‘The horror! The horror!’: het sadistische universum van Francis Bacon

BACON IN ZIJN ATELIER (1977).Het werd na zijn dood als een archeologische vindplaats in kaart gebracht en intact overgebracht naar Dublin. © Belga Image
Eric Rinckhout

De mens is een homp vlees op weg naar het einde, en Francis Bacon schilderde hem virtuoos. Hoewel Bacon een liederlijk leven leidde, ging hij gebukt onder demonen, schuldgevoelens over zijn homoseksualiteit en de zelfmoord van zijn partner. Enigszins verrassend focust het Centre Pompidou in Parijs nu op het belang van de literatuur in het oeuvre van de Iers-Britse schilder.

Francis Bacon (1909-1992) is een van de giganten uit de 20e-eeuwse schilderkunst. De schilder die de onmetelijke angst, het zinloze lijden, de redeloze barbaarsheid, het existentiële niets en de onafwendbare eenzaamheid genadeloos in beeld bracht na de gruwel van twee wereldoorlogen, de Holocaust en de atoombom.

Zijn werk is onmiddellijk herkenbaar: zwiepende borsteltrekken, grove korrel en natuurlijk zijn onderwerpen, met schreeuwende pausen, bloederige karkassen, verminkte gezichten, misvormde lichamen, vechtende blote mannen en personages opgesloten in kooiachtige constructies. Hij mag dan als schilder niet breed zijn gegaan – zijn stijl en beeldenarsenaal zijn al met al beperkt -, binnen die beperkingen was hij wel virtuoos.

Bacon was de schilder van de onpeilbare duisternis: er is geen hoop, geen redding, geen evolutie, geen vooruitgang. ‘Nietzscheaans atheïsme’, zo wordt zijn werk weleens omschreven. Zelf bestempelde hij het leven laconiek als ‘geboorte en copulatie en dood’. Bacon was niet vies van provocatie: hij was naar verluidt aangenaam verrast toen een toeschouwster de ogen sloot en een kruisteken sloeg bij het zien van Study of the Human Body uit 1982.

Triptych Inspired by the Oresteia of Aeschylus (1981).
Triptych Inspired by the Oresteia of Aeschylus (1981).© The Estate of Francis Bacon. All rights reserved, DACS/ Artimage 2018. Photo: Hugo Maertens

Vlees, de mens is louter vlees op weg naar het einde. Hij – bij Bacon is het zelden een ‘zij’ – is eenzaam en alleen. Bacon was de kunstenaar van de aftakeling en de desintegratie van de menselijke vorm, net zoals ook zijn eigen leven uit elkaar viel en zijn talrijke liefdes verloren gingen.

Francis Bacon leed aan allerhande verslavingen: hij gokte en dronk en neukte in het rond (vóór de aidsepidemie kon dat nog probleemloos) en doste zich graag uit in vrouwenkleren. Zijn leven had veel weg van dansen op de rand van de vulkaan. Hoewel hij zich gulzig aan alle geneugten laafde, is hij toch 81 geworden.

Reproducties

Bacon deed zich graag voor als een onbehouwen pummel en liet zich graag voorstaan op zijn gebrek aan educatie. Toch voelde hij zich volgens zijn biograaf Michael Peppiatt ook als een vis in het water in chique gezelschappen met afgeborstelde edellieden en erudiete collectioneurs. Zijn leven speelde zich zowel af in de groezelige homobars en illegale gokholen van Soho als in de betere clubs van het West End en de luxueuze hotels van Monaco.

Maar hoe verklaar je dat duistere wereldbeeld, dat sadistische universum dat Francis Bacon onafgebroken en met virtuoze zwier op het doek borstelde tussen 1944 en zijn dood in 1992? Het Centre Pompidou focust – verrassend maar niet ten onrechte – op de literatuur als een belangrijke inspiratiebron voor Bacon. Hoewel hij weinig naar school was gegaan, was hij bepaald geen analfabeet. Bacon las wel degelijk. Na zijn dood maakte het Department of History of Art and Architecture van het Trinity College Dublin een inventaris van meer dan duizend boeken die in Bacons bezit waren, waaronder werken van Aischylos, Friedrich Nietzsche, Georges Bataille, Michel Leiris, Joseph Conrad en T.S. Eliot.

