Van de schandpaal naar het museum: auteur Ted Gioia herschreef de muziekgeschiedenis
Er verschijnt niet elke week een boek dat de ambitie heeft om de volledige muziekgeschiedenis te herschrijven, van de bigbang tot Spotify. Cultuurhistoricus Geert Buelens correspondeerde met de auteur, Ted Gioia.
Muziek verzacht de zeden, zeggen ze. Nou, niet dus. In zijn ambitieuze boek Music – A Subversive History, dat dit najaar verscheen, poneert de Amerikaanse muziekhistoricus Ted Gioia precies het tegenovergestelde. In essentie gaat het bij muziek over seks en geweld. Het overgrote deel van de klassieke opera’s en de hedendaagse popliedjes gaat over seks. Zangers en zangeressen blijken het populairst wanneer ze ook het meest vruchtbaar zijn. Van de erotische hymnes van de Sumerische Enheduanna 2300 jaar voor Christus tot de zelfbewuste hits van Lana Del Rey vandaag (‘You fucked me so good I almost said I love you’) bieden liedjes over seks een revelerende inkijk in de mores van de samenleving.
Het is niet toevallig dat er zo veel moordpartijen gebeuren tijdens concerten. Muziek leidt nu eenmaal soms tot geweld.
In heel diverse culturen en in alle tijdperken trof Gioia daarnaast voorbeelden aan van hoe muziek en strijd met elkaar verbonden zijn. Homeros bezong de Trojaanse oorlog. Overal ter wereld treiteren schoolkinderen elkaar met liedjes. Folkballades van eeuwen geleden gingen nog vaker over verkrachting dan raphits vandaag. En zelfs nu oorlogsvoering deels wordt uitbesteed aan drones blijven de Verenigde Staten niet minder dan 130 militaire orkesten onderhouden – ze kosten Uncle Sam drie keer meer dan de cultuursubsidies voor alle andere genres en disciplines opgeteld.
‘De link tussen muziek en geweld is er altijd geweest’, aldus Gioia. ‘Onze prehistorische voorouders hadden nog geen legers, maar ze gebruikten wel muziek tijdens de jacht. Elke verandering in oorlogsvoering ging gepaard met muziek. Schilders of beeldhouwers trof je zelden aan op het slagveld, maar muzikanten met bugels en trommels des te meer. Er is zelfs een apart muziekgenre, louter bedoeld om de bewegingen van militairen te controleren: de mars. Diep in ons binnenste begrijpen we heel goed dat conflict muziek nodig heeft. Ook op het sportveld vinden we dat heel normaal. En wanneer in een film mensen worden vermoord, weerklinkt de muziek automatisch luider. Uit mijn onderzoek blijkt zelfs dat hoe luider de soundtrack is, hoe meer doden er vallen in een film.’
De laatste tijd kwam vooral rap in dat opzicht negatief in het nieuws. Nadat bendegeweld het leven had gekost aan een paar jonge Nederlandse artiesten gingen dit najaar onder meer in Rotterdam en Amsterdam stemmen op om drill rap te verbieden, een uit Chicago afkomstige vorm van hiphop waarin zonder eufemismen of metaforen het leven en de dood in de door drugshandel verziekte getto’s wordt geëvoceerd. De Britse autoriteiten raken er zo van in paniek dat rapper Rico Racks bepaalde woorden niet meer mag gebruiken, en in de VS zijn zelfs optredens per hologram van drill-boegbeeld Chief Keef meermaals verboden.
Ontwikkelingen in de populaire muziek en morele paniek gaan al veel langer hand in hand, benadrukt Gioia. Volgens de overlevering zouden er in New Orleans in het begin van de twintigste eeuw bij optredens van jazzpionier Buddy Bolden geregeld doden zijn gevallen. En wie op straat Boldens bekendste nummer zong of zelfs maar floot kon zomaar gearresteerd of door de politie in elkaar geslagen worden. De associatie van drill met bendegeweld verbaast de auteur dan ook niks. Gioia: ‘Gewelddadige bendes hebben altijd theme songs gehad. Charles Manson gebruikte zoals we weten Helter Skelter van The Beatles om zijn bende tot moord aan te zetten. Als een socioloog zou onderzoeken hoe bendes in grote steden muziek gebruiken, zou vast blijken dat ze allemaal hun eigen lied hebben. Het is ook echt niet toevallig dat er zo veel moordpartijen en aanslagen gebeuren tijdens concerten. We horen het niet graag, maar muziek leidt nu eenmaal soms tot geweld.’
