Rechtsfilosoof Andreas Kinneging: ‘De coronacrisis maakt te weinig indruk’
Politici die de verlichting verheerlijken zitten er compleet naast, en gelukkig zijn zou allerminst het hoogste goed mogen zijn: rechtsfilosoof Andreas Kinneging heeft meer dan één reden om de matigheid van Plato te bepleiten.
Of we hem een traditionalist moeten noemen, vragen we, of eerder een conservatief, want in dergelijke termen probeert men de Leidse hoogleraar rechtsfilosofie Andreas Kinneging nogal eens te vatten. Hij is de man die ooit, voor zijn academische promotie, de klassieken ging bestuderen om ze te verwerpen en ontdekte dat wat zij zeiden superieur was aan het moderne liberale discours dat hij had willen verdedigen. Het was toch allemaal plat en leeg in vergelijking met de klassieke deugdenleer die verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid vooropstelde, ontdekte hij. ‘Traditionalist of conservatief, ik heb er geen bezwaar tegen,’ beantwoordt hij onze vraag, ‘maar wat betekenen die termen precies? Oorspronkelijk was een conservatief iemand die opkwam tegen de idealen van de verlichting en de Franse Revolutie. Maar de meeste conservatieven in de twintigste eeuw zijn kinderen van de verlichting en de Franse Revolutie. Uiteindelijk gaat het niet om het naampje, maar wel om het beestje, en staat het naampje de studie en het begrip van het beestje alleen maar in de weg.’
De coronacrisis maakt te weinig indruk. Mensen worden pas wakker als ze echt pijn gaan lijden.
Laten we ons dus vooral op het beestje concentreren en op het vuistdikke boek dat het geschreven heeft, De onzichtbare maat, archeologie van goed en kwaad. De verlichting en de romantiek hebben ons gemaakt tot de moderne wezens die we zijn, is de teneur van dit boek, wezens die in de geest van de verlichting hun gelijke vrijheid botvieren in de zoektocht naar maximale bevrediging van hun begeertes. Of die romantisch op zoek gaan naar hun unieke, diepste ik, naar authenticiteit en dat wat hen anders maakt dan alle anderen. Tegenover die modernes plaatst Kinneging de Europese Traditie, de anciens, Plato, Aristoteles, Augustinus en Thomas van Aquino, die een ander idee hadden van het goede leven. Volgens hen gaat het er niet om het maximale eruit te halen of jezelf te zijn en te ontplooien, maar de juiste maat te vinden in alles. De grondlegger van die traditie is Plato. ‘Plato is nog nooit zo actueel geweest als nu’, zegt Kinneging. ‘De cirkel is rond, want onze wereld lijkt meer op de zijne dan ze in de 2500 tussenliggende jaren ooit heeft gedaan. Ook hij leefde in een tijd van radicaal egalitarisme en libertarisme. Zijn kritiek daarop is maatgevend geworden voor de Europese Traditie.’
In tegenstelling tot wat over het algemeen beweerd wordt, typeert Kinneging de verlichting niet als het tijdperk van de rede. ‘Ik vind die misvatting opmerkelijk’, verklaart hij. ‘Kijk naar de filosofie van Plato, daarin staat de rede centraal, net zoals in die van Aristoteles, Augustinus en Thomas van Aquino. De verlichting is daarentegen het tijdperk van de begeerte. De rede neemt daarin een ondergeschikte plaats in, als instrument om het begeerde te bemachtigen. Ze is de slaaf van de begeertes, zegt de Schotse filosoof David Hume. De romantiek ging in dezen nog een stap verder en wantrouwde de rede geheel en al. Ze is niet in staat om de mens te doorgronden, zei hij, daarvoor hebben we het poëtische gevoel nodig. Als het moderne denken iets is, dan is het wel antirationeel.’
Maar wie heeft de mythe van de redelijke verlichting dan de wereld ingestuurd?
Andreas Kinneging: De verlichtingsdenkers zelf, die het denken van de traditie wilden desavoueren als irrationeel. Hun strijdkreet luidde ’tegen vooroordeel, onwetendheid en bijgeloof’. Een retorische truc die heel goed is gevallen. In werkelijkheid is niets onwetender en vol van vooroordeel en bijgeloof dan het verlichtingsdenken. Of het zou de romantiek moeten zijn, natuurlijk.
Dus politici die over de verlichting lopen te toeteren als wieg van de rede zitten er volstrekt naast?
Kinneging: Ja, de verlichting heeft de rede juist van de troon gestoten en heeft ze tot dienstmaagd van de begeerte gemaakt.
