Piraten van de sultan

Van de 16de tot in de 19de eeuw roven en plunderen Barbarijse zeerovers uit Noord-Afrika de kusten van Spanje, Italië en Frankrijk. Houtsnede van ca. 1835.

Eeuwenlang zijn zij de schrik van de Middellandse Zee: de Barbarijse maar van een geopolitiek confl ict. In strikte zin zeerovers uit Noord-Afrika. Hun overvallen zijn geen uiting van een cultureel, zijn ze dan ook geen zeerovers, maar kapers.

Eindelijk richting thuishaven! Op de Hoffnung bidt de bemanning voor een voorspoedige overtocht. Het zeilschip steekt maart 1724 in het Franse Nantes in zee, met Hamburg als bestemming. Tot de bemanning behoort ook de vijft ienjarige Hark Olufs van het Noord-Friese eiland Amrum, toen Deens bezit. Redenen om te bidden zijn er vele: stormen, windstiltes, blikseminslagen en besmettelijke ziekten. Maar niets jaagt meer vrees aan dan de Barbarijse zeerovers.

Die maken de Middellandse Zee en de Europese westkust onveilig en opereren vanuit Noord-Afrika, het ‘Berberse kustland’, dat zich van Tripolis via Tunis en Algiers uitstrekt tot in Marokko. Van de 16de tot in de 19de eeuw teisteren zij de gehele zeevaart onder christelijke vlag.

Hark Olufs en zijn maats zullen opgelucht geweest zijn toen ze de Franse kust achter zich lieten. Weliswaar hadden de zeerovers ook wel Engelse kustplaatsen aangevallen, maar dat waren uitzonderlijke staaltjes van bijzonder waaghalzige kapiteins. Hoe verder de Hoffnung noordwaarts zeilt, des te veiliger de zeelieden zich voelen.

Brutaalweg jagend tot voor de zuidwestkust van Engeland

Maar dan is het op slag gedaan met de rust aan boord. Ter hoogte van de Scilly-eilanden voor de zuidwestkust van Engeland ontdekt de uitkijk een verdacht schip, dat op de Hoffnung afgezeild komt. De man slaat alarm en er breekt paniek uit aan boord. Het is duidelijk dat een ‘Turkse kaper’ het op het schip gemunt heet. De mannen weten wat hun wacht als ze daaraan ten prooi vallen: slavernij, kerker en dwangarbeid. Maar als ze het gevecht aangaan, zetten ze hun leven op het spel. Een duivels dilemma.

Ze zijn maar met z’n zevenen, de aanvallers zwaar in de meerderheid. Op de Middellandse Zee prefereren de ‘Barbarijsen’ door slaven geroeide galeien, maar op de Atlantische Oceaan zeilschepen. Waar de Europeanen met hun scheepsgeschut voor het gevecht op afstand kiezen, gaan de sterk bemande kaperschepen gelijk tot enteren over, wel wetende dat de zuinige reders hun scheepsbemanning zo klein mogelijk houden om op de gages te besparen. Olufs en zijn maats begrijpen meteen dat verzet zinloos is en geven zich over. Ze kiezen simpelweg voor overleven. Ze worden met schip en al opgebracht naar Algiers.

Piraterij als onderdeel van ’s sultans zeeoorlog tegen de christenen

Die stad had sinds de 16de eeuw in alle christelijke landen de reputatie van een waar piratennest. Net als Tripolis en Tunis leefde Algiers van de piraterij op de Middellandse Zee en het daaraan grenzende deel van de Atlantische Oceaan. Omdat de steden en het omliggende land tot het Ottomaanse rijk behoorden, werden de piraten in Europa meestal ‘rovers van de Turken’ genoemd. Vaak genoeg werd er opgeroepen tot een ‘kruistocht’ tegen deze steden, al was het maar omdat de sultan in Constantinopel zijn eigen doelen met de piraterij nastreefde. Inderdaad vochten de zeerovers ook in naam van de sultan tegen Spanjaarden, Venetianen en andere christelijke zeemachten. De Maltezer ridders en Spaanse vrijbuiters gaven hun met de kruisvlag in top partij. Toch speelden in geen van beide kampen religieuze motieven de hoofdrol – buit was het allerbelangrijkst. Christelijke overlopers, de zogeheten renegaten, zagen er dan ook geen been in om in naam van de aartsvijand de kaapvaart te bedrijven. Engelsen, Nederlanders, Grieken en Italianen maakten onder Barbarijse vlag carrière als ‘rais’ (zo heetten de gezagvoerders van Barbarijse kaapvaarders) – zolang ze de plaatselijke heerser maar zijn deel in de buit afstonden. Daarvoor hadden deze heersers overal steunpunten ingericht, die tevens dienst deden als afzetmarkt voor de rest van de buit.

Gesel van de Europese zeevaart Uit naam van de sultan voeren de Noord-Afrikaanse zeerovers oorlog tegen Spanje, maar ook tegen het huis Habsburg en andere vijandelijke christelijke naties.
Gesel van de Europese zeevaart Uit naam van de sultan voeren de Noord-Afrikaanse zeerovers oorlog tegen Spanje, maar ook tegen het huis Habsburg en andere vijandelijke christelijke naties.

In de 16de eeuw richtten de zeerovers zich vooral op de Spaanse en Italiaanse kust, waar ze de dorpen plunderden en met een schip vol buit en gevangenen net zo snel verdwenen als ze gekomen waren. In de 17de eeuw waagden ze zich ook op de Atlantische Oceaan en in de 18de eeuw overvielen ze zelfs IJsland.

Ter zee maakten ze vooral jacht op christelijke koopvaarders, die ze vaak door misleiding met valse vlag tot op geringe afstand wisten te naderden. De Barbarijse zeerovers waren bij tijd en wijle zo succesvol, dat ze de Mediterrane handel grote schade toebrachten. Veel Europese mogendheden probeerden dan ook met Algiers, Tunis en Tripolis tot een vergelijk te komen – en betaalden daar dan een astronomische schatting voor. Zo waren ze tenminste zeker dat een schip onder hun vlag niet overvallen werd.

De zeerovers werden niet alleen rijk door de verkoop van geroofde goederen en schepen, maar verdienden ook flink aan hun gevangenen. Ontvoerde zeelieden, passagiers en bewoners van kuststreken belandden op de slavenmarkt – of dienden als middel om een losgeld af te dwingen. Tijdgenoten hadden het niet voor niets over het ‘witte goud’. Rond het midden van de 18de eeuw zouden er in Algiers alleen al zo’n 40.000 christenen gevangen gezeten hebben. In westerse steden werden slavenfondsen opgezet om ontvoerde zeelieden vrij te kopen. Dat hield uiteraard de handel aan de gang.

Ook Hark Olufs, de jongen van Amrum, belandt op de slavenmarkt. De eerste dagen in Algiers zullen hem wel een danige cultuurshock bezorgd hebben. Op de slavenmarkt heerst een ontzettend tumult. Verkopers schreeuwen zich de longen uit het lijf, spelen wild gebarend handjeklap. Olufs wekt de belangstelling van een koper. Duizend Lübeckse mark betaalt die voor hem. Een knecht op Amrum verdient nog geen vijftig mark per jaar, een schoolmeester ongeveer 120. Olufs is meer dan 22 ossen waard!

Een dag later wordt hij al doorverkocht, met tien procent winst. Nog eens twee weken later gaat Olufs opnieuw in andere handen over. Hij is nu eigendom van de bei van Constantine, die in naam van Algiers heerst over deze stad in het binnenland. Olufs vader, die voor de helt eigenaar van de Hoffnung is, hoort pas weken na de overval wat zijn zoon overkomen is. Hij wil de jongen vrijkopen, maar heeft daar niet de middelen voor. Jarenlang doet hij alles om het geld bij elkaar te krijgen.

Intussen leidt zijn zoon bij de Berbers geen slecht leven. De bei is streng, maar ook ruimhartig. ‘Toen ik bij hem in dienst kwam, was hij al een heer op hoge leeft ijd, maar nog steeds een heethoofd. […] het was een moedig man, met de nodige oorlogservaring […],’ schrijft Olufs later in zijn memoires. Aan het hof van de bei maakt Olufs snel carrière. Hij dient als lakei, schatbewaarder, commandant van de lijfwacht en uiteindelijk als generaal van de ruiterij.

Slaaf, schatbewaarder, generaal, spion: een sprookje als uit 1001 nacht

Na tien jaar heeft Hark Olufs’ vader eindelijk de verlangde 800 mark bij elkaar. Alleen is het door een vergissing in Algiers niet Hark die de thuisreis aanvaardt, maar een soldaat uit Bremen. Hark krijgt van de verwisseling niets mee. Hij kan zich trouwens prima redden intussen. In de oorlog die de bei tegen Tunis voert, gaat hij op een riskante missie. Hij doet zich voor als overloper en spioneert uitvoerig in Tunis, om met een schat aan strategische informatie naar de bei terug te keren. Die schenkt Olufs daarvoor de vrijheid.

Nu kan Hark eindelijk een brief naar huis sturen: het gaat hem goed, hij heet carrière gemaakt en een aardig kapitaal vergaard. Ook mag hij nu ‘hoop op een volkomen verlossing’ koesteren. Begin 1736 neemt de grijze bei met een omarming afscheid van zijn voormalige slaaf. Olufs reist via Algiers en Marseille naar Hamburg. Harks vader herkent hem niet meer. Hem staat nog de veertienjarige jongen voor ogen, maar nu heeft hij een corpulente, gespierde kerel in vreemde, dure kleren voor zich.

Op 25 april 1736 betreedt Hark Olufs weer zijn geboortegrond. Heel het eiland Amrum verbaast zich: als scheepsjongen werd hij ontvoerd, als rijk man keert hij terug. Zelfs de Deense koning ontvangt hem en wil zijn avonturen horen. Of er tijdens dit onderhoud ook over een mogelijke expeditie tegen de Barbarijse zeerovers gesproken werd? In 1746 stuurt de koning in elk geval een eskader oorlogsschepen naar Algiers. Hij wil de bei ertoe brengen een vredesverdrag te sluiten. Een jaar later heeft hij succes: de vrede met de Barbarijsen is het gesprek van de dag in Denemarken. Hark Olufs profiteert van alle aandacht voor Noord-Afrika en publiceert zijn memoires. In 1747 verschijnt zijn boek Sonderbare Avanturien. Het is als een verhaal uit duizend-en-een nacht: een scheepsjongen die gevangen genomen wordt, tot slaaf gemaakt en dan opklimt tot generaal om ten slotte rijk aan geld en herinneringen huiswaarts te keren.

'Wit goud' Twee ordebroeders van de Mercedariërs kopen gevangenen vrij uit handen van de Barbarijse zeerovers.
‘Wit goud’ Twee ordebroeders van de Mercedariërs kopen gevangenen vrij uit handen van de Barbarijse zeerovers.

MEER WETEN?

L. van den Broek en M. Jacobs (red.), Christenslaven. De slavernij-ervaringen van Cornelis Stout in Algiers (1678-1680) en Maria ter Meetelen in Marokko (1731-1743). Walburg Pers 2006

Lees ook: https://www.nrc.nl/nieuws/1990/12/28/met-volle-zeilen-razen-wij-voort-het-zeemanskerkhof-6951391-a505322

Enteren! De Barbarijse zeerovers bedienen zich op de Middellandse Zee graag van galeien, door slaven geroeid. Op de Atlantische Oceaan kiezen ze voor zeilschepen.
Enteren! De Barbarijse zeerovers bedienen zich op de Middellandse Zee graag van galeien, door slaven geroeid. Op de Atlantische Oceaan kiezen ze voor zeilschepen.© BEELDBRON: BRIDGEMAN/PRIVATE COLLECTION/PETER NEWARK HISTORICAL PICTURES, INTERFOTO/NATIONAL MARITIME MUSEUM LONDON, INTERFOTO/P

Partner Content