbraak als schrijver had hij te danken aan barones de Staël. Die snoeide in zijn onoverzichtelijke productie en begon in 1807 met de uitgave van zijn autobiografische ontboezemingen, goed voor twaalfhonderd bladzijden. Die geven nog altijd een heel vermakelijke inkijk in het leven van een aristocraat, misschien nog het meest door zijn talloze amoureuze avonturen. Geen enkele vrouw kon zijn charme weerstaan en in dat opzicht deed hij niet onder voor zijn goede vriend Casanova.
Eén quote heeft de Ligne overleefd: ‘Het congres loopt niet, het danst’. De talrijke bals, voorstellingen en soirées naast de eindeloze diplomatieke besprekingen op het Congres van Wenen fleurden zijn laatste maanden op, in de wetenschap dat koningen en adel hun macht en aanzien kwijt waren.
BEZOEKTIP
Een deel van het kasteel van Belœil en de 25 hectare grote Franse tuin, ook wel het Belgische Versailles genoemd, zijn te bezichtigen van de maanden april tot en met september, telkens tijdens de weekends en de feestdagen. Belœil ligt halverwege het stadje Ath en de Franse grens in de provincie Henegouwen. Meer informatie: http://www.chateaudebeloeil.com/
MEER WETEN?
De geschriften van Charles-Joseph de Ligne zijn eindelijk in het Nederlands beschikbaar dankzij vertaalster Marijke Arijs. Zij verzorgde en annoteerde een deel van zijn memoires en zijn reisverslag van de Krim dat de Ligne verwerkte in negen brieven aan markiezin de Coigny. Die laatste was een vrijgevochten vrouw van adel, met een ongelukkig huwelijk en van een ravissante schoonheid die in Parijs een drukbezochte salon hield waar de brieven werden voorgelezen. De vijfde brief vanuit Parthenizza staat bekend als een hoogtepunt in de briefschrijfkunst die in de 18de eeuw zo populair was. De Ligne mijmert over (de zin van) zijn leven en zijn kennismaking met de betoverende wereld van de Tataren op de Krim. Voor het leven van de charmeur van Europa blijft de studie van Philip Mansel nog steeds het standaardwerk.
Charles-Joseph de Ligne, Memoires, Davidsfonds, Leuven/Antwerpen 2021
Charles-Joseph de Ligne, Brieven aan de markiezin de Coigny, Vleugels, Bleiswijk 2021
Philip Mansel, Prince of Europe. The life of Charles-Joseph de Ligne, Londen, 2003