Siciliaanse toestanden in Midden-Brabant

Langs de gehele grens tussen Nederland en België werd vanaf 1915 een ijzerdraad onder hoogspanning aangelegd: de dodendraad, zoals hier in de Prosperpolder. (Coll. F.Duinkerke)

‘Wij hebben de omvang zwaar onderschat. Peter Noordanus, burgemeester van Tilburg, zei “Pas in Tilburg zag ik hoe groot het probleem is”. Die noodklok klinkt ook door in de recente studie van Moors en Spapens: een ontluisterend beeld van Siciliaanse toestanden in Midden-Brabant. De criminaliteit is van ongekende proporties en er is echt een parallelle samenleving ontstaan.’

In juni 2017 vielen deze woorden in de Tweede Kamer, gewijd aan ‘criminele familienetwerken in Noord-Brabant’, gevolgd door: ‘Het gevolg is groter dan de strafbare feiten alleen. In hele sociale netwerken betwist een groeiend aantal mensen dat wat fout is volgens de wet, ook echt fout is. De rol en de kracht van de overheid worden serieus ondermijnd.’

Woningcorporatie Tiwos had in 2013, in samenspraak met de bewoners, besloten om de Vogeltjesbuurt rigoureus te renoveren. Een groot aantal huizen werd afgebroken. Via een lopende band werd puin naar de op de hoek van de straat gereedstaande vrachtauto’s getransporteerd. Plotseling regende het honderd-dollarbiljetten op de hoek waar de Lijster- en de Merelstraat samenkomen. Als bij een ticker-tape parade dwarrelden de grijsgroene bankbiljetten door de lucht. De graafmachine was gestoten op een geheime bergplaats, vermoedelijk in een van de spouwmuren, die bij het leegruimen van het huis aan de aandacht van de bewoners was ontsnapt.

Niemand weet om hoeveel geld het ging. Dwarrelde er een miljoen dollar door de lucht? Of twee miljoen, of misschien zelfs een veelvoud daarvan? In een mum van tijd was heel de buurt paraat en iedereen die kon bukken, graaide naar het geld. Deze ‘dollarregen van de Vogeltjesbuurt’ haalde uiteraard ook de landelijke media.

Niet alleen de hoogte van het bedrag bleef onbekend, ook de vraag wie het geld toebehoorde, bleef onbeantwoord. Een aloude vete tussen twee families stak opnieuw de kop op: beide eisten het geld op. Dat het nog ‘goed’ afliep, was voor een deel het gevolg van het optreden van leden van motorclub Satudarah. Zij namen de regie in handen en controleerden of het geld niet in handen viel van lui die daar volgens de buurt geen aanspraak op mochten maken. De machinist van de graafmachine behoorde daar volgens hen niet toe. Deze man had in de gauwigheid een handvol bankbiljetten weggegrist en in de zakken van zijn oranje werkbroek weggestopt. Hij werd gedwongen het geld af te geven. Om duidelijk te maken dat er met de ordehandhavers in de buurt niet te spotten viel, trof hij de volgende ochtend zijn graafmachine met een uitgebrande cabine aan.

Uit wetenschappelijke hoek (zoals door psychiater Van Ree) werden de gevaren van het gebruik van softdrugs gebagatelliseerd.
Uit wetenschappelijke hoek (zoals door psychiater Van Ree) werden de gevaren van het gebruik van softdrugs gebagatelliseerd.

En de politie? In het begin werd gedacht dat het een grote grap was. Maar toen er filmpjes opdoken die aan duidelijkheid niets te wensen overlieten, werd een buurtonderzoek gestart. Dit kwam al meteen op een dood spoor terecht door de ‘omerta’. Een buurtbewoner deed daar tegenover journalist Jan Tromp en wetenschapper Pieter Tops niet geheimzinnig over. ‘En toen kwam de politie langs de deuren. Een buurtonderzoek. Ze wilden weten waar het geld vandaan kwam. Dan is het gewoon mondje dicht, begrijp je wel. Er is niemand die praat. Ik kan gezien hebben wat ik gezien heb, als ze er naar vragen heb ik niks gezien. Ze krijgen het nooit te horen. Van niemand niet, in de hele buurt niet. Het is een regel, het gaat vanzelf. Iedereen weet dat hij zijn mond moet houden.’

Geen effectief staatsgezag

De bewoners van de Vogeltjesbuurt zijn, zoals cultuurhistoricus Gerard Rooijakkers het uitdrukt, gewend ‘om hun eigen naad te naaien’. Dit hebben ze met veel Brabanders gemeen. Een verklaring voor deze grimmige eigenzinnigheid ligt in de geschiedenis, toen het huidige Noord-Brabant een frontgebied was waar verwoestingen, plunderingen en brandschattingen aan de orde van de dag waren. Na het einde van de strijd tegen de Spanjaarden (1648) werd Brabant geen volwaardig deel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, maar werd de regio als Generaliteitsland vanuit Den Haag bestuurd. Het overwegend katholiek gebleven Brabant kreeg dezelfde status als de overzeese koloniën en werd – zoals letterkundige Gerard Knuvelder het noemde – als ‘een wingewest’ behandeld. Voor de Hollandse regenten was Brabant een staatkundige buffer. De Brabantse argwaan jegens ‘Den Haag’ groeide bijgevolg, wat de vestiging van een effectief staatsgezag belemmerde en de bestaande mentale kloof tussen de Brabanders en de overheid sterk vergrootte. Tegen alles wat van boven de Moerdijk kwam, nam de bevolking een vijandige houding aan.

De sloop van een deel van de kort na 1920 gebouwde Vogeltjesbuurt. (Foto Tiwos)
De sloop van een deel van de kort na 1920 gebouwde Vogeltjesbuurt. (Foto Tiwos)

Begin 19de eeuw werd Noord-Brabant een provincie van het Koninkrijk der Nederlanden, gelijkwaardig aan de andere. Maar in de praktijk veranderde er niet zo bar veel: de macht van de politionele en justitiële overheid was tamelijk beperkt waardoor ‘de staat’ niet krachtig genoeg was om het geweldsmonopolie waar te maken. De Brabander bleef de overheid als een bezettingsmacht ervaren, waarvan weinig positiefs te verwachten was.

In de tweede helft van de 19de eeuw werd, met de katholieke clerus, een van bovenaf gedecreteerd beschavings- en disciplineringsoffensief ingezet. Een deel van de bevolking ging hierin mee, al was het in veel gevallen niet meer dan ‘voor het oog van het kerkvolk’. Bij anderen voerde scepsis de boventoon. Dit stille verzet vond zijn voedingsbodem in wat Tromp en Tops de restrictio mentalis noemen: het voor de katholieke wereld in het zuiden zo kenmerkende ‘mentale voorbehoud’. Als puntje bij paaltje kwam, vertrouwden de beminde parochianen meer op de eigen tradities en gewoonten dan op de van bovenaf gepreekte of opgelegde mores. Nog nadrukkelijker aan de zijlijn stonden subculturen als woonwagenbewoners en inwoners van oude volkswijken.

Afvoerputje van de samenleving

De Vogeltjesbuurt in Tilburg is in het tweede kwart van de 20ste eeuw gebouwd voor ‘onmaat-schappelijke gezinnen’, die de stad op een aantal van 881 vaststelde. Van een deel hiervan was met wat hulp ‘stellig nog wel wat te maken’, zodat zij over de stad werden verspreid. Een ander deel werd tot ‘het uitschot van onze samenleving’ gerekend, voor wie de stedelijke rapporteurs het somber inzagen: ‘Zelfs de meest deskundige maatschappelijke werkers, die met de edelste bedoelingen zijn bezield, zijn na vele teleurstellingen tot de overtuiging gekomen, dat het uiterst moeilijk is, en menselijkerwijs gesproken haast onmogelijk, om deze lieden tot een behoorlijke levenswijze te brengen.’ De Vogeltjesbuurt werd aangewezen als een gebied waar deze ‘zware gevallen’ geconcentreerd werden. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er ook nog eens ‘kampers’ bij van de Pater Geurtjesweg, het grootste woonwagenkamp van Tilburg.

Roy Donders (1991) is een van de bewoners van de Vogeltjes- en Visserijbuurt met landelijke bekendheid. Deze kapper en stylist maakte in een reality-tv-programma furore met zijn eigen kledinglijn: de huispakken.
Roy Donders (1991) is een van de bewoners van de Vogeltjes- en Visserijbuurt met landelijke bekendheid. Deze kapper en stylist maakte in een reality-tv-programma furore met zijn eigen kledinglijn: de huispakken.

Op een gemakkelijke manier veel geld verdienen: dat was de kunst. Van kleins af aan was duidelijk dat je hiervoor geen diploma’s hoefde te behalen. Als er al gewerkt werd, dan zwart. Maar de gemakkelijkste manier om geld te verdienen was de criminaliteit. Hier rolden veel bewoners van de Vogeltjesbuurt bijna vanzelf in. Het gros zette de eerste stapjes op het criminele pad als smokkelaar. In de hele Brabantse grensstreek was vanaf 1830 voor de armlastige bevolking het smokkelen een methode om de armoede een beetje te verlichten, vooral gebruikmakend van soms grote verschillen in belastingen. Zo was eind 19de eeuw in België een kilo zout tien cent goedkoper dan in Nederland. Tijdens de Eerste Wereldoorlog beleefden smokkelaars gouden jaren: boter, koffie, chocolade, peper en petroleum gingen in grote hoeveelheden de grens over. Zelfs de geëlectrificeerde ‘dodendraad’ kon de smokkelaars niet weerhouden.

De smokkelaar wordt drugsdealer

Na de bevrijding van Noord-Brabant in het najaar van 1944 ontstond tussen het bevrijde zuiden en het bezette noorden lucratieve handel in sterke drank, rookwaar, motorfietsen, binnenen buitenbanden en kinderwagens. Zelfs voor (al dan niet sexy) dameskousen bestond in het grijze circuit een flinke afzetmarkt. Aan de andere kant was er in België een grote vraag naar Nederlands vee en landbouwproducten (in het bijzonder boter). Met het verdwijnen van het distributiestelsel concentreerde de smokkel zich steeds meer op twee producten: boter en sigaretten. Bewoners van de grensstreek konden tijdens een nachtelijke wandeling hun inkomen vorstelijk aanvullen.

Toen de smokkel vanaf midden jaren zestig weinig meer opleverde, verplaatsten de criminele activiteiten zich naar illegale alcoholstokerij, gevolgd door de productie van amfetamine. De brutaalsten hielden zich daarna ook bezig met de grootschalige handel in verdovende middelen (eerst hasjiesj en marihuana, later vooral heroïne en cocaïne). Deze handel was behalve winstgevend óók risicovol. Daarom vermeed de georganiseerde misdaad in Noord-Brabant de banden met de ‘Wallenpenoze’ en zocht haar heil in de inpandige wietteelt. De Nederlandse overheid verkeerde lang in de naïeve veronderstelling dat het ging om werk van kleinschalig werkende idealisten die zo de grote criminele importeurs de wind uit de zeilen zouden nemen. In werkelijkheid bleek dat de grote jongens deze sprong óók maakten. In 1992 trof de politie in Dongen, een buurgemeente van Tilburg, al een kwekerij met 80.000 planten aan.

In opdracht van Omroep Brabant maakten Moves Media en Stichting BLIKsum samen met veel buurtbewoners het docudrama Het Avontuur van de Vogeltjesbuurt. Dit project werd in 2014 bekroond met de Brabant Cultuurprijs. (Foto Maj Britta de Ruiter)
In opdracht van Omroep Brabant maakten Moves Media en Stichting BLIKsum samen met veel buurtbewoners het docudrama Het Avontuur van de Vogeltjesbuurt. Dit project werd in 2014 bekroond met de Brabant Cultuurprijs. (Foto Maj Britta de Ruiter)

Vooral in Tilburg groeide de wietteelt uit tot een economische activiteit van grote omvang. Volgens nauwkeurige schattingen werd er in 2016 per week rond de 20.000 kilo natte wiet per week aangeboden, goed voor een jaarlijkse bruto omzet van tussen de 728 en 884 miljoen euro. Dagelijks zijn er bijna 2.000 personen actief in ‘de hennep’. Daar moeten nog eens 600 knippers bij worden opgeteld. Dit zijn doorgaans vrouwen die voor 25 euro per uur – ‘handje contantje’ – de toppen van de wietplant knippen. Met deze aantallen is het hennepbedrijf uitgegroeid tot een van de grootste werkgevers van Tilburg.

Tal van bewoners van de Tilburgse Vogeltjes- en Visserijbuurt hielden zich met deze klein- of grootschalige wietteelt bezig. Een van hen gedraagt zich als een echte ‘capo’: Corin Denis. In tegenstelling tot de Italiaanse maffiabazen schuwt deze in 1979 geboren volksjongen de publiciteit niet en spreekt hij openhartig met journalisten en onderzoekers.

Corin Denis: een Tilburgse capo

Opgegroeid in de Forelstraat, wist hij al op jonge leeftijd dat hij geen ‘van acht tot vijf baan’ wilde en dat hij in de voetsporen van zijn vader Frans en zijn oom Harrie zou treden. Die hadden met de handel in synthetische drugs kapitalen verdiend. Corin begon op zijn vijftiende voor zichzelf, aanvankelijk vooral in de wiet.

Bij particulieren huurde hij zolderruimtes of garageboxen voor zijn wietplanten. ‘Ik pakte toen al snel zo’n 250.000 gulden in de maand’, snoefde hij. Later hield hij zich ook nog met de productie van en handel in xtc-pillen bezig. Ook op dit gebied was hij ‘een grote jongen’. De politie hield hem nauwlettend in de gaten en pakte hem af en toe voor wat kleinere zaakjes. Ook tijdens de perioden waarin hij voor een tijdje in de gevangenis verdween, bleef hij de centrale spil in zijn criminele netwerk. Om deze positie te behouden, had hij behoefte aan een beschermende schil om zich heen en werd actief bij de motorclub No Surrender. ‘Het beviel me wel’, zo tekende bestuurskundige Pieter Tops op, ‘en toen heb ik me aangesloten. Ben ik eigenlijk meteen president van het chapter Tilburg geworden. Want ik ben geen type om achter de bar te gaan staan.’ Het duurde niet lang of Corin Denis ging deel uitmaken van het landelijk bestuur van No Surrender. Volgens een ingewijde bij de politie berust deze stap niet op toeval. ‘Wat Corin Denis onderneemt, staat altijd ook in relatie tot bescherming van zijn zaakjes, het veiligstellen van zijn werkzaamheden. Daar past lidmaatschap van een motorclub bij. De relatie tussen de synthetische drugswereld en de OMG’s [Outlaw Motorcycle Gang] is een sterke, zo is onze ervaring. Er is nauwelijks een drugslaboratorium zonder relatie met een OMG.’

Op 4 april 2016 werd Denis van zijn bed gelicht. Samen met 54 anderen werd hij opgepakt in het kader van Operatie Explorer, waaraan anderhalf jaar intensief recherchewerk vooraf was gegaan. In januari 2018 werd hij tot 3,5 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Op de dag waarop dit vonnis werd uitgesproken was hij niet in de rechtszaal aanwezig, maar aan het skiën. Daarna verdween hij met de noorderzon. ‘Voor justitie’, zo oordeelde de journalist van het Brabants Dagblad, ‘moet dit voelen als een fluim in het gezicht.’

MEER WETEN?

G. Rooijakkers, Eer en schande. Volksgebruiken van het oude Brabant. Nijmegen, 1995

P. Tops en J. Tromp, De achterkant van Nederland. Hoe onder- en bovenwereld verstrengeld raken. Amsterdam, 2017

H. Moors en T. Spapens, Criminele families in Noord-Brabant. Een verkenning van generatie-effecten in de georganiseerde misdaad. Tilburg, 2017

P. Tops, Een ongetemde buurt. Achterstand, ondernemingszin en criminaliteit in een volksbuurt. Amsterdam, 2018

P. Tops e.a., Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar. Boom Criminologie, Den Haag, 2018

Siciliaanse toestanden in Midden-Brabant

Corin Denis,

Corin Denis, de president van het chapter Tilburg van No Surrender. In 2016 deed het zoontje van Corin Denis zijn Eerste Communie. Pieter Tops deed daarvan in zijn boek verslag. ‘Hij werd ’s ochtends door zijn vader naar de kerk gereden in een crèmekleurige open Bentley. Hij droeg een driedelig kostuumpje dat je ook wel op artiestengala’s ziet. De rest van het gezin arriveerde even later in een witte Lamborghini. De pastoor en zijn assistente deden hun best, maar echt devoot wilde de sfeer in de kerk niet worden. Aan het eind van de viering traden de communicantjes gezamenlijk naar voren om al klappend en zingend te getuigen van hun door een hostie versterkte blijdschap. Corins zoontje deed mee, maar niet zonder af en toe tersluiks een middelvinger op te steken. Zijn vader legde het tafereel vast en plaatste het filmpje diezelfde middag nog op Facebook.’

Partner Content