Sandra Langereis’ verrassende kijk op Erasmus: ‘Ik heb me nooit op kuisheid laten voorstaan’
Erasmus fluisterde Thomas More de titel van diens Utopia in, schreef Lof der zotheid ook uit frustratie en was helemaal niet de wegbereider voor Luther, leert de nieuwe biografie van Sandra Langereis. En o ja, hij had een boon voor jonge mannen.
1 juli 1523. Op de Brusselse Grote Markt belanden twee augustijnen op de brandstapel vanwege hun lutherse ‘dwaalgedachten’. In een brief naar de Zwitserse protestantse leider Ulrich Zwingli schrijft Erasmus over de gebeurtenis: ‘Ik zou niet willen sterven voor dingen waar ik met mijn verstand niet bij kan.’ Die woorden vatten het leven van de beroemde humanist treffend samen. Met lede ogen aanzag hij hoe fanatici het rooms-katholicisme probeerden te vergruizelen, met de geschriften van kerkhervormer Maarten Luther in de ene hand en een hamer in de andere. Had hij daarom zijn Lof der zotheid geschreven? Of de beste jaren van zijn leven gegeven aan een nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde Latijnse vertaling van de Bijbel? Was de wereld helemaal gek geworden?
Erasmus wilde de katholieke kerk hervormd zien, terwijl Luther ermee wilde breken: dat is iets heel anders.
Erasmus leefde en werkte op een keerpunt in de geschiedenis, zo leren we uit Erasmus: dwarsdenker, de nieuwe biografie van historica Sandra Langereis. Europa kon de weg op gaan van rationaliteit en wetenschappelijk onderzoek, of kon terugkeren naar de middeleeuwen – lees: naar devotie en blinde gehoorzaamheid aan wereldlijk en kerkelijk gezag. Erasmus koos voor de eerste weg, terwijl veel tijdgenoten, conservatieve katholieken en protestanten op kop, hun heil in het verleden zochten.
De schrijver had dat aan den lijve ondervonden. In 1483, toen hij een prille tiener was, stierf zijn moeder aan de pest. Niet veel later verloor hij ook zijn vader en werd hij toevertrouwd aan een voogd, die hem in augustijnenklooster Emmaüs vlak bij Gouda wilde parkeren. Omdat hij daarvoor nog te jong was, werd hij eerst drie jaar opgevangen in het kosthuis dat aan het klooster verbonden was. Uiteindelijk zou hij acht of negen jaar bij de augustijnen blijven. ‘Erasmus werd onderworpen aan een ascetische geloofsbeleving waar hij zich absoluut niet in kon vinden’, vertelt Langereis. ‘Alles draaide om plicht en devotie. Nadenken werd niet geapprecieerd, niets mocht ooit ter discussie gesteld worden, en de grootste windbuilen gingen met de fraaiste pluimen lopen. Die jaren zouden bepalend blijken voor Erasmus als gelovige en voor zijn werk als Bijbelwetenschapper en theoloog.’
Nadat hij de kloosterpoort achter zich had dichtgetrokken, maakte hij zijn droom waar: theologie studeren in Parijs. Ging daar een nieuwe wereld voor hem open?
Sandra Langereis: Nee, hij kwam er dezelfde mensen tegen, even star in hun denken. Dat frustreerde hem mateloos. In zijn brieven ontdekte ik dat hij zich pas in Engeland, waar hij in 1499 belandde, echt op zijn gemak voelde. Daar maakte hij op een nieuwe manier kennis met de theologie. Er kon gediscussieerd worden over geloofszaken, op een speelse en toch integere manier. Er werd geduld opgebracht voor de standpunten van anderen. Erasmus genoot daarvan.
En hij ontmoete er Thomas More, de schrijver van Utopia. De titel van dat boek uit 1516 – over de denkbeeldige, volmaakt gelukkige staat – zou Erasmus hem ingefluisterd hebben.
Langereis: Tot die conclusie ben ik gekomen, ja. Erasmus keek enorm op naar Thomas More vanwege diens slimheid en gevoel voor humor. De Engelsman zou, onder druk van zijn familie en vrouw, een diplomatencarrière blijven verkiezen boven het schrijverschap. Maar tegenover Erasmus hield hij wel de schijn op: hij vond het gewoon leuk om samen met hem literair actief te zijn. Nadat ze elkaar een jaar of tien niet meer hadden gezien, bleek dat More intussen alleen nog beleidsstukken publiceerde in opdracht van de koning. Utopia is pas ontstaan nadat hij en Erasmus hun banden weer hadden aangehaald – de eerste editie van het boek werd door Erasmus uitgegeven in Leuven.
Het was bij een ontmoeting in 1521 in Brugge dat Erasmus eindelijk inzag dat zijn vriend voor de macht had gekozen: More was gepromoveerd tot woordvoerder van koning Hendrik VIII. Dat late inzicht is misschien wel mee te verklaren doordat hij al die tijd een beetje verkikkerd was geweest op More. Hij had een boon voor schrandere jongemannen met gevoel voor humor, om het voorzichtig te zeggen. Maar hij moet ook gezien hebben dat Thomas More een enorme womanizer was, en dat ze dus niet zo hecht met elkaar konden omgaan.
Suggereert u nu dat Erasmus homoseksueel was?
Langereis: Het was een subtiele kwestie. Het is moeilijk om in iemands hoofd te kijken, en nog moeilijker om in zijn hart te kijken. Uit Erasmus’ correspondentie blijkt niet dat hij ooit iets voor een vrouw heeft gevoeld, terwijl er wel brieven zijn waarin zijn omgang met jongemannen hem overduidelijk plezier doet. ‘Zij maken me weer jong’, schreef hij toen hij zelf wat ouder begon te worden.
Toen hij als privéleraar van een Engelse jongeman in aanvaring kwam met diens gouverneur, verraadde zijn correspondentie over het voorval een affectie die de normale relatie tussen leraar en leerling overschrijdt. Kwam er seks bij kijken? Dat weten we niet. In zijn brieven gaf Erasmus wel toe dat hij heus wel last had gehad van lustgevoelens. Hij werd soms aangesproken op die gevoelens – hij was priester – waarop hij antwoordde: ‘Ik heb me nooit op kuisheid laten voorstaan.’ Daaruit zou je kunnen afleiden dat hij niet zijn hele leven maagd was gebleven.
Een ander voorbeeld. Toen hij in 1516 in Bazel van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat aan zijn Bijbelvertaling werkte, nam hij af en toe toch wat tijd om te ontspannen. Dat deed hij steevast met dezelfde jongeman, Heinrich Glareanus. Hij ging bij hem eten, waarna zijn gastheer voorlas of zong. Eén keer was Ulrich Zwingli daarbij aanwezig. De doodserieuze protestant merkte nadien in een brief op dat Erasmus wel erg familiair met Heinrich omging.
Nu, ik denk niet dat Erasmus zichzelf als een mannenliefhebber zag. Als zestiende-eeuwer had hij de vraag of hij homoseksueel was ook niet kunnen plaatsen. Mensen dachten toen niet in die termen.
Wij kennen Erasmus als de schrijver van Lof der zotheid, de satire waarin de godin Zotheid een ode brengt aan zichzelf en beschrijft hoe zij de wereld regeert. Wat heeft de aanzet tot dat boek gegeven?
Langereis: Zijn ontdekking van de Griekse antieke literatuur, en vooral van komedieschrijvers als Loukianos. Die hadden hem doen inzien dat ironie het ideale middel was om, in een laat-middeleeuws, ascetisch, kleingeestig en onderdrukkend tijdsgewricht, je tegendraadse standpunten kenbaar te maken zonder vervolgd te worden. Lof der zotheid was zijn manier om te hekelen hoe zijn tijdgenoten met geloof, theologie en Bijbel omgingen.
Dat hij het boek precies in 1510 of 1511 schreef, had wellicht ook met persoonlijke frustratie te maken. Hij zat toen al een hele poos in Engeland. Er waren hem allerhande kerkelijke ambten beloofd met een flink inkomen, zonder dat hij daarvoor zijn andere activiteiten zou hoeven stop te zetten. Die beloftes werden maar niet ingelost, terwijl hij zag hoe anderen intussen ambten in de schoot geworpen kregen. Lof der zotheid was dus meer dan een j’accuse om maatschappelijke misstanden aan de kaak te stellen. Hij wílde dat het boek stof deed opwaaien.
Missie geslaagd, zou al gauw blijken.
Langereis: O ja. Lof der zotheid bezorgde Erasmus veel vijanden, alleen al bij de theologen en kleingeestige schoolleraren die zichzelf erin herkenden. Maar het boek maakte hem ook enorm populair, frappant genoeg vooral in Duitsland. Jaren voor de kerkhervormer Maarten Luther, Duitslands grote held, ten tonele verscheen (in 1517 zou Luther met zijn 95 stellingen de wantoestanden in de katholieke kerk aanklagen, nvdr) stak Lof der zotheid al de draak met het gezag van de paus en de kapitalisatie van vroomheid via de aflatenhandel. De Duitsers, die af wilden van de gigantische kerkelijke belastingen voor Rome, dachten dat Erasmus hun kant koos. Maar dat ‘nationalistische’ sentiment deelde hij helemaal niet. Het was hem om machtsmisbruik in het algemeen te doen: hij wenste Europa een beter pausdom toe. En hij vond dat iedereen aan zijn financiële verplichtingen moest blijven voldoen om dat pausdom in ere te houden. Ook de Duitsers.
In 1516 publiceerde Erasmus andermaal een belangrijk boek: Novum Instrumentum, een nieuwe Latijnse Bijbelvertaling gebaseerd op de Griekse oerversie uit de eerste eeuw na Christus. Daarmee hield hij meteen ook de Bijbelwetenschap boven de doopvont.
Langereis: Erasmus zag in dat auteurschap een voornaam thema was in de Bijbel. De Heilige Schrift was niet zomaar door de Heilige Geest in een schrijver ‘ingeblazen’. Nee, de evangelisten waren gewoon mensen die op een bepaalde plaats en in een bepaalde tijd leefden, en die bepaalde literaire technieken gebruikten. Als lezer moet je met die context rekening houden, vond Erasmus. Het komt er niet op aan slaafs te volgen wat er geschreven staat en om de haverklap te roepen: ‘Maar dat staat toch in de Bijbel!’ Je moet je eigen weg proberen te vinden. Daarom is interpretatie zo belangrijk. In Erasmus’ tijd was dat een belangrijk thema, en dat is het eigenlijk nog altijd.
O ja?
Langereis: In het afgelopen coronajaar heeft het me gefrappeerd dat men het in de Nederlandse Bijbelgordel nodig vond om iedere zondag weer in grote groepen samen psalmen te zingen. Dat lijkt me een minder moderne omgang met de Heilige Schrift dan Erasmus voor ogen had. Vandaag zou hij wellicht oproepen: ‘Blijf gewoon lekker thuis en volg de eredienst online. Want niets is belangrijker dan het leven. Er staat nergens in de Bijbel dat je de kerk tegen heug en meug moet blijven bezoeken.’
Wat was er nieuw aan Erasmus’ Bijbelvertaling?
Langereis: Hij was de eerste die besefte dat je de Bijbel niet in het Latijn kon blijven lezen. Na duizend jaar kopiëren waren er fouten ingeslopen, je moest terugkeren naar de grondtalen. Met dat doel heeft hij zo veel mogelijk handschriften verzameld om er de Griekse oerversie mee te reconstrueren, die hij vervolgens opnieuw naar het Latijn heeft vertaald.
Het resultaat was verrassend. Sommige zaken stonden opeens niet meer in de Bijbel, andere werden heel anders geformuleerd. De Heilige Drievuldigheid kwam bijvoorbeeld niet voor in de Griekse tekst: daar ging het over de Zoon, het Water en het Bloed – wat eerder verwees naar Jezus’ geboorte. Het concept erfzonde ontbrak eveneens: dat had de kerkvader Augustinus verzonnen. Voor Erasmus was dat geen reden om die erfzonde naar de prullenmand te verwijzen, hoor. Onze geloofsartikelen berusten niet alleen op de Bijbel, zo benadrukte hij, maar ook op teksten van kerkvaders en de besluiten van concilies.
Nog een nieuwigheid: Erasmus’ vertaling was geannoteerd. Bij ieder vertaalprobleem verklaarde hij zijn keuzes, en zo illustreerde hij hoe de redactie van een Bijbeltekst tot stand kwam. Met Novum Instrumentum wilde hij in de eerste plaats een nieuwe generatie priesters beter begrip van de Bijbel bijbrengen, maar hij wilde de Heilige Schrift ook toegankelijk maken voor de gewone lezer.