Gladde tijden
Gioia is niet vies van grote uitspraken of gewaagde hypotheses, maar hij weet wel waar hij het over heeft. Al decennialang beluistert en bestudeert hij muziek op een bijzonder gedisciplineerde manier. Elke dag opnieuw leest hij enkele uren over zijn lievelingsonderwerp en neemt hij twee à drie uur nieuwe opnamen tot zich – een omnivore obsessie die hem in staat stelt om elk jaar een eindejaarslijst op te stellen van 200 platen uit zowat de hele wereld, in alle stijlen en genres. Op zijn laatste lijst stonden albums die je in bijna alle jaaroverzichten aantrof (Lana Del Rey of Billie Eilish), maar vooral ook tips waaraan zelfs een bovengemiddelde melomaan nog weken ontdekkingsplezier zal hebben. Het bij ons nauwelijks opgemerkte eerste deel van de verzamelde liederen van Johannes Ockeghem door het Amerikaanse ensemble Blue Heron, bijvoorbeeld. Ricardo Galléns prachtige uitvoering van de gitaarsonates van de hedendaagse Cubaanse componist Leo Brouwer, ook. Of het uitzinnig dansbare afrofuturisme van de Ugandese percussionisten Nihiloxica op hun ep Biiri.
‘Veel mensen vinden mijn lijst raar of zelfs choquerend, en daar doe ik het eigenlijk ook voor’, verduidelijkt Gioia. ‘Ik beschrijf in mijn boek hoe technologiebedrijven en de massamedia ons met hun algoritmes en artificiële intelligentie een steeds armer muzikaal dieet voorschotelen. Ze maken van muziek behang waarbij wat je morgen beluistert lijkt op wat je gisteren op had staan. Met mijn lijst probeer ik tegenwicht te bieden door mensen kennis te laten maken met bijzondere muziek die net afwijkt van wat ze meestal beluisteren.’
In het boek maar ook op Twitter toont Gioia zich bijzonder kritisch voor de muziekindustrie. Die heeft de afgelopen decennia de rol helemaal gelost, en liet de voor de muziekgeschiedenis altijd zo belangrijke innovatie (opname- en afspeelapparatuur, microfoons et cetera) helemaal over aan technologiebedrijven zoals Apple en Spotify, die in wezen niet geïnteresseerd zijn in muziek. Toch vertelde hij tijdens een lang gesprek op de podcast A Noise from the Deep van jazztrompettist Dave Douglas dat de geschiedenis van muziek en technologie hem vertrouwen geeft ‘dat het internet op termijn de muziek vooruit zal helpen in plaats van ze te vernietigen. En het zullen muzikanten zijn, niet de industrie, die daarvoor zullen zorgen.’ Maar waarop is dat vertrouwen dan gebaseerd? Gioia: ‘Mijn studie van de geschiedenis heeft me geleerd dat periodes van gladde muziek steevast worden gevolgd door fases van ingrijpende disruptie. Zo ging het in de jaren dertig, vijftig en zeventig; allemaal decennia die smooth begonnen waarna de swing, de rock-‘n-roll en de punk alles overhoop haalden. Nu zitten we weer in zo’n gladde fase. Streamingdiensten proberen ons te reduceren tot passieve consumenten. De hele popcultuurindustrie verkiest formules boven echte creativiteit. Maar dat zal niet blijven duren, want dat doet het nooit. Mensen willen nu eenmaal muziek die alles overhoop haalt. Als het systeem dat lijkt te verhinderen, zullen ze dat systeem vernietigen. Je kunt uiteraard niet voorspellen hoe die disruptie zich precies zal voltrekken, maar ik vermoed dat de grote volgende verandering op gang zal worden getrokken door subversieve muzikanten die de repressieve technologie zullen gebruiken op manieren die de techneuten nooit hadden voorzien of bedoeld. Anders gezegd: de technologie die vandaag alles platdrukt, zal gebruikt worden om alles op z’n kop te zetten.’
Dat proces is al volop bezig. Overal rijzen kleine doe-het-zelflabeltjes op die rechtstreeks met muziekliefhebbers communiceren en hun muziek soms doelbewust weghouden van platformen als Spotify. Maar het zijn diezelfde vermaledijde internetbedrijven die tegelijk ook de belangrijkste trend in de hedendaagse muziekcultuur mogelijk hebben gemaakt. Gioia: ‘Muziek verspreidt zich vandaag razendsnel over de hele planeet. Voor het eerst in de geschiedenis kan een band uit Indonesië, Brazilië of Rusland een mondiaal publiek bereiken zonder dat ze daar een grote platenmaatschappij voor nodig heeft. Die trend is nog maar net begonnen, maar het effect is al duidelijk zichtbaar. Kijk maar naar de wereldwijde doorbraak van K-Pop (Koreaanse popmuziek, nvdr). Dat zou aan het begin van deze eeuw nog niet hebben gekund.’
Vrouwen voorop
Naast veelgeprezen boeken over de geschiedenis van de jazz schreef Gioia ook de trilogie Work Songs, Healing Songs en Love Songs – cultuursociologische voorstudies voor zijn nu verschenen levenswerk, waarin een schier eindeloze stroom voorbeelden en anekdotes ons denken over de betekenis en geschiedenis van muziek opschudt. Zijn stellingen zullen specialisten niet altijd overtuigen, maar in tijden waarin kunst en cultuur weer politiek worden ingezet om de nationalistische trom te roeren, is het goed om bevestigd te zien hoezeer muziek een universele taal is, met een geschiedenis die op alle continenten overeenkomsten vertoont.
Sommige van Gioia’s speculatieve theorieën kregen dit najaar steun in het gerenommeerde tijdschrift Science. Jarenlang onderzoek naar ‘universaliteit en diversiteit in liedjes van mensen’ wees uit dat mensen die niks van elkaars cultuur weten wel slaap-, liefdes- en dansliedjes van culturen aan de andere kant van de wereld kunnen herkennen.
Maar het is Gioia natuurlijk allerminst om uniformiteit te doen. Muziek mag dan al overal ter wereld vergelijkbare functies hebben, de stijlen en genres waarin ze concreet vorm krijgt kunnen radicaal verschillen. Tussen al die culturen deden zich in de geschiedenis doorlopend kruisbestuivingen voor, en niet zelden leverden die de spannendste vernieuwingen op. Grote omwentelingen voltrokken zich niet toevallig vaak in havensteden (zonder Amerikaanse rhythm-and-bluesimport via de haven van Liverpool geen Beatles, bijvoorbeeld), maar Gioia geeft ook voorbeelden van lang voor onze jaartelling. Telkens opnieuw wijst hij erop hoezeer het outsiders zijn die een muzikale omwenteling veroorzaken die door de zittende macht verafschuwd wordt, tot de lokale heersers niet meer kunnen weerstaan aan de populariteit van de muziek in kwestie en ze er een opgeschoonde variant van toelaten en soms zelfs omhelzen.
Niet zelden waren die radicale vernieuwers vrouwen. Kijk maar naar de minnelyriek van de troubadours uit de twaalfde eeuw. De oudst bekende, Willem IX van Aquitanië, zou zich danig hebben laten inspireren door de liederen van de qiyan, tot slaaf gemaakte Arabische vrouwen. (De luit, het middeleeuwse instrument bij uitstek, kwam ook uit de Arabische wereld. Daar heet ze ‘oud’ en heeft ze geen fretten. Dat ze die in Europa wél kreeg, past ook in Gioia’s kraam: sinds Pythagoras neemt hij in het Westen de neiging waar om muziek zo te reguleren dat microtonale klanken als ‘vals’ worden uitgesloten.) Sjamanen, heksen, sirenen: telkens opnieuw waren het vrouwen die gevaarlijke muziek maakten en dus riskeerden uitgesloten te worden uit de samenleving. Wanneer mannen hun versie van door vrouwen ontwikkelde genres gingen brouwen, was niet langer hun effect op de luisteraar het belangrijkste maar de complexiteit en artisticiteit van het brouwsel. Teksten en muziek van vrouwen maakten het verschil, die van mannen wilden vooral verbluffen.
In het panteon
Maar ook mannen verlegden natuurlijk grenzen. Vaak gingen muzikale innovatie en maatschappelijke transgressie daarbij samen. Zelfs Johann Sebastian Bach, vandaag de patroonheilige van godsvrucht, goed gedrag en nog betere smaak, kwam doorlopend in conflict met zijn tijdgenoten. Ook letterlijk: als de eerste de beste drill rapper belaagde hij een collega tijdens een straatgevecht met een mes, hij zat een maand in de gevangenis en had een drankrekening die Kurt Cobain en Lars Ulrich zou doen blozen. Als componist was hij al evenzeer omstreden. Al te kunstig en door zijn neiging tot dissonantie volstrekt onbegrijpelijk voor het gewone volk, klonk het toen.
Het is een patroon dat we meestal associëren met de bohemienartiesten sinds de romantiek: bij leven in de goot, genegeerd of aan de schandpaal, na het vaak voortijdige overlijden gevierd, geroemd en bijgezet in het panteon van de cultuur. Ook Gioia’s geschiedenis is er een van dwarsliggers, maar hij ontkomt niet aan de vaststelling dat de technologie in de afgelopen decennia sneller en ingrijpender is veranderd dan de muziek zelf. Vandaag sluit de wereld Koreaanse popsterren in de armen die ook weer bad boys en girls zijn, wegens verkrachting in de gevangenis terechtkomen of akelig jong aan hun eind komen, maar een echt muzikale vernieuwing hebben ook zij vooralsnog niet gebracht. In Gioia’s in wezen romantische visie op de muziekgeschiedenis volstaat het niet om de goegemeente op stang te jagen. Pas wanneer je ook muzikale normen durft te verleggen tel je echt mee. In het rockisme-versus-poptimisme-debat dat volop woedt – recent nog uitgebreid in Knack Focus – is hij dan ook niet automatisch op de hand van de poptimisten. Gioia: ‘Elke muziektheorie die gebaseerd is op het idee dat popmiljonairs nog meer lof en media-aandacht verdienen, wekt bij mij het grootste wantrouwen.’
Ted Gioia
– 1957geboren in South Central Los Angeles
– Studies Engels (Stanford), filosofie, politiek, economie (Oxford), MBA (Stanford)
– Begint als consultant
– Verdienstelijk jazzpianist
– Groeit uit tot toonaangevend muziekhistoricus
– Boeken o.a. The History of Jazz, Delta Blues, Love Songs, Work Songs, Healing Songs
– 2019 publiceert Music – A Subversive History
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier