Slavenopstand op Curaçao

Kaart van het eiland Curaçao, met in de inzet midden boven een plattegrond van het Fort Amsterdam, waar Tula gevangen zat en waar ook zijn gewelddadige verhoren plaatsvonden. (Nationaal Archief, collectie Buitenlandse kaarten Leupe, 4.VEL, inv.nr. 590A)

Op plantage Knip op Curaçao begint de dag op 17 augustus 1795 zoals gebruikelijk met het luiden van de ‘slavenbel’; het teken om aan het werk te gaan. Maar een groep van ongeveer vijftig slaafgemaakten laat de plantage-eigenaar weten dat ze niet aan het werk gaan. Drijvende kracht achter deze moedige actie is Tula.

Tula is samen met enkele anderen al een tijd bezig met de voorbereidingen. De eigenaar van de plantage, Casper Lodewijk van Uijtrecht, zit met de handen in het haar. Aan de gouverneur van Curaçao schrijft hij: ‘Mijne slaven sijn des morgen gekomen en weijgeren in ’t algemeen dienste te doen wat verder haare intentie is, weet ik niet.’

Maar de geest is uit de fles. Ook op de nabijgelegen suikerplantage Santa Cruz is inmiddels een opstand van de grond gekomen onder leiding van Bastian Carpata. Tula trekt met zijn mensen naar Santa Cruz om zich bij Carpata te voegen. Uiteindelijk bestaat de groep waarschijnlijk uit ongeveer 1.200 mannen.

De volgende dag trekt Tula met zijn volgelingen naar het oosten. Op weg naar Willemstad, de hoofdstad van Curaçao, passeren ze vele plantages. Vaak zijn die verlaten, maar niet altijd; er vinden ook aanvallen en plunderingen plaats, waarbij niet alleen slaafgemaakten bevrijd en wapens buitgemaakt worden, maar ook enkele slachtoffers vallen. Onderweg sluiten steeds meer mannen zich aan bij Tula, die als de leider van de opstand beschouwd wordt.

‘Wij zoeken onze vrijheid’

De Koloniale Raad doet een poging om de opstand te beteugelen. Aan de ene kant door militairen op strategische posities te manoeuvreren, en aan de andere kant door een bemiddelaar naar Tula te sturen. Pater Jacobus Schinck moet proberen om verder bloedvergieten te voorkomen. Maar hij heeft geen succes; Tula houdt vast aan zijn eis dat de slaven vrijgelaten moeten worden: ‘Wij zijn al te zeer mishandelt, wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid, de fransche negers hebben hunne vrijdom bekoomen, Holland is ingenomen door de franschen, vervolgens moeten wij ook hier vrij zijn’.

Nu besluiten de Nederlanders met geweld in te grijpen. Onder de opstandelingen vallen negen doden en vele anderen raken gewond. Uiteindelijk worden Tula en een aantal van zijn medestanders gevangengenomen en overgebracht naar Fort Amsterdam in Willemstad.

Verhoor, marteling en straf

Tula weet de martelingen tijdens zijn verhoren erg lang te doorstaan, maar uiteindelijk breekt hij. Onder dwang bekent hij de leider van de slavenopstand te zijn geweest en dat het zijn doel was het Nederlandse bestuur omver te werpen en zelf de leider van Curaçao te worden.

Deze informatie kennen we alleen uit de verslagen van de Nederlandse autoriteiten van Curaçao. Het is dus maar de vraag of Tula ook daadwerkelijk heeft toegegeven dat hij met zijn opstand uiteindelijk de baas van Curaçao wilde worden. De Nederlanders zijn natuurlijk vooral op zoek naar een aanleiding om tot gruwelijke executie van Tula over te gaan. Op die manier willen zij een voorbeeld stellen, om toekomstige opstandelingen al bij voorbaat te ontmoedigen. Daarom bedenken ze voor Tula een zo wreed mogelijke straf: hij wordt eerst geradbraakt, daarna in zijn gezicht geblakerd en vervolgens onthoofd. Zijn hoofd wordt op een paal tentoongesteld met daarnaast een bord: ‘Tula, opperhoofd van de moordenaars, oproerlingen, plunderaars en brandstichters’.

Eerste pagina van het verslag dat pater Schinck heeft opgesteld van zijn bezoek aan Tula op 19 augustus 1795. (Nationaal Archief, archieven van Curaçao, Bonaire en Aruba, 1707-1828 (1859), 1.05.12.01, inv. nr. 105 folio 769)
Eerste pagina van het verslag dat pater Schinck heeft opgesteld van zijn bezoek aan Tula op 19 augustus 1795. (Nationaal Archief, archieven van Curaçao, Bonaire en Aruba, 1707-1828 (1859), 1.05.12.01, inv. nr. 105 folio 769)

Tula is in 2010 uitgeroepen tot nationale held van Curaçao. Jaarlijks wordt op 17 augustus stilgestaan bij Tula en zijn moed om in opstand te komen.: Dia di lucha pa libertat, ook wel Tulaherdenking genoemd. Ook is op Curaçao een monument opgericht ter nagedachtenis aan Tula’s strijd voor de vrijheid.

Slavenopstand op Curaçao

Educatieve presentatie Wie ben ik, wie was jij?

Het leven van Tula is een van de verhalen die te zien is in de tentoonstelling Wie ben ik, wie was jij? in het Nationaal Archief in Den Haag. In deze educatieve presentatie ervaren bezoekers hoe de tijd, plaats en omstandigheden waarin je geboren wordt invloed hebben op de mogelijkheden en keuzes die je wel of niet hebt.

Gewapend met een zaklamp en een tablet ga je in de tentoonstelling op zoek naar de levensverhalen van historische personen als George Maduro, Aquasie Boachi, Tula, Cornelia van Nijenroode of Aletta Jacobs. Door te chatten met deze mensen kom je er achter voor welke moeilijke keuzes zij in de loop van hun leven komen te staan en met welke belemmering zij worden geconfronteerd. Wat doe je als je als kind wordt weggegeven en opgroeit in een ver land? Wat als je wilt studeren, maar je mag niet omdat je vrouw bent? Heb je iets te kiezen als je in slavernij wordt geboren? Zo kom je er achter dat gelijke behandeling en gelijke rechten niet vanzelfsprekend zijn.

Kijk voor meer informatie over Wie ben ik, wie was jij? op de website van het Nationaal Archief https://www.nationaalarchief.nl/beleven/tentoonstelling/wie-ben-ik-wie-was-jij

Partner Content