Hoe werd daarop gereageerd?
Langereis: Furieus. Inmiddels was Maarten Luther ten tonele verschenen en lag alles veel gevoeliger. Een aantal theologen werd aangesteld als inquisiteurs en uiteindelijk werden Erasmus’ boeken verboden, ook zijn zuiver literaire. Het verdwijnen van de Heilige Drievuldigheid was bijvoorbeeld in het verkeerde keelgat geschoten – er werd een vervalste Griekse Bijbel bij gehaald waar die wel in voorkwam. In latere drukken heeft Erasmus de Drievuldigheid weer toegevoegd. Hij capituleerde, zou je kunnen zeggen, maar niet zonder in een commentaar te schrijven wat er volgens hem aan de hand was.
Erasmus wordt weleens Luthers wegbereider genoemd, maar klopt dat ook?
Langereis: Absoluut niet. Luther en de andere kerkhervormers stoorden zich enorm aan zijn werk. Zij vonden dat net zo onverteerbaar als de inquisiteurs het vonden. Luther was jonger dan Erasmus maar eigenlijk heel ouderwets. Afgaande op zijn teksten en brieven leek hij sterk op de broeders die Erasmus in het Emmaüsklooster had leren kennen. Luther was niet toevallig een augustijn, net zoals die broeders.
In de eerste twee decennia van de zestiende eeuw moet Erasmus gedacht hebben dat er een nieuwe wind door Europa waaide. Er was vanaf 1513 ook een nieuwe paus, de jonge en humanistische Leo X, die voor een nieuwe omgang leek te staan met het geloof, de Bijbel en de scholing van kerkleraren. Daar wilde Erasmus aan meewerken. Maar toen Luther zich vertoonde, sloeg alles om. Leo X bleek toch gewoon de zoveelste telg van het roemruchte Medici-geslacht te zijn en koos voor de macht en de status quo. Van dát proces was Erasmus allesbehalve een wegbereider. Hij was de weg van de rationaliteit opgegaan, maar werd door Luther geblokkeerd. Hij wilde de kerk hervormd zien en er een intelligenter instituut van maken, terwijl Luther ermee wilde breken: dat is iets heel anders.
Was Erasmus uiteindelijk geen tragisch figuur? Aldoor dreigde hij verpletterd te worden tussen de hamer van het protestantisme en het aambeeld van het conservatieve katholicisme.
Langereis: Zo kun je hem zeker zien. Maarten Luther wordt nog vaak als de grote religieuze vernieuwer voorgesteld, terwijl men het Erasmus kwalijk neemt dat hij niet heeft ingehaakt op die vernieuwing en Luther in de steek heeft gelaten. Maar dat is een fout beeld.
Erasmus heeft het zichzelf ook moeilijk gemaakt. Hij wilde de laatste jaren van zijn leven per se in Bazel blijven wonen. Daar woedde de beeldenstorm hevig, en toch steunde hij de protestanten niet. Hij bleef hun verwijten dat ze zich blindstaarden op de Bijbel, dat ze ruzieden over de kleinste geloofsartikelen en zich maar bleven opsplitsen in nieuwe kerkgemeenten. In plaats van die ‘grote dictator in Rome’ had opeens ieder Zwitsers stadje zijn eigen kleine dictator. Die mannetjes eisten de waarheid op, bepaalden hoe de Bijbel gelezen moest worden en hoe je met mensen om moest gaan: hoe je anderen moest behandelen, met wie je mocht bevriend zijn of trouwen. Tot het einde van zijn leven heeft Erasmus geprobeerd om daar onafhankelijk in te blijven. Hij wilde de weg blijven wijzen naar discussie en naar manieren om samen te leven. De tragiek is dat hij daarin uiteindelijk alleen is komen te staan.
Sandra Langereis
– 1967 geboren in Amsterdam
– Studie geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, promoveert in 2001 op een dubbelbiografie van Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius, twee vroegmoderne erfgoedonderzoekers
– 2014 De woordenaar, haar biografie van de Antwerpse drukker Christoffel Plantijn, haalt de shortlist van de Libris Geschiedenisprijs
– 2021 publiceert de biografie Erasmus: dwarsdenker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier