Uitzonderlijk boek over de Franse Revolutie: ‘Geen vrouw heeft de Revolutie meer beïnvloed dan Manon Roland’

De executie van ‘madame Roland’ op wat vandaag de Place de La Concorde is in Parijs. In werkelijkheid werden eerst nog haar haren geknipt. © GF
Walter Pauli

Met De terreur van het optimisme schreef Jelle Dehaen een van de betere boeken over de Franse Revolutie. Vanuit het perspectief van één protagoniste, Manon Roland, beschrijft hij hoe rond 1789 onze democratie in bloed en pijn werd geboren.

Ook een kleine 250 jaar na de gebeurtenissen staan de politieke debatten vandaag nog altijd bol van de verwijzingen naar de Franse Revolutie. Of het over de islam gaat en dus de scheiding van kerk en staat, of over de rechtsstaat zelf of de verhoudingen tussen de overheid en de burgers: eerder vroeg dan laat zal er verwezen worden naar de ‘waarden’ van de Franse Revolutie. Alsof de Franse Revolutie het Heerlijkste Moment was uit de wereldgeschiedenis en de revolutionairen de eerste belijders van de scheiding der machten.

Dat is natuurlijk niet zo: 17.000 personen belandden onder de guillotine. Zij waren in regel veroordeeld door politiek vooringenomen rechters. Die spraken geen recht, maar vonden een formele procedure nuttig om politieke tegenstrevers uit de weg te ruimen. Daarnaast toonde ook het revolutionaire leger zich van zijn brutaalste en zelfs ongeremd sadistische kant. Soldaten werden opgedeeld in zogenaamde colonnes infernales om zogenaamde volksopstanden zoals die in de landelijke, uiterst katholieke Vendée neer te slaan. Ouderen en kinderen werden aan de bajonet geregen, vrouwen massaal verkracht voordat ook zij opengereten werden.

Niet dat de Franse Revolutie vanwege zulk stelselmatig, misdadig gedrag alleen maar herinnerd zou moeten worden als het ultieme voorbeeld dat elke revolutionaire beweging altijd ontaardt in een dictatuur. Jelle Dehaen, die zopas het boek De terreur van het optimisme uitbracht, noemt de Franse Revolutie – vanzelfsprekend – ‘een kantelpunt in de Europese geschiedenis: voor het eerst kregen alle mannen stemrecht, de vrijheid van meningsuiting werd ruimer opgevat en het volk kwam centraal te staan in de besluitvorming.’ Zij het dat al een paar jaar na de val van de Bastille ‘het algemeen stemrecht alweer was afgevoerd, de vrijheid monddood gemaakt en het volk politiek irrelevant geworden.’

Nadien veranderde ook dat weer, zij het in een veel langzamer en geleidelijker tempo. Maar anno 2024 maken die nuances blijkbaar niet uit voor mensen die het blijven hebben over de ‘superieure waarden’ van de Franse Revolutie.

Franse grandeur

In De terreur van het optimisme brengt Jelle Dehaen een biografische schets van het opvallend korte leven (1754-1793) van Manon Roland. (Eigenlijk heette ze Marie-Jeanne Phlipon. ‘Manon’ was haar bijnaam in haar jeugd, na haar huwelijk met de econoom Jean-Marie Roland de la Platière werd ze aangesproken als ‘Madame Roland’.) Maar Dehaen gebruikt haar leven vooral om het grote verhaal van de Franse Revolutie te vertellen vanuit het perspectief van een tijdgenote, een niet onbelangrijke deelgenote aan de Grote Geschiedenis bovendien. Zo hoopt Dehaen niet alleen kennis bij te brengen, maar vooral inzicht. Enige ambitie is hem daarbij niet vreemd: ‘Nadat ik vier grote overzichtswerken had gelezen en nog altijd niet snapte wie de girondijnen, jakobijnen, feuillanten, enragés en montagnards exact waren, besloot ik zelf een boek te schrijven dat de Revolutie definitief (zijn cursivering) zou uitleggen.’

Voor zijn land en zijn volk brachten de voortdurende oorlogen van Lodewijk XIV vooral ellende, angst, onderdrukking en natuurlijk honger.