Toch slingerden er niet alleen fictie en filosofie in zijn atelier rond. Dat ‘rondslingeren’ is overigens geen loze beeldspraak: toen de mensen van de Dublin City Gallery The Hugh Lane zes jaar na Bacons dood zijn atelier in het Londense South Kensington openden, troffen ze er een totale puinhoop aan. Tientallen verfblikken met honderden penselen erin: Bacon spoelde zijn borstels nooit uit. Voorts overal vodden en met verf besmeurde kleren, maar ook onafgewerkte schilderijen, tekeningen, gescheurde en weer aan elkaar geplakte foto’s, collages en tafels vol boeken met overvloedige aantekeningen. Zevenduizend items in een atelier dat niet groter was dan een bescheiden kamer. Het atelier werd als een archeologische vindplaats in kaart gebracht en vervolgens intact overgebracht naar Dublin, waar het nog altijd te bezoeken is.

Triptych Inspired by the Oresteia of Aeschylus (1981).
Triptych Inspired by the Oresteia of Aeschylus (1981).© The Estate of Francis Bacon. All rights reserved, DACS/ Artimage 2018. Photo: Hugo Maertens

Tussen die stapels teruggevonden boeken bevonden zich werken over de Holocaust en alle mogelijke massamoorden, en uiteraard ook veel kunstboeken. Bacon was dol op reproducties: zijn invloeden gaan van Grünewald (die omstreeks 1515 de kruisdood van Christus op bijna expressionistische wijze schilderde voor zijn Isenheimer altaar in Colmar), Goya en Michelangelo tot Picasso. Hij hield vooral van zwartwitreproducties. Vermoedelijk omdat hij vooral geïnteresseerd was in het beeld zelf, niet in kleur of materie. Daarbij komt dat hij bijzonder graag tekende en schilderde op die reproducties, ze verknipte en er nieuwe werken mee ‘assembleerde’.

Verstikkend Ierland

Maar hoe zit het nu met die literatuur? Bacon heeft altijd ontkend dat er een narratief element in zijn schilderijen zat: het ging om de beelden, niets anders. Geen verhaal, geen evolutie, geen ontknoping. Een schilderij moest een klap in je gezicht en een stomp in je maag zijn. Toch gaf hij toe dat literaire teksten zijn verbeelding hadden gestimuleerd en krachtige beelden bij hem hadden opgeroepen. Zijn voorkeur ging daarbij vooral uit naar poëzie en drama, omdat daar volgens hem ideeën en gevoelens het compactst verwoord werden. Aan criticus David Sylvester zei hij dat hij het gedicht The Waste Land (1922) en het toneelstuk The Family Reunion (1939), beide van T.S. Eliot, en de Oresteia van Aischylos uit het hoofd kende – niet toevallig teksten waarin lijden en schuld centraal staan.

Triptych Inspired by the Oresteia of Aeschylus (1981).
Triptych Inspired by the Oresteia of Aeschylus (1981).© The Estate of Francis Bacon. All rights reserved, DACS/ Artimage 2018. Photo: Hugo Maertens

Toch was er eerst een andere voedingsbodem nodig waarop zijn literaire interesse wortel kon schieten: zijn afkomst en jeugd. Toen Francis Bacon in 1909 geboren werd in Lower Baggot Street in Dublin, maakte Ierland nog deel uit van het Verenigd Koninkrijk. Zijn vader, de Engelse militair Eddy Bacon, was een ongenaakbare tiran. Hij had gevochten in Zuid-Afrika en was doordrongen van een heersersmentaliteit. De Bacons waren Engelsen, protestanten en grondbezitters die leefden in het katholieke, arme Ierland, dat zij nog altijd als een kolonie van Groot-Brittannië beschouwden.

Het grootste deel van de Eerste Wereldoorlog bracht de familie in Londen door. Toen ze zich in 1919 weer in Ierland vestigde, was dat niet meer hetzelfde land. In 1916 had in Dublin de Easter Rising of Paasopstand plaatsgevonden, waarbij Ierse rebellen een onafhankelijke republiek uitriepen in een poging een einde te maken aan de Engelse overheersing. Die revolte werd door de Engelse troepen bloedig neergeslagen.

In 1919 werd de IRA, het Iers Republikeins Leger, opgericht, waarna de guerrillaoorlog in alle hevigheid losbarstte. De IRA bedreigde meer en meer de hoofdzakelijk Engelse grondbezitters – ‘de vijand’ -, zeker op afgelegen landerijen. Biograaf Michael Peppiatt schrijft dat Francis Bacon zelf het geweld in zijn schilderijen direct in verband bracht met de spanningen en gruwelijkheden tijdens zijn jeugd in Ierland.

Bovendien had Bacon een zwakke gezondheid. Hij had astma en de nabijheid van paarden en honden op het familiedomein verergerde zijn aandoening alleen maar. Hij zou er een afkeer van dieren aan overhouden. Later zou hij zelden of nooit meer het platteland opzoeken. Ierland was voor hem in meer dan een opzicht verstikkend.

Met de zweep

Het ligt bijna voor de hand dat de relatie met zijn tirannieke vader problematisch was: Bacon vertelde later dat zijn vader hem geregeld met de zweep sloeg om een ‘echte man’ van hem te maken. De moeizame relatie vertroebelde helemaal toen Francis te kennen gaf misschien kunstenaar te willen worden. Nadat zijn vader hem in 1926 had betrapt in het ondergoed van zijn moeder, werd hij buitengegooid. Hij was op dat moment 16.

Zijn vader stuurde hem met een strenge oom naar Berlijn. Ironisch genoeg versierde die oom alles wat los en vast zat. Francis ontdekte er het ruwe nachtleven in de talloze clubs waar elke vorm van seks mogelijk was. Berlijn stond in die warrige jaren tussen de Weimarrepubliek en het opkomende nazisme symbool voor totale decadentie. Seks en drugs en jazz… Biograaf Peppiatt omschrijft Bacon in die twee maanden als ‘a bad boy in Berlin’s sexual circus’.

Na twee maanden Berlijn streek Bacon neer in Parijs, toentertijd het centrum van de beeldende kunst met de internationale avant-garde die zich in Montparnasse ophield. Hij kon overleven omdat zijn moeder hem financieel bleef steunen. ‘Ze bezat wat geld’, zei Bacon later. ‘Ze is familie van Firth’s Steel – die naam heb je weleens op messen zien staan, zeker?’

Triptych - In Memory of George Dyer (1971).
Triptych – In Memory of George Dyer (1971).© The Estate of Francis Bacon. All rights reserved, DACS/ Artimage 2018. Photo: Hugo Maertens

Parijs vormde hem definitief als kunstenaar. Hij zag er zeker de film Pantserkruiser Potemkin van Sergej Eisenstein met de iconische scène op de trappen van Odessa. De opengesperde mond van de schreeuwende vrouw zou op zijn netvlies gebrand blijven en werd een terugkerend motief in zijn latere werk.

In Parijs zag hij ook het werk van de schilder Chaïm Soutine. Diens stillevens met vervormde dode konijnen en pluimvee zijn een tot nu weinig bestudeerde invloed. Bacon leerde er ook het werk van Picabia, De Chirico en Dalí kennen. De surrealisten wezen hem op de rol van het onderbewuste en de beelden die daaruit kunnen opwellen.

Niet in de laatste plaats is er de rol van Picasso. In de lente van 1927 bezocht Bacon de galerie van Paul Rosenberg. De Cent dessins par Picasso schudden hem door elkaar. Vreemd toch dat hij zo geïmponeerd was, want uiteindelijk gaat het om figuratieve, hier en daar zelfs bijna neoklassieke tekeningen van Picasso. Vermoedelijk raakte Bacon vooral onder de indruk van de verscheidenheid en virtuositeit, en waarschijnlijk ook van de erotische vrijmoedigheid die Picasso tentoonspreidde.

Tijdens zijn twee jaren in Parijs zag Bacon nog meer werk van Picasso waarin die zijn kubistische experimenten verder uitwerkte. ‘Picasso! De werken van Picasso uit 1926-1930!’ zei Bacon later. ‘Ik kreeg een schok die me zin gaf om schilder te worden.’

De zoete geur van bloed

In 1929 ontmoette Francis Bacon de welgestelde zakenman en mecenas Eric Hall, na Picasso een tweede cruciale figuur. Hall bracht Bacon niet alleen in contact met theater en literatuur, de hogere kringen en verfijnde gastronomie, hij steunde hem ook financieel in zijn verlangen om schilder te worden. Eric Hall, getrouwd en vader van twee kinderen, werd tot over zijn oren verliefd op de negentien jaar jongere, flamboyante Bacon. Hall liet zijn gezin in de steek en was meer dan vijftien jaar lang Bacons levenspartner.

Door hun gezamenlijke theaterbezoeken kwam Bacon in contact met Aischylos en Shakespeare. De Oresteia is een van de literaire werken die als een teek onder Bacons huid kropen. Vermoedelijk leerde hij dat werk kennen via het toneelstuk The Family Reunion van T.S. Eliot, dat Bacon in 1939 in het Londense Westminster Theatre zag en dat grotendeels op de Oresteia gebaseerd is. Kortweg komt het erop neer dat het hoofdpersonage Harry gekweld wordt door de Furiën: ‘de slapeloze jagers, die mij niet laten slapen’. Bacon was gefascineerd door het beeld van de Furiën, de frequente verwijzingen naar de zoete geur van het bloed, en uiteraard het thema van de schuld, dat hij projecteerde op zichzelf en zijn familie.

Constante dreiging

1944 was het jaar nul van Bacons schilderkunst: in dat jaar schilderde hij zijn monumentale drieluik Three Studies for Figures at the Base of a Crucifixion. Op zijn 35e had hij zijn eigen taal gevonden en zich losgemaakt van Picasso. Later verbrandde hij het leeuwendeel van het ‘jeugdwerk’ van voor 1944.

Triptych - In Memory of George Dyer (1971).
Triptych – In Memory of George Dyer (1971).© The Estate of Francis Bacon. All rights reserved, DACS/ Artimage 2018. Photo: Hugo Maertens

In april 1945, een maand voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, nam Bacon in de Lefevre Gallery in Londen deel aan een tentoonstelling van hedendaagse Britse schilderkunst. Zijn schilderijen vol ingehouden gruwel en bittere uitzichtloosheid veroorzaakten een zelden geziene controverse bij bezoekers en critici.

Three Studies – 94 bij 220 centimeter – is een drieluik met monsterlijke figuren: hulpeloze, verminkte, blinde wezens met happende muilen. Tegen een feloranjerode gloed schildert Bacon drie vormeloze gruwelijke beesten: een is geblinddoekt, een ander schreeuwt zijn onmacht uit, een derde krimpt ineen van de pijn. Er is geen verheffing, geen verlossing. Het is zijn versie van de Furiën van Aischylos en T.S. Eliot.

Gaan die gevoelens terug op zijn traumatische jeugd? Of spelen ook zijn oorlogservaringen mee? Door zijn zware astma was hij afgekeurd voor de militaire dienst maar hij deed wel vrijwilligerswerk als air-raid warden tijdens de Blitz. Als verpleger maakte hij de zware bombardementen op Londen mee, bestreed mee de brandhaarden en haalde verminkte lichamen en doden onder het puin vandaan.

Op de tentoonstelling in het Centre Pompidou is nu de tweede, strakkere versie uit 1988 te zien van zijn Three Studies for Figures at the Base of a Crucifixion. Het oorspronkelijke werk uit 1944 mag Tate Britain nooit meer verlaten. Eric Hall schonk dat drieluik overigens in 1953 aan Tate, nadat hij het werk in 1945 meteen had gekocht om zijn poulain te steunen.

Later schilderde Bacon nog veel drieluiken, een aloud religieus type, maar nooit zette hij een gekruisigde Christus op het middenpaneel. Een aantal van die triptieken bevat beelden of een sfeer die Bacon in de poëzie van T.S. Eliot waren opgevallen. In Triptych Inspired by Sweeney Agonistes (1967) gaat het Bacon bijvoorbeeld om de onvermijdelijkheid van de dood en de barbaarsheid van het dagelijkse leven die de poëzie van Eliot ademt.

Bacon zei ooit dat hij het gevoel had constant onder spanning en dreiging te leven. Dat gevoel werd alleen maar versterkt doordat hij, die van zijn homoseksualiteit nooit een geheim maakte, constant geconfronteerd werd met de toenmalige Britse hypocrisie en heksenjacht. Pas in 1967 werd homoseksualiteit in Engeland deels uit het strafwetboek geschrapt. Tot 1861 werd homoseks er zelfs bestraft met de dood. Voor alle duidelijkheid: het ging daarbij niet om daden in de openbare ruimte, maar in de particuliere sfeer. Het is dan ook geen toeval dat in Bacons werk vaak de figuur van de getuige opduikt: het kan een voyeur zijn, maar evengoed een verklikker.

Zelfmoord

In 1971 sloeg het noodlot toe. George Dyer, zijn toenmalige levenspartner, pleegde zelfmoord in een Parijs hotel aan de vooravond van een grote Baconretrospectieve in Le Grand Palais. Bacon werd overmand door rouw en schuldgevoel: Dyer was bezweken aan een overdosis van Bacons medicamenten. Bacon vergaf zichzelf deze onachtzaamheid nooit en zou jarenlang rouwen om Dyer.

Triptych – In Memory of George Dyer was het eerste monumentale drieluik dat hij in de maanden na Dyers zelfmoord maakte. Op het linkerpaneel liggen twee mensachtige hompen in boksersuitrusting verwikkeld in een liefdesgevecht. Seks is agressie, het leven en de liefde zijn een arena, iets tussen circus en stierengevecht in. Rechts is er twee keer een beeltenis van Dyer: een schilderij in het schilderij en een omgevallen buste die leeg lijkt te bloeden. Centraal, waar op klassieke drieluiken de gekruisigde Christus hangt, maakt een figuur een deur open, het kan een hoteldeur zijn. Het is een schrijnend beeld van leegte, eenzaamheid en angst.

Triptych - In Memory of George Dyer (1971).
Triptych – In Memory of George Dyer (1971).© The Estate of Francis Bacon. All rights reserved, DACS/ Artimage 2018. Photo: Hugo Maertens

Het motief van de sleutel en de deur komt ook voor in het beroemde gedicht The Waste Land van T.S. Eliot: de gesloten deur als een symbool voor opsluiting, existentiële verstikking en uitzichtloosheid. ‘I have heard the key / Turn in the door once and turn once only / We think of the key, each in his prison / Thinking of the key, each confirms a prison’.

Biograaf Peppiatt schrijft dat Bacon geen sociale of morele bedoelingen had met zijn werk: de Furiën (in Three Figures) zijn zijn persoonlijke wraakgodinnen in zijn hoogstpersoonlijke universum. Ik durf daar toch aan te twijfelen. Bacon smokkelt hier en daar historische referenties in zijn schilderijen: de kooi waarin zo veel van zijn personages zitten, verwijst naar de bijna iconische foto van nazikopstuk Adolf Eichmann in een glazen kooi op zijn proces in Jeruzalem. Soms duiken er hakenkruisen op in Bacons werk: de personages zijn beulen van een bepaald regime.

Bacon heeft Heart of Darkness (1902) van Joseph Conrad gelezen, de apocalyptische vertelling van een zoektocht naar een ontspoorde koloniaal in het Congolese binnenland. De woorden ‘The horror! The horror!’ uit dat verhaal vatten het hele oeuvre van Francis Bacon samen. Nergens is er hoop. De mens is een beest. Het graf gaapt. Welcome to his nightmare.

Bacon en toutes lettres, tot en met 20 januari 2020 in Centre Pompidou, Parijs, www.centrepompidou.fr. Reserveren is absoluut noodzakelijk: Centre Pompidou werkt voor het eerst met tijdsblokken.

Francis Bacon

-1909: geboren in Dublin uit Engelse ouders

-1918: gezin verhuist terug naar Ierland, waar de vrijheidsstrijd is losgebarsten

-1926-1928: verblijft in Berlijn en Parijs, waar hij Picasso ontdekt

-1929: interieurdesigner in Londen

-1933: begint te schilderen, maar vernietigt later veel jeugdwerk

-1945: groepstentoonstelling in Londen; controverse rond zijn drieluik Three Figures at the Base of a Crucifixion

-1949: eerste versie van schreeuwende paus ( Head VI)

-1954: Biënnale van Venetië met Lucian Freud en Ben Nicholson

-1971: eerste groot overzicht Le Grand Palais Parijs

– 1985: retrospectieve Tate Londen

– 1988: stelt als eerste levende westerse kunstenaar in Moskou tentoon

-1989: tentoonstelling in VS (LA, Washington, New York)

-1992: sterft aan hartaanval in Madrid

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content