Romy Schneider, 40 jaar later: Stijn Tormans bezoekt het graf van ‘de mooiste vrouw ter wereld’

ROMY SCHNEIDER in 1976, voor de lens van Robert Lebeck. Haar hoofd lag in puin, maar die avond even niet. © ROBERT LEBECK
Stijn Tormans

De meeste dode wereldsterren liggen begraven in wereldsteden, enkelingen in een of ander hol van Pluto. Zoals actrice Romy Schneider, die veertig jaar dood is. Onze reporter-fan stapte naar Boissy-sans-Avoir, om een rode roos op haar graf te leggen.

Het stormt boven het 7e arrondissement in Parijs. De Rue Barbet-de-Jouy is een straat vol met ambassades en grote chique negentiende-eeuwse herenhuizen. Helemaal in het midden staat een blok dat fel afsteekt tegen de rest. Brutalisme uit de jaren zeventig. Op de glazen deur van nummer 11 plakt een sticker: Attention, ce cite est protégé par O.S.P. Lang heeft er ook een vergeelde foto van een vrouw gehangen, maar die is verdwenen.

Veertig jaar geleden werd de beroemdste actrice van de wereld hier op een brancard naar buiten gedragen. Die nacht was ze met haar nieuwe liefde, Laurent Pétin, iets gaan drinken. Rond één uur waren ze thuisgekomen, uitgelaten en maar een beetje tipsy. Ze droeg een roze satijnen broek en zo voelde ze zich ook.

Hij ging slapen. Zij wilde nog een interview annuleren voor een vrouwenblad omdat haar dochter Sarah rodehond had. Ze ging achter haar schrijfmachine zitten en begon een brief te tikken.

Toen Pétin ’s morgens wakker werd, zag hij naast zich een lege plek in bed. Wat verder hing zijn vriendin dood achter haar typemachine. Naast haar lagen een fles wijn, slaappillen en een half afgewerkt epistel. Het laatste woord dat ze getikt had was faire, al was ze eigenlijk niet verder dan fai geraakt.

Een paar uur later stonden er honderden mensen in deze anders rustige straat: journalisten, maar ook stille bewonderaars. Ze namen foto’s van haar appartement tweehoog. ‘Mevrouw Schneider heeft geen zelfmoord gepleegd’, zei een wetsdokter. ‘Haar hart heeft het begeven.’

Ik fabuleerde mijn eigen Romy. Elke keer als ze zich omdraaide, klopte mijn hart wat harder.

Ook haar voormalige liefde Alain Delon, die het nieuws gehoord had op de autoradio, arriveerde in de Rue Barbet-de-Jouy. ‘Romy kón niet meer leven’, zei hij. ‘Ze was hopeloos eenzaam. Ik heb altijd geweten dat ze aan een gebroken hart zou sterven.’ Niemand twijfelde aan die uitleg: er werd zelfs geen autopsie gedaan.

Het lichaam met het gebroken hart werd door de Stad van de Liefde gevoerd. Vierentwintig jaar eerder, op een mooie dag in 1958, was ze hier aangekomen. Een gelukszoeker uit Duitsland, die een nieuw leven wilde. In haar portefeuille zat een zin die filmregisseur Max Reinhardt altijd aan zijn studenten zei: ‘Steek je jeugd in je zak en ga ervandoor, want dat is alles wat je hebt.’

Die raad nam ze ter harte. Haar vader was jong gestorven, haar moeder was de lievelingsactrice van Adolf Hitler. Zelf groeide ze op in huis Mariengrund in Schönau, maar vooral tussen het publiek. Ze speelde Sissi en voor de mensen was ze Sissi. Maar ze wilde Sissi niet meer zijn. De weg naar de Lichtstad leek een ontsnappingsroute. In Parijs werd alles anders. ‘De Fransen leerden me leven en slapen’, schreef ze op 18 november 1972 in haar dagboek. Hier werd ze ook verliefd, verslaafd en bleef ze voor altijd drieënveertig.

Haar lijk werd niet naar Père Lachaise of het Cimetière du Montparnasse gebracht, zoals ze met alle beroemde doden doen. Het ging naar het kerkhof van Boissy-sans-Avoir, een godvergeten hol zeventig kilometer buiten Parijs. Daar werd ze ten grave gedragen zonder Alain Delon. Een paar dagen later kwam hij wel alleen naar het kerkhof. Om een brief op het graf van zijn ‘pauvre puppele’ te leggen: ‘Je hebt er nog nooit zo mooi uitgezien. Weet je, ik heb wat Duitse woorden voor je geleerd: Ich liebe dich meine Liebe.’

Het is gestopt met regenen in Parijs. In Montparnasse koop ik een rode roos en neem ik de stoptrein naar haar graf. Terwijl die het station uitrijdt, kijk ik naar de eeuwig witte stad.

Ook mijn liefde voor Romy Scheider begon hier, aan de Seine. Zomers geleden liep ik langs de bouquinistes van Parijs, met hun donkergroene boekhandeltjes. Aan een wasdraad wapperden allemaal zwart-witfoto’s. Ergens tussen Marilyn Monroe en Sophia Loren hing zij, het was meteen een coup de foudre. ‘Dat is Romy Schneider’, zei de bouquiniste. ‘Ik had haar wel herkend’, loog ik. Misschien kwam het door haar baret, misschien door de glimlach om haar lippen.

Ik nam haar zwart-witfoto van de wasdraad en betaalde er vijftien euro voor. Later begon ik ook andere foto’s van haar te verzamelen. Elk artikel waarin haar naam stond, scheurde ik uit. En bij een volgend bezoek aan de Lichtstad joeg ik haar schim na. Ik bezocht haar oude appartement aan 42 Avenue du Président Kennedy, waar ze de liefde bedreef met Delon. Dronk, zoals zij graag deed, een koffie in Café de Flore in Saint-Germain-des-Prés. En at oesters in L’Orangerie op het Île Saint-Louis, waar ze haar tweede huwelijksfeest hield. Het was alsof ik haar postuum stalkte.

Terug thuis keek ik voor de zoveelste keer naar de openingsscène van Les choses de la vie, waar ze de minnares speelt van Michel Piccoli. Ze wandelt naakt uit bed, wikkelt een handdoek om haar lichaam en gaat achter een schrijfmachine zitten – wéér die schrijfmachine.

Hij komt ook uit bed, gaat achter haar zitten met een sigaret. Hij weet al wat zij nog niet weet: dat hij haar zal verlaten. Hij rookt alleen maar.

‘Wat doe je?’ vraagt ze.

‘Ik kijk naar je.’

Ze draait zich om. ‘Deze pagina nog en dan zet ik koffie. Hoe zeg je “liegen” in het Frans? Niet gewoon liegen, maar fabeltjes vertellen. In het Duits zeggen ze: verschönern.

‘Affabuler’, antwoordt hij.

‘Ah ja’, zegt ze en ze tikt verder.

‘Met twee f’en’, zegt hij.

Onze reporter legt een roos op het graf van Romy in Boissy-sans-Avoir. 'Ze heeft niet eens de meeste bloemen van dit kerkhof. En de hare zijn allemaal van plastic.'
Onze reporter legt een roos op het graf van Romy in Boissy-sans-Avoir. ‘Ze heeft niet eens de meeste bloemen van dit kerkhof. En de hare zijn allemaal van plastic.’© ROBERT LEBECK

Piccoli rookte voort, maar mijn hart klopte hevig. Hoe vaak ik die scène ook bekeek: er kwam maar geen sleet op. Ze bleef eeuwig de mooiste vrouw van de wereld. Al fabuleerde ik misschien ook mijn eigen Romy, zoals anderen alleen maar Sissi in haar wilden zien. Als iemand dood is, gaat dat nog gemakkelijker – ze kunnen toch niet meer protesteren.

Het gebeurt nog. Tien jaar geleden fotoshopten ze in Gent op een tentoonstellingsaffiche over haar zelfs een sigaret weg. Terwijl geen enkele actrice zo veel dronk en pafte als zij: haar sigaret was een deel van haar lichaam.

De feministen claimden haar dan weer postuum omdat ze op de barricaden stond voor abortus en goede vrouwenrollen. Ze vertelden er nooit bij dat Romy Schneider ook een ‘mannendag’ wilde organiseren, als reactie op hun vrouwendag. ‘Wat denken al die vrouwen toch? Dat mannen geen problemen hebben en onkwetsbaar zijn? Mannen doen soms dingen die me woest maken. Maar ik hou van mannen, ik kan niet zonder hen.’

Alleen haar films zijn nog niet gecensureerd. Tot nader order staan ze niet op de zwarte lijst van de moraalridders – hout vasthouden. Zoals de klassieker La Piscine: zij en Delon in een zwembad in Saint-Tropez. Verrukkelijke jarenzestigerotiek in hevige, morsige kleuren. ‘Ik speel maar een rol’, zei ze vaak. ‘Ik ben die persoon niet.’ En toch. Vijf jaar vormden zij en Delon een glamourkoppel in Parijs. Tot ze op een dag thuiskwam. Er stond een bos rozen met een briefje bij: ‘Ben op vakantie met Nathalie. Het beste, Alain.’

Tijdens de opnames van La Piscine waren ze allang uit elkaar. ‘Ik voel niets meer voor Alain, het is alsof ik een muur omhels’, schreef ze in haar dagboek. Maar niemand kon Jean-Paul en Marianne spelen zoals zij dat deden in La Piscine, twee oude geliefden die zelfs elkaars lijfgeur uit de duizenden konden herkennen.

Ik kijk nog eens naar de zwart-witfoto die ik bij die bouquiniste kocht aan de Seine. Het is een beeld van de Duitse fotograaf Robert Lebeck, genomen op de set van Gruppenbild mit Dame. Lebeck en zij hadden elkaar nog nooit gezien. Ze doopte hem meteen om in Lebo. Niet Le Beau in het Frans, maar Lebo in het Berlijns. Omdat hij van de stad was.

Na de sessie bleven ze nog flirten – ze deed niet liever. Het eindigde niet in bed, maar het scheelde niet veel. ’s Nachts stak ze wel nog een papiertje onder de deur van zijn hotelkamer. Geschreven op een oranje medicijndoosje: ‘ Ich habe Angst vor dir. Ich habe Angst vor mir selbst. Vergiss mich schnell, aber sag mir erst gute Nacht.’ ‘Ik ben bang voor je. Ik ben bang voor mezelf. Vergeet me snel, maar zeg me eerst welterusten.’

Of, beter vertaald: ik hoop dat ik niet verliefd op je word. Hij deed de deur niet meer open en ging slapen.

Later drukte hij de foto’s af in zijn donkere kamer, achtendertig was ze op de foto. Het was september 1976: de wereld lag aan haar voeten, maar haar hoofd lag in puin. In de cinema’s draaiden ze dat jaar L’important c’est d’aimer van de Poolse regisseur Andrzej Zu?awski. Daarin speelt ze een verlopen pornoactrice die er maar niet in slaagt om geloofwaardig Je t’aime te zeggen. Een paparazzo maakt stiekem foto’s van haar. Ze merkt hem op, en roept huilend: ‘ Ne faites pas de photos, s’il vous plaît. Non, je suis une comédienne, vous savez. Je sais faire des trucs bien.’ ‘Neem geen foto’s, alsjeblieft. Ik ben een actrice. Ik kan de dingen goed doen.’

Zelf zou ze het zeker ontkennen, maar die scène was autobiografisch: de gespecialiseerde pers beleefde veel pret aan haar. ‘Als ik een journalist zie, verkramp ik helemaal’, schreef ze in haar dagboek. ‘Ik denk dan altijd: ze willen je kapotmaken.’

Ze had geen ongelijk, maar ze maakte het hen ook niet moeilijk. Na Alain Delon volgde er nog een reeks fatale liefdes. Zoals de arrogante acteur en theaterdirecteur Harry Meyen, haar echtgenoot die later zelfmoord pleegde. Of haar tien jaar jongere secretaris Daniel Biasini, met wie ze hertrouwde. En in 1981 verongelukte haar veertienjarige zoon David, toen hij over een hek klom.

ROMY SCHNEIDER. Een zeldzaam moment van geluk aan de zee in Quiberon. Een minuut na deze foto brak ze haar voet.
ROMY SCHNEIDER. Een zeldzaam moment van geluk aan de zee in Quiberon. Een minuut na deze foto brak ze haar voet.© ROBERT LEBECK

Zelfs toen kon ze niet beletten dat er een foto genomen werd door een paparazzo die zich als verpleger verkleed had. Haar dode kind stond de dag erna op de voorpagina van een krant. Schneider was ziedend. ‘Où est la morale? Où est le tact?’ zei ze in haar laatste interview op France 2. Op die beelden lijkt ze trouwens wel twintig jaar ouder. Ze was ineens een dame geworden.

Op de foto’s van Lebeck uit 1976 is ze nog heel erg een meisje. Vijf jaar later, in de lente van 1981, zouden Lebeck en Schneider elkaar opnieuw ontmoeten in een kuuroord op het Bretonse schiereiland Quiberon.

Ze was er weer eens slecht aan toe en praatte al jaren niet meer met de Duitse pers. Toch mocht er een journalist van Stern, Michael Jürgs, op audiëntie komen. Alleen maar omdat Robert Lebeck als fotograaf zou meekomen. Dat zou ze zich later nog beklagen. Jürgs was een gewezen politieke journalist, die alle truken van de foor kende. ‘Mevrouw Schneider,’ vroeg hij, ‘u bent een bron van publieke schandalen en opwinding. Bij elke gebeurtenis in uw leven, of het nu een miskraam, huwelijk, scheiding of film is, begint het Sissi-legioen te loeien en roept het om zijn reine keizerin. Voor de ene bent u een hoer en voor de andere nog steeds een madonna die door de wereld onheus bejegend wordt.’

‘Ik ben hun Sissi niet’, antwoordde ze. ‘Ik ben een ongelukkige vrouw van tweeënveertig en ik heet Romy Schneider.’

Jürgs vroeg haar ook of ze de zelfmoord van haar ex-man niet had kunnen voorkomen. En waarom haar leven zo’n fiasco was. Schneider kraakte.

Maar de fotosessie met Robert Lebeck maakte veel goed. Ze nodigde Lebo deze keer wel uit in haar bed, al gebeurde er niets. Daarvoor was ze te dronken, te ver heen. En hij was een goedhartige Berlijner, een van de weinige mannen in haar leven die domweg deugde. ‘We zijn gewoon in slaap gevallen’, zei hij later. ‘Ik wilde onze vriendschap niet schaden.’

Lebeck vereeuwigde haar ’s nachts in een café, waar ze danste met een toevallige passant. Maar de mooiste foto’s nam hij overdag, aan de zee in Quiberon. Voor de lens van Lebeck is ze even weer een luchthartig meisje. ‘Je kunt het geluk niet dwingen’, zei ze. ‘Je grijpt het vast en dan moet je het zo lang mogelijk vasthouden.’

Daar had ze geen talent voor. Na de foto op de rots wilde ze naar een andere rots springen. Maar ze viel en brak haar voet.

Een week later ging Lebeck op ziekenbezoek in Parijs. Hij had het uitgetikte interview van Jürgs bij zich. Ze las de tekst na, schudde haar hoofd, veranderde er geen woord aan en schreef erop: ‘Ik zal voortleven – en heel goed.’

Op 23 april 1981 verscheen het interview in Stern met als titel: ‘Ik ben helemaal kapot.’ Het zou er niet op beteren. Een maand later stierf haar zoon David. Ze had net een rol voor hem versierd in haar nieuwe film La Passante du Sans-Souci: hij zou viool moeten spelen. De opnames voor de film gingen uiteindelijk toch door. Met vertraging en met een vervanger, maar niet zonder emoties.

Toen de jonge invaller voor de camera’s moedig viool speelde, waren haar ogen rooddoorlopen van tranen. Ze zag haar dode kind, zei iedereen achteraf. Maar Romy Schneider was toch vooral een geniale actrice, die wist ‘hoe ze de dingen goed kon doen’.

Na de opnames belde ze naar haar moeder. ‘Jij hebt het goed’, zei ze. ‘Jij zit gezellig bij de open haard. Maar ik? Ik ben een gebroken vrouw. Je weet niet wat het is om een kind te verliezen.’ Drie maanden later wist de moeder van Schneider het wel.

De trein uit Parijs stopt in het station van Montfort-l’Amaury-Méré, op vijf kilometer van Boissy-sans-Avoir.

Na een uur stappen door de weiden bereik ik het dorp, maar veel valt daar niet te zien. Een uitgestorven boerengat zonder winkels of trottoirs, zoals er zoveel zijn in Frankrijk. Toch snap ik meteen waarom ze naar dit dorp, dat ze omdoopte tot Boissy-avec-Avoir, wilde vluchten. Parijs ligt maar zeventig kilometer verder, maar lijkt oneindig ver weg. Ze kocht hier een groot landhuis. ‘Mama, we hebben een huis gekocht’, schreef ze naar haar moeder. ‘Eindelijk! Een prachtig huis op het platteland. Hier wil ik jam maken, onder de bomen lopen, eindelijk goed leven. En oud worden.’

Ze kocht op het oude kerkhof van het dorp een plek voor haar zoon David. Het werd een paar maanden later ook haar graf.

Moeder en zoon liggen er nog altijd. Vandaag hebben ze niet eens de meeste bloemen van dit kerkhof. Ik leg mijn rode roos neer op het graf, naast alle plastic bloemen die er al liggen. Het graf is kitsch en het is triest tegelijk. Bij leven was ze al hopeloos eenzaam en dat is nog altijd zo. Zelfs op een warme zaterdag in de lente is hier niemand te zien.

Na een uur pikkelt een oude vrouw de begraafplaats op. Ze stopt ook voor het graf van Romy. Ze woont in de buurt, zegt ze. Ze heeft de actrice vroeger alleen maar zien passeren, want Schneider heeft nooit echt in Boissy-sans-Avoir gewoond. Ze waren haar huis nog aan het renoveren toen haar hart het in Parijs begaf.

Sindsdien verzorgt de oude vrouw het graf, samen met een paar anderen. Na haar dood kwamen er veel mensen, vertelt ze. Maar nu amper nog. Behalve dan die paar vandalen, die haar een paar jaar geleden uit haar graf wilden trekken. En een oude man uit Hauts-de-Seine, ‘die ooit van mij een vrouw maakte’, maar zich daarna gedroeg als een klootzak. Elk jaar bezoekt hij trouw haar graf. Op haar tachtigste verjaardag liet hij een rouwadvertentie in Le Figaro zetten: ‘Zij die van haar hielden, en nog altijd van haar houden, denken aan haar. Dank, Alain Delon.’

Ik wandel naar het huis waar ze zo graag oud wilde worden. ‘Domaine Romy Schneider’ staat op Google Maps, al had ik die hulplijn niet nodig. Net buiten het dorp staat maar één oud landhuis, een oase in een woestijn van weiden. Voor het domein staat een hoge groene haag: alsof die Romy Schneider veertig jaar na haar dood nog altijd moet beschermen tegen opdringerige journalisten. En eigenlijk is dat ook wel zo.

Ik bel aan, maar er doet niemand open. Alleen twee grote blaffende honden maken duidelijk dat ik het best zo snel mogelijk ophoepel, want dat die haag toch niet zo hoog is als het lijkt. Ik vlucht weg.

Terug in het dorp denk ik weer aan haar zwart-witfoto van Lebeck, die ik voor vijftien euro bij de bouquiniste aan de Seine kocht. Ik vraag me af of ze nog geleefd zou hebben als Lebeck de deur had opengemaakt, die avond in 1976 toen ze dat oranje briefje onder zijn deur stopte.

Wellicht wel. Ze zou vandaag drieëntachtig geweest zijn. Misschien had ze haar schoonheid aan de tijd moeten geven en was ze nu een zuur oud mens, zoals Brigitte Bardot. Maar misschien was ze ook in stijl oud geworden, met mooie rimpels en zo. Misschien had ze gemoedsrust gevonden, en had ze er eindelijk vrede mee dat iedereen zijn of haar Romy boetseert. Zelfs een journalist uit België.

De avond valt over Boissy-sans-Avoir. Iemand doet het kerkhof op slot.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content