Die revolutie kwam er natuurlijk niet zomaar, maar ook dat dreigt vandaag uit het collectieve geheugen te verdwijnen. Haast even karikaturaal als onze visie op de Franse Revolutie is onze clichématige, al te positieve beoordeling van Zonnekoning Lodewijk XIV en zijn schitterende kasteel van Versailles. Alsof zijn ellendig lange ‘vorstelijk absolutisme’ (1643-1715) een hoogtepunt zou zijn in de Franse geschiedenis. Voor zijn land en zijn volk brachten de voortdurende oorlogen van Lodewijk XIV vooral ellende, angst, onderdrukking en honger. Niet minder dan een miljoen van zijn onderdanen stierven aan ondervoeding. De kunsten floreerden, dat wel.

In zekere zin was de Franse Revolutie er een logische, rechtvaardige en niet eens zo late reactie op dat zonnekoningschap van hem en zijn twee opvolgers. Als jong meisje heeft Manon Roland één keer Versailles mogen bezoeken. Bij haar thuiskomst raasde ze van woede, want nu had ze met eigen ogen de stuitende rijkdom daar aanschouwd, en dus het onrechtvaardige verschil gezien dat het Franse volk werd aangedaan. Ze kreeg op 10 juni 1792 haar ultieme wraak, zelfs haar moment de gloire. Samen met haar echtgenoot schreef ze een open brief aan koning Lodewijk XVI. Dat schrijven zette een politieke crisis in gang die al op 21 augustus van dat jaar leidde tot de afschaffing van de Franse monarchie. Vandaag vergapen elk jaar meer dan vijf miljoen bezoekers zich aan de pracht en praal van Versailles, waarin ze nog alleen een hoogtepunt kunnen zien van de Franse grandeur en de westerse cultuur.

Salonnière

In haar jeugd streefde Manon Roland een kwezelachtig of in elk geval uitermate deugdelijk leven na. De Revolutie werd echter haar politieke en intellectuele bestaan. Ze was een oprechte idealiste – al valt er heel wat te zeggen over de maatschappelijke en politieke consequenties die die idealen zouden aannemen. Roland zelf was een bekende maar zeker geen bepalende figuur in de Revolutie. Zij leidde geen regering, geen leger en zelfs geen politieke partij.

Alleen toen haar echtgenoot tussen maart 1792 en januari 1793 een klein jaar minister van Binnenlandse Zaken was, zat zij zelf even aan de knoppen, in een functie die nog het meest die van kabinetschef benaderde: ze had een vinger in de pap bij benoemingen en hield de pen vast van ministeriële toespraken en beslissingen. Maar bovenal, schrijft Jelle Dehaen, was ze ‘hyperintelligent en zo belezen dat je je doodschaamt als een 21e-eeuwer met een schermverslaving. Mensen die haar maar enkele dagen kenden, waren decennia later nog overweldigd door de kracht van haar persoonlijkheid. Het gevolg was dat zij vooral achter de schermen een enorme invloed uitoefende: geen vrouw heeft de Revolutie meer beïnvloed dan zij.’

‘Ze was hyperintelligent en zo belezen dat je je doodschaamt als een 21e-eeuwer met een schermverslaving.’

Wikipedia vat haar activiteiten samen als ‘revolutionaire, salonnière en schrijfster’. Ze hield tijdens de Revolutie dus een salon, waar de belangrijkste revolutionaire leiders samenkwamen en (bij een glas water) de politieke actualiteit en de revolutionaire ideeën en inzichten te bespreken. De machtigste revolutionairen behoorden tot haar kring, zoals de jakobijn Robespierre, de leider van het zogenaamde Schrikbewind, de brulboei Georges Danton (wegens zijn onstilbare honger naar seks had madame Roland een geweldige hekel een hem) en de extreemlinkse journalist Jean-Paul Marat. Die laatste werd wereldvermaard nadat de schilder Jacques-Louis David hem, nadat Marat in zijn bad was vermoord, in een beroemde Caravaggio-achtige pose had vereeuwigd.

Manon Roland spoorde haar Parijse vrienden onophoudelijk aan om het leven volledig te wijden aan de Revolutie.

Het leven van Manon Roland ontwikkelde zich en veranderde trouwens in hetzelfde krankzinnige tempo als de Franse Revolutie zelf. Manon behoorde al snel tot de radicalen. Dehaene omschrijft haar als ‘een missionaris die ruzie maakt met conservatieve familieleden en haar Parijse vrienden onophoudelijk aanspoort om hun leven volledig te wijden aan de Revolutie.’ Wanneer Manons lievelingsoom sterft, staat ze zichzelf niet toe om te rouwen. Persoonlijke relaties vormen immers een gevaar voor de Revolutie, schrijft ze: ‘De burger mag geen genade tonen, zelfs niet aan zijn eigen vader, als het algemeen belang in het gedrang komt.’

Hautain gedrag

Het kan altijd radicaler, en dat gebeurt ook. De revolutie ontspoorde: vorstelijke willekeur was in 1789 een van de belangrijkste elementen die het absolute koningschap in diskrediet hadden gebracht, maar ten laatste in 1792 begonnen de revolutionairen er stelselmatig en zelfs gretig gebruik van te maken. Niet alleen koning Lodewijk XVI en zijn gade Marie-Antoinette verloren hun hoofd, ook de revolutionairen onderling stonden elkaar naar het leven.

Het echtpaar Roland behoorde tot de girondijnen, dus stonden jakobijnen als Robespierre en Danton extreem vijandig tegen hen. Dat ook zij tot voor kort hadden behoord tot de vaste salongasten van Manon Roland maakte hen niet milder of menselijker. Had madame niet zelf geschreven: ‘De burger mag geen genade tonen?’ Zo dachten haar tegenstanders ook, en ze handelden ernaar.

Manon Roland werd gearresteerd en kreeg na verloop van tijd haar proces. Het is te zeggen. ‘Omdat Manon overduidelijk tot de girondijnen behoort, bestaat er zelfs geen waterkans op een vrijspraak en het proces is in een handomdraai voorbij’, aldus Dehaen. ‘Als ze haar verdediging begint voor te lezen en beweert dat de girondijnen patriotten zijn, onderbreken de rechters haar onmiddellijk: de vrije meningsuiting is een heilig recht, maar ook niet zo heilig dat je er staatsvijanden mee mag verdedigen. Met een groots gebaar richt Manon zich naar het publiek, in de hoop dat het verontwaardigd is over die inbreuk op haar fundamentele rechten. Maar de aanwezigen jouwen haar uit en de volgende dag schrijven de kranten dat ze zich voor een vrouw erg hautain heeft gedragen.’

Journalist Jean-Paul Marat, een van de bezoekers van het salon van Manon Roland, werd in zijn bad vermoord. Schilderij door Jacques-Louis David.

Toen was ze al gestorven. De dag van haar proces was ook die van haar executie. Er bestaan nogal wat versies over de juiste toedracht daarvan en over haar laatste woorden. ‘Het enige wat we zeker weten,’ schrijft Dehaen, ‘is dat ze op een houten plank wordt vastgebonden, onder de guillotine wordt geschoven en dat het blad naar beneden suist. Even later wordt haar lichaam in een massagraf gedumpt.’

Morele puurheid

Het is het definitieve einde van Manon Rolands bijdrage aan de Franse Revolutie, een tijd die Jelle Dehaen beoordeelt als ‘de terreur van het optimisme’. Noem het de titel van het jaar. Zelden heeft een historicus zo nauwgezet de tegenstrijdigheden en inconsequenties opgelijst en geduid uit die zeer revolutionaire periode uit de geschiedenis. Want natuurlijk moet er in 1789 een geweldig optimisme geweest zijn, toen het continent vernam dat in Frankrijk het soevereine volk eigenhandig afscheid had genomen van het ancien regime, het vorstelijk absolutisme en de standenmaatschappij.

Zelden heeft een historicus zo nauwgezet de tegenstrijdigheden en inconsequenties opgelijst en geduid uit deze revolutionaire periode.

Dat ongebreidelde optimisme evolueerde veel te snel naar een infernale terreur. Politici en journalisten ontpopten zich tot volksmenners en populisten. In hun publicaties zetten ze moedwillig en valselijk politieke tegenstrevers neer als vijanden van de natie, een bedreiging voor elke inwoner van Frankrijk. Veel agitatoren waren nochtans belezen en gecultiveerde mannen, vertrouwd met het werk van Voltaire en Rousseau.

Tegelijk bleven zelfs op het toppunt van de Terreur de leiders en de aanstokers ervan overtuigd dat zij een juiste zaak dienden: die van het algemeen belang. Om het helemaal frappant te maken: zelfs daarin zit een kern van waarheid. Nog een laatste keer Jelle Dehaen: ‘Natuurlijk was Robespierre een extremist die rotsvast geloofde in zijn eigen morele puurheid, maar tegelijk was hij een pragmatisch politicus die zich bezigheid met het dagelijks bestuur.’

Uit het beste komt ook het slechtste voort, en weer omgekeerd. Dat was zo in de tijd van de Franse Revolutie. Is het vandaag eigenlijk zo veel anders?

Jelle Dehaen, De terreur van het optimisme. Manon Roland en de Franse Revolutie, Ertsberg, 444 blz., 34,95 euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content