Maar wat is er fout aan de begeerte? Die is toch een wezenlijk onderdeel van de mens?
Kinneging: Dat spreekt voor zich, en voor een groot stuk ligt ons geluk daar ook. Niemand is er tegen, dat zou flauwekul zijn. Wat de verlichting doet in de persoon van Thomas Hobbes en na hem John Locke, Adam Smith en noem maar op, is de begeerte op de troon tillen. Dat is een grote fout. De begeertes zijn niet het hoogste, maar juist het minste in de ziel. Ze zijn alleen oké als ze door de rede en de wilskracht op hun plaats worden gehouden. Dan en alleen dan houdt de mens maat. De wereld van vandaag is echter voor een groot deel georiënteerd op de maximale begeertebevrediging oftewel nutsmaximalisatie. Onze politiek is primair gericht op het zo groot mogelijk maken van het bnp, zodat we met ons allen meer kunnen besteden en consumeren. En we hebben moeite om de wereld nog in andere termen te zien, waardoor we mensen die niet in de verlichting staan niet meer kunnen begrijpen, zoals moslims bijvoorbeeld. Zij spreken een andere taal. Iedere taal probeert de werkelijkheid te begrijpen. De vraag is alleen welke taal die werkelijkheid het best begrijpt.
Is het romantische ideaal van de zelfverwerkelijking dan niet mooi?
Kinneging: Nee. De cultus van de zelfverwerkelijking gaat ervan uit dat het zelf iets goeds is. De wortels van dat idee kunnen we tot bij Jean-Jacques Rousseau traceren. Maar is dat wel zo? De hele westerse traditie, Plato, Aristoteles, Augustinus en ga zo maar door, vindt alvast van niet. Zij zeiden dat je moet opletten met plezier en genot en dat je vaker pijn en smart moet opzoeken. Dan en alleen dan vind je wat voor jezelf en de gemeenschap het goede is. Kortom, niet doen waartoe je geneigd bent. In het christendom wordt diezelfde gedachte uitgedrukt in de notie van de zonde, dat er allerlei aandriften in ons zitten die niet deugen en waarnaar je je dus niet moet richten. Als dat je uitgangspunt is, kun je zelfverwerkelijking natuurlijk niet het ultieme goede vinden. Wiens taal is dan realistischer, moeten we ons afvragen, die van Plato, Aristoteles, Augustinus en Aquino? Of die van Rousseau, die zegt dat er alleen maar bloempjes vanbinnen zitten die je moet laten bloeien?
We zijn vergeten dat de notie van de zonde, of van het menselijk tekort zo u wilt, een wezenlijke bepaling is van de mens. Wat zeggen Hobbes en de verlichting? Dat begeertes geen zonde zijn. En volgens Rousseau en de romantiek was de erfzonde niet meer dan een mythe: de mens is van nature goed. Pas op, ik wil de verlichting en de romantiek niet volledig afwijzen. Er zitten mooie dingen in, alleen draven ze al snel door. Zowel de verlichting als de romantiek is in feite een legitimatie van het menselijk egoïsme. Egoïsme is gedurende de hele cultuurgeschiedenis als iets negatiefs gezien, maar nu is het opeens iets goeds. Volgens de verlichting danken we ons brood aan het egoïsme van de bakker en volgens de romantiek is het hoogste gebod trouw blijven aan onszelf.
Wat stellen Plato en het christendom daar dan tegenover?
Kinneging: Vrijheid en gelijkheid zijn de afgoden van het moderne denken. Vraag aan om het even wie naar zijn hoogste waarden en hij zegt: vrijheid en gelijkheid. Waarbij rechts vrijheid bovenaan plaatst en links gelijkheid. Als je kijkt naar de traditie, zie je dat die het niet of nauwelijks heeft over vrijheid en gelijkheid. Is ze dan voor onderdrukking en slavernij? Natuurlijk niet. De blikrichting is anders, gericht op andere waarden. Bijvoorbeeld op het belang van de discipline om de begeertes te temperen en het belang van hiërarchie: de ouderen en wijzeren moeten de jongeren en onbezonnenen leiden. De rede moet de begeertes in goede banen leiden. Nog belangrijker is de liefde voor de naaste en het Goede, Ware en Schone, die vraagt om zelfopoffering in plaats van de vrijheid en gelijkheid om jezelf te kunnen zijn en je begeertes te bevredigen.
U stelt vast dat religie verdwenen is uit onze wereld en dat de kunst al een halve eeuw naar een nieuwe adem zoekt omdat ze in feite niets meer te zeggen heeft. Volgens de Duitse romantische filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel zou het einde van de mens precies dit soort culturele warmtedood zijn.
Kinneging: Dat is dus de pessimistische conclusie. Ik had ook een boek kunnen schrijven met de boodschap dat het tijd wordt om rustig afscheid te nemen van elkaar, maar ik weiger me bij die pessimistische visie neer te leggen. Ik hou meer van een denker als Alexis de Tocqueville die zegt dat er een grote kans is dat het fout zal aflopen met de mens maar tegelijkertijd gelooft dat het nog iets kan worden als we ons best maar doen.
Het feminisme leidt tot allerlei vormen van chaos. Het is werkelijkheidsvreemd.
En wat is dan een goed mens?
Kinneging: Volgens de traditie is dat een deugdzaam mens. Plato definieert die deugdzaamheid als rechtvaardigheid, verstandigheid, moed en matigheid. Aristoteles voegde daar grootheid van ziel en een sociale deugd als vriendelijkheid aan toe. Augustinus en vooral Thomas werkten het allemaal nog verder uit, waarbij de zelfopofferende liefde bovenaan kwam te staan. Heeft John Stuart Mill gelijk wanneer hij zegt dat gelijke vrijheid het hoogste goed is en dat je maar lekker moet doen waar je zin in hebt zolang je anderen niet schaadt? Of leidt dat alleen maar tot stuurloosheid en ongeluk?
Waarom willen we toch allemaal zo gelukkig zijn vandaag?
Kinneging: Omdat dat het enige doel is wat overblijft als je denkt dat het goede, ware en schone niet bestaan. Alles gaat dan draaien om het zelf en zijn geluksgevoel. De traditie spreekt ook vaak over geluk. Maar dan slaat het op een gelukt leven. Dat is een leven dat zo goed mogelijk in overeenstemming is met de objectieve criteria van het ware, goede en schone. Geluk in de zin van je gelukkig voelen is in de traditie geen belangrijk en zeker niet het hoogste criterium. Of je je gelukkig voelt, is niet de vraag. Je moet het goede doen, in waarheid leven en de schoonheid zoeken. Bij dat alles gaat het om de juiste maat vinden.
Maar waar ligt de juiste maat?
Kinneging: Niet in de mens zelf. Er is een maat die in de werkelijkheid zit en die we dus niet zelf bepalen, net zoals we onze schoenmaat niet zelf bepalen, of hoeveel en welk voedsel goed voor ons is.
Is de mens dan niet de maat van alle dingen, zoals Protagoras al zei?
Kinneging: Natuurlijk niet. Daar is het allemaal fout beginnen te lopen. De maat is inherent in de werkelijkheid. Het goede, ware en schone, ook wel God genoemd, is de maat.
Maar hoe weten we dan wat de maat is?
Kinneging: We zitten om te beginnen altijd in Plato’s grot en zien alleen maar een schaduw van de realiteit. We zijn dus veroordeeld tot tasten en zoeken. Hoe leer je je maat kennen wanneer je naar een kleerwinkel gaat? Door een en ander uit te proberen. Zo is het met alles. Het maatgevoel moet zich ontwikkelen. Steeds weer is de opgave maat houden. En als het eens misgaat, probeer je het daarna gewoon weer opnieuw.
Ja, maar nu geeft u wel een heel makkelijk voorbeeld. Als het over goed en kwaad gaat, ligt dat toch veel minder voor de hand?
Kinneging: Stel dat ik vijftig studenten heb en tentamens moet nakijken. Cijfers zijn daarbij een poging om de juiste maat te hanteren. Je kunt dat om allerlei redenen slecht doen. Omdat je ongeïnteresseerd nakijkt, te moe bent of geen tijd hebt. Je kunt ook partijdig zijn of gevoelig voor vrouwelijk schoon. Dat is dus allemaal niet de bedoeling. Dat is geen maat houden. De bedoeling is dat je elk tentamen met aandacht nakijkt en becijfert op basis van zijn merites. Kunnen wij mensen dat perfect goed doen? Nee, helaas. We schieten altijd tekort. Maar die juiste maat bestaat wel en moet voor ons het richtsnoer zijn, een poolster aan de hemel. Niet de begeertes of het jezelf zijn. Niet vrijheid en gelijkheid. Stel dat ik tegen mijn studenten zeg: ‘Jullie zijn allemaal gelijk en dus krijgen jullie van mij allemaal een vier, of ik zeg: jullie krijgen allemaal een tien.’ Dan beseffen ze heel goed hoe onrechtvaardig dat is.
Is die onzichtbare maat universeel of cultureel bepaald?
Kinneging: Er zijn culturen waarin het getuigt van tact om na een lekkere maaltijd een flinke boer te laten. Dat is natuurlijk cultureel bepaald. Maar je mag niet bij dat uiterlijke fenomeen blijven hangen. Wat zit erachter, moet je je afvragen. Dan kom je uit bij de beleefdheid. En dat is een aspect van de maat. Die is universeel. We vinden het heel moeilijk om voorbij de uiterlijkheden te raken: een boer laten, wel of niet een hand geven et cetera. Die geven frictie. We moeten dus verder kijken dan onze neus lang is.
Is die maat van Plato, Aristoteles, Augustinus en Thomas van Aquino geen witte, mannelijke maat?
Kinneging: Nee. Deugden zijn voor iedereen even belangrijk. Ze staan trouwens ook centraal in het denken over de mens in de islam, het hindoeïsme, het boeddhisme en het confucianisme. Je kunt wel zeggen dat er naast de deugden die voor iedereen gelden, ook deugden zijn die voor mannen of voor vrouwen of voor kinderen een specifieke inkleuring krijgen. Mannen en vrouwen zijn nu eenmaal naar lichaam en geest verschillend en dat maakt dat ook hun deugden tot op zekere hoogte verschillen. De Amerikaanse psychologe en feministe Carol Gilligan noemde ooit de loyaliteit een vrouwelijke deugd en de rechtvaardigheid een mannelijke. Dat is iets om goed over na te denken, want de samenleving heeft beide nodig. Hetzelfde zou men kunnen zeggen van de zorgzaamheid en de manhaftigheid die nodig zijn om je naasten te beschermen. Dat het feminisme weigert om over dergelijke dingen na te denken, komt omdat het de waarde van de gelijkheid heeft verabsoluteerd. Dat leidt tot allerlei vormen van chaos, in de ziel en in de samenleving. Het feminisme is dus werkelijkheidsvreemd, mateloos.
Is de huidige coronacrisis ook een gevolg van onze mateloosheid?
Kinneging: Ja, natuurlijk, dat heeft zo ongebreideld om zich heen kunnen slaan door onze tomeloze begeerte. De wereldmarkt en het wereldtoerisme maken dat ook allerlei nare virussen zich razendsnel over de wereldbol verspreiden. Wat dat betreft, past de crisis heel goed bij de andere crisisverschijnselen die een gevolg zijn van het steeds maar meer, groter en verder willen. De Grieken noemden dat pleonexia, en zagen het als een van de meest problematisch kanten van de mens.
Sommige mensen dromen van een andere samenleving en een andere economie na de crisis, misschien wel een van matiging. Gelooft u daar ook in?
Kinneging: Je zou het hopen, maar ik vrees van niet. Daarvoor maakt die crisis te weinig indruk. Mensen worden pas wakker als ze echt pijn gaan lijden. Dus eerst moet het nog veel slechter worden. Wat zou het goed zijn als de winkels wat vaker dicht waren en we meer tijd en rust hadden voor elkaar, om ons te bezinnen, goede boeken te lezen en na te denken over de vraag hoe te leven. Maar ik vrees dat de meeste mensen de afgelopen maanden toch vooral veel televisie hebben gekeken, en overmatig hebben gegeten. Wat we nu meemaken, beschouwen we graag als abnormaal. We willen zo snel mogelijk ons oude haastige leventje weer hervatten en zo druk zijn dat we niet met de grote vragen worden geconfronteerd.
De geest van de verlichting en de romantiek laat zich blijkbaar niet zo makkelijk weer in de fles duwen?
Kinneging: Steeds meer mensen voelen dat er iets scheef zit en ze willen weten wat ze eraan kunnen doen. Maar ze hebben de taal er nog niet voor. Ze zitten gevangen in de taal van de verlichting en de romantiek. Boeken zoals de mijne kunnen helpen hen uit die gevangenis te bevrijden.
Andreas Kinneging
– Eindhoven, 1962
– Studeerde politieke wetenschappen, filosofie en rechten
– Promoveerde in 1994 op een proefschrift getiteld Aristocracy, Antiquity, and History
– Werd in 2004 hoogleraar rechtsfilosofie aan de universiteit van Leiden
– Kreeg in 2006 de Socratesprijs voor het beste filosofieboek van het jaar voor de essaybundel Geografie van goed en kwaad
– Publiceerde in 2011 de eerste integrale Nederlandse vertaling van Tocquevilles meesterwerk Over de democratie in Amerika